De dichteres en schrijfster Vita Sackville-West werd geboren op 9 maart 1892 in een oude aristocratische familie die Knole House in Kent, Zuid-Oost Engeland in bezit hadden. Vita was het enige kind van Lionel Edward, derde lord Sackville en Victoria Josepha Dolores Catalina Sackville-West. Ze genoot een privé-opleiding en als kind begon ze met het schrijven van gedichten. Ze schreef haar eerste gedicht op 11-jarige leeftijd. Tussen 1906 en 1910 schreef Vita 8 romans en 5 toneelstukken. Chatterton, een drama bestaande uit drie aktes, is privé uitgegeven en verscheen in 1909. In 1913 trouwde Vita met de diplomaat, schrijver en criticus Harold Nicolson, met wie ze een lange tijd in Perzië woonde, en waarmee ze uiteindelijk op Sissinghurst Castle in Kent ging wonen. In het begin speelde ze ondanks haar gevoelens voor vrouwen haar rol als trouwe echtgenote, totdat Harold bekende dat hij relaties met mannen had. Het huwelijk bleef ondanks hun beider homoseksuele affaires in stand. Vita en Harold kregen twee kinderen, de latere kunstcriticus Benedict en de schrijver Nigel Nicolson. In 1923 stelde de kunstcriticus Clive Bell Vita voor aan Virginia Woolf en de twee werden geliefden. In de dertiger jaren publiceerde Vita Sackville-West The Edwardians (1930), ALL Passion spent (1931) en Family history (1932) die bestsellers werden.
Uit: Letters from Vita Sackville-West
“To Virginia Woolf, January 29, 1927
Near Hanover
My darling
I hoped I should wake up less depressed this morning, but I didn’t. I went to bed last night as black as a sweep. The awful dreariness of Westphalia makes it worse: factory towns, mounds of slag, flat country, and some patches of dirty snow. And you are going to the Webbs. Well, well….
Why aren’t you with me? Oh, why? I do want you so frightfully.
The only thing which gives me any pleasure is Leigh’s get-up. He has bought a short sheepskin coat, in which he evidently thinks he looks like a Hungarian shepherd, but horn-rimmed glasses and a rather loud pair of plus-fours destroy this effect. Dottie on the other hand has appeared in a very long fur-coat, down to the ankles, so thick as to make her quite round; she looks like a Russian grand-duke. We are all rather cross, and have rows about luggage. I want more than ever to travel with you; it seems to me now the height of my desire, and I get into despair wondering how it can ever be realised. Can it, do you think? Oh my lovely Virginia, it is dreadful how I miss you, and everything that everybody says seems flat and stupid.
I do hope more and more that you won’t go to America, I am sure it would be too tiring for you, and anyway I am sure you wouldn’t like it. Come to Beirut instead??”
Vita Sackville-West (9 maart 1892 – 2 juni 1962)
De Nederlandse schrijver en dichter Simon Heere Heeresma werd geboren in Amsterdam op 9 maart 1932. Hij debuteerde in 1954 met de dichtbundel Kinderkamer, maar maakte furore in de jaren 60 en 70 binnen de provogeneratie. Vooral zijn Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming uit 1973 werden goed ontvangen. Hij schrijft in realistische huis-, tuin- en keukentaal. Heeresma’s schreef een spionageroman Teneinde in Dublin (1969). Een dagje naar het strand (1962) werd tweemaal verfilmd: in 1969 door Roman Polanski en in 1984 door Theo van Gogh.
Uit: Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp
“En daar was vader. De donderende slag waarmee deze de keukendeur achter zich dicht gooide deed het meubilair trillen. Vaders vrolijke bas schalde door het huis en knallend sloeg hij moeder op d’r gat.
‘Ondeugd!’ schreeuwde moeder en dreigde vader met de pollelepel waarbij de soep over haar hand liep.
Glimlachend zag hij het aan. Hij hield er van wanneer vader in een puik humeurtje was. Zo vaak kwam dat niet voor. Streep aan de balk.
‘Zo jan lul!’
‘Dag vader.’ Hij reikte vader de hand en kromp in elkaar toen deze hem even in zijn eeltknuist drukte.
‘Eten!’ riep vader.
‘Trek eerst je duffelse jekker uit en was je jatten, man,’ zei moeder.
‘Deze vuiligheid op m’n kleren en m’n lichaam is tenminste door eerlijk werk verkregen,’ meende vader.
‘Daar behoef je ons toch niet de dupe van te laten worden.’
Mopperend verdween vader in de slaapkamer.
‘Vlug jongen, de pannen naar binnen.’
Hij greep al toe. Ha, andijvie.
‘Soep!’ riep hij door de dichte slaapkamerdeur.
‘Vader, vandaag beginnen we
met soep!’
‘Wat voor soep?’ klonk het dof door het triplex.
‘Mochetone!’ antwoordde moeder. Ze zat al en vulde de borden.
De slaapkamerdeur ging open. ‘Wat zeg je nou?’ wilde vader weten, onderwijl het oude pyamajasje dichtknopend waar moeder vader het liefst thuis in zag.
‘Mochetone!’ zei moeder ongeduldig.
‘Mochetone,’ Vader schudde het hoofd. En ook hij viel stil. ‘Wat is dat?’ wilde vader weten.
‘Soep,’ zei moeder. ‘Dat zie je toch!’ en ze wees naar hun borden.
‘Ruikt eigenaardig,’ vond vader en roerde in de slierten. ‘Hoe zei je ook weer dat het heette.’
‘Pochonne,’ liet moeder weten.
‘Je zei anders zonet wat anders.’
‘Kom man. Eten!’ Moeders haar viel in slierten over haar voorhoofd. ‘Het is gewoon eens iets nieuws. Iets buitenlands. Dat kan toch ook lekker zijn.’
Heere Heeresma (Amsterdam, 9 maart 1932)
De Nederlandse dichter en prozaïst Ed Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. ‘s-Gravenhage 1910 – 1 maart Amsterdam 1970), dichter en. Hij debuteerde in 1936 met ‘ Het keerpunt’. Hoornik Werkte mee aan tijdschriften als Criterium en De Gids. Van 1943 tot 45 zat hij vast in Dachau. Zijn werk kwam geheel in het teken te staan van de confrontatie met de dood, die hij tijdens de oorlog van zeer dichtbij had meegemaakt in het concentratiekamp Dachau, en het schuldcomplex dat hij had, dat van de overlevende. Behalve in poëzie werkte hij deze tragische uitgangspunten uit in enkele korte romans (o.m. De overlevende, 1958), en in vrije verzen geschreven toneelstukken (o.m. De bezoeker, 1953).
Requiem
Te Middelharnis is een kind verdronken.
Sober berichtje in het avondblad:
’t stond bij een hooiberg die had vlam gevat
en bij een zolderschuit, die was gezonken.
Zes dagen heeft het in mij nageklonken.
Op het kantoor vroeg men: zeg, heb je wat?
Ik werkte door, maar steeds weer hoorde ik dat:
te Middelharnis is een kind verdronken.
En kranten waaien weg en zijn verouderd,
de dagen korten, nachten worden kouder,
maar over ’t water komt zijn kleine stem.
-Te Middelharnis, denk ik, ‘k denk aan hem
en bed zijn hoofdje tussen hart en schouder,
en zing voor hem dit lichte requiem.
Woeste-hoeve
De zomermiddag is als haar zoo blond;
het huis ligt hoog achter de steenen trappen;
door karrespooren ziet men kindren stappen;
soms ploft een appel hoorbaar op den grond.
Kleine insecten zingen om mijn mond
en om mijn oren en mijn stugge haren,
die eenmaal zacht als die van meisjes waren,
toen moeder lachend er een strik in bond
Als gij beseffen gaat, dat d’avond valt,
de herfst gaat waaien, en het pad versmalt,
zamel de appels in de ronde manden;
bouwt u een huis met ijzersterke wanden,
waarboven streren als karbonkels branden,
een Woeste Hoeve als een vuist gebald
Ed Hoornik (9 maart 1910 – 1 maart 1970)
De Nederlandse romanschrijfster en columniste Heleen van Royen werd geboren in Amsterdam op 9 maart 1965. is. Ze is getrouwd met de televisiepresentator Ton van Royen Ze woont in Portugal.Toen ze 13 was pleegde haar vader zelfmoord door zich in de Sloterplas te verdrinken. Ze volgde het vwo en studeerde daarna te Utrecht aan de School voor Journalistiek. Ze studeerde in 1987 af, en werkte vervolgens onder meer bij het Haarlems Dagblad en bij Radio Noord-Holland. In 2000 debuteerde ze als romanschrijfster met De Gelukkige Huisvrouw.
Uit: Volkskrant Weblog (15 februari 2006)
“Gisteravond alvast 454 boeken gesigneerd. Ik mag niet klagen, maar ik doe het toch. Ik lijd. Ik lijd onder mijn succes. Succes kan een mens doodongelukkig maken, het kan aan je vreten, het kan je slopen, ja, lach gerust, ga je gang, maar het is waar. Die hele bullshit van gisteren, over de parkiet en het vliegtuig en de reis naar Nederland was een afleidingsmanoeuvre. Er was geen woord van gelogen, maar wat ik niet schreef, wat ik niet dúrfde of wilde schrijven, was de andere kant van de waarh
eid. Het is nu laat, te laat voor de waarheid, te laat voor een verkenning van de flinterdunne grens tussen de leugen en het echte leven, ik weet niet meer waar de leugen eindigt en het leven begint, ik weet wel dat het nu beter is om even te rusten, om te slapen. Morgen meer.”
Heleen van Royen (Amsterdam, 9 maart 1965)
De Duitse dichteres Agnes Miegel werd op 9 maart 1879 in Königsberg geboren. Zij wordt beschouwd als misschien wel de grootste vrouwelijke dichteres van balladen. Vooral in haar geboortestreek Oost Pruisen is zij niet vergeten. Zij vluchtte echter in 1945 naar Denemarken en leefde sinds 1948 in Bad Nenndorf. Zij werkte als journaliste en was vanaf 1927 zelfstandig schrijfster. In 1916 ontving ze de Kