Romenu heeft recent een mooie carrière switch gemaakt. Helaas zal ik met ingang vandaag dan wel wat minder tijd voor dit blog krijgen. Dat gaat echter, verwacht ik, niet ten koste van de dagelijkse berichten, maar wel van de “volledigheid”. Dus minder dichters / schrijvers per keer. Van deze gelegenheid wil ik meteen gebruik maken het nog steeds groeiende aantal vaste bezoekers te bedanken voor hun interesse en voor de complimenten die ik tot nu toe al mocht ontvangen. Terzake:
Alfred de Musset werd geboren op 11 december 1810 in Parijs. De Musset rondde zijn middelbare schooltijd met succes af en begon achtereenvolgens met studies in de rechten en de geneeskunde, die hij beide al vlug opgaf om het leven van een jonge dandy te leiden in de romantische cenakels. Daar maakte de Musset kennis met andere nieuwe dichters en schrijvers zoals Victor Hugo, Alfred de Vigny, Prosper Mérimée en Sainte-Beuve. Zijn eerste originele werk, de verzenbundel Contes d’Espagne et d’Italie, werd in 1829 gepubliceerd en was een onmiddellijk succes. Deze verzenbundel bevatte ook een van zijn bekendste gedichten: Ballade à la lune. Na zijn eerste verzenbundel richtte de Musset zich op het theater. In 1830 bracht hij zijn eerste stuk, La Nuit vénitienne ou Les Noces de Laurette op de planken. Dit stuk was echter totaal geen succes. Sommigen opperen de mogelijkheid dat er een sterke oppositie tegen zijn stuk was georganiseerd. De Musset reageerde hierop in een manier die tekenend is voor zijn karakter. Daar waar een ander schrijver, zeker van zijn genie, misschien het publiek verder zou hebben bestookt met zijn stukken, gaf de Musset het op, vervuld met afschuw door zijn falen. Vanaf dan schreef Musset enkel nog toneelstukken die bestemd waren om te worden gelezen. Medio 1833 begon de Musset een stormachtige verhouding met de Franse schrijfster George Sand. De verhouding was zeer passioneel, maar eindigde abrupt in maart 1834 in Venetië. Deze op de klippen gelopen relatie betekende een grote klap voor de Musset en gaf aan zijn genie een soort van pijnlijke maturiteit. Hij toonde zijn gevoelens van wrangheid en desillusie. Die bitterheid vindt men terug in zijn misschien wel bekendste werken: in de toneelstukken uit de periode 1833-34 (Caprices de Marianne, Lorenzaccio, On ne badine pas avec l’amour) en in de vier grote gedichten van Les Nuits (1835-37), die een ware kroniek van zijn gevoelens vormen. Uiteindelijk zal zijn relatie met Sand ook zijn weg vinden naar de Mussets proza, nl. in de quasi autobiografische roman La Confession d’un enfant du siècle (1836).
Tristesse
J’ai perdu ma force et ma vie,
Et mes amis et ma gaieté;
J’ai perdu jusqu’à la fierté
Qui faisait croire à mon génie.
Quand j’ai connu la Vérité,
J’ai cru que c’était une amie;
Quand je l’ai comprise et sentie,
J’en étais déjà dégoûté.
Et pourtant elle est éternelle,
Et ceux qui se sont passés d’elle
Ici-bas ont tout ignoré.
Dieu parle, il faut qu’on lui réponde.
Le seul bien qui me reste au monde
Est d’avoir quelquefois pleuré.
La nuit
Quand la lune blanche
S’accroche à la branche
Pour voir
Si quelque feu rouge
Dans l’horizon bouge
Le soir,
Fol alors qui livre
A la nuit son livre
Savant,
Son pied aux collines,
Et ses mandolines
Au vent ;
Fol qui dit un conte,
Car minuit qui compte
Le temps,
Passe avec le prince
Des sabbats qui grince
Des dents.
L’amant qui compare
Quelque beauté rare
Au jour,
Tire une ballade
De son coeur malade
D’amour.
Mais voici dans l’ombre
Qu’une ronde sombre
Se fait,
L’enfer autour danse,
Tous dans un silence
Parfait.
Tout pendu de Grève,
Tout Juif mort soulève
Son front,
Tous noyés des havres
Pressent leurs cadavres
En rond.
Et les âmes feues
Joignent leurs mains bleues
Sans os ;
Lui tranquille chante
D’une voix touchante
Ses maux.
Mais lorsque sa harpe,
Où flotte une écharpe,
Se tait,
Il veut fuir… La danse
L’entoure en silence
Parfait.
Le cercle l’embrasse,
Son pied s’entrelace
Aux morts,
Sa tête se brise
Sur la terre grise !
Alors
La ronde contente,
En ris éclatante,
Le prend ;
Tout mort sans rancune
Trouve au clair de lune
Son rang.
Car la lune blanche
S’accroche à la branche
Pour voir
Si quelque feu rouge
Dans l’horizon bouge
Le soir.!
Alfred de Musset (11 december 1810 – 2 mei 1857)
De Russische schrijver en historicus Aleksandr Isajevitsj Solzjenitsyn werd geboren in Kislovodskb op 11 december 1918. In 1970 ontving Solzjenitsyn de Nobelprijs voor de Literatuur. Dankzij zijn monumentale werk De Goelag archipel (verschenen in Parijs tussen 1973 en 1975) kon de grotere buitenwereld kennisnemen van de werkkampen in de Sovjet-Unie, de Goelag. Overigens had hij al in Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj over de goelag geschreven en nog eerder (in 1951) had Gustaw Herling-Grudziński over zijn ervaringen in de goelag geschreven. Na publicatie van de eerste delen werd de schrijver gearresteerd en in 1974 uitgewezen. Via Zwitserland kwam Solzjenitsyn in 1976 uiteindelijk in de Amerikaanse staat Vermont terecht.Onder partijleider Michail Gorbatsjov ontspande de situatie in de Sovjet-Unie zich: vanaf 1989 mochten er weer werken van Solzjenitsyn verschijnen en de schrijver kreeg in 1990 het staatsburgerschap terug. Vier jaar later, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, keerde hij naar Rusland terug.
Uit: One Day in the Life of Ivan Denisovich
“The hammer banged reveille on the rail outside camp HQ at five o’clock as always. Time to get up. The ragged noise was muffled by ice two fingers thick on the windows and soon died away. Too cold for the warder to go on hammering.
The jangling stopped. Outside, it was still as dark as when Shukhov had gotten up in the night to use the latrine bucket — pitch-black, except for three yellow lights visible from the window, two in the perimeter, one inside the camp.
For some reason they were slow unlocking the hut, and he couldn’t hear the usual sound of the orderlies mounting the latrine bucket on poles to carry it out.
Shukhov never overslept. He was always up at the call. That way he had an hour and a half all to himself before work parade — time for a man who knew his way around to earn a bit on the side. He could stitch covers for somebody’s mittens from a piece of old lining. Take some rich foreman his felt boots while he was still in his bunk (save him hopping around barefoot, fishing them out of the heap after drying). Rush round the storerooms looking for odd jobs — sweeping up or running errands. Go to the mess to stack bowls and carry them to the washers-up. You’d get something to eat, but there were too many volunteers, swarms of them. And the worst of it was that if there was anything left in a bowl, you couldn’t help licking it. Shukhov never for a moment forgot what his first foreman, Kuzyomin, had told him. An old camp wolf, twelve years inside by 1943. One day around the campfire in a forest clearing he told the reinforcements fresh from the front, “It’s the law of the taiga here, men. But a man can live here, just like anywhere else. Know who croaks first? The guy who licks out bowls, puts his faith in the sick bay, or squeals to godfather.”
Aleksandr Solzjenitsyn (Kislovodskb, 11 december 1918)
De Egyptische schrijver Naguib Mahfouz werd geboren op 11 december 1911 in Caïro. Hij was een van de meest vooraanstaande intellectuelen uit de Arabische wereld. Hij is vooral bekend van zijn sociaal-realistische romans.Tot zijn bekendste romans behoren “Tussen twee paleizen”, “Paleis van verlangen” en “Suikersteeg”, een trilogie die zich afspeelt in een oude wijk van Caïro. Met “De kinderen van onze wijk” zorgde Mahfouz in 1959 voor ophef. Het boek over geloof en valse leerstellingen werd door islamitische critici bestempeld als “godslasterlijk”. Hij noemde “het plooien van het klassieke Arabische naar de eisen van de moderne vertellingen” dan ook zijn zwaarste strijd. Mahfouz schreef meer dan vijftig boeken. In 1994 overleefde hij een moordaanslag van een religieuze fanaticus. Mahfouz stierf op 30 augustus 2006.
Uit: Zaabalawi (1965)
“Zaabalawi!” he said, frowning in concentration, “You need him? God be with you, for who knows, I Zaabalawi, where you are?”
“Doesn’t he visit you?” I asked eagerly.
“He visited me some time ago. He might well come now; on the other hand I mightn’t see him till death!”
I gave an audible sigh and asked:
“What made him like that?”
He took up his lute. “Such are saints or they would not be saints,” he said laughing.
“Do those who need him suffer as I do?”
“Such suffering is part of the cure!”
Zie ook mijn Blog van 30 augustus 2006.
Naguib Mahfouz (11 december 1911 – 30 augustus 2006)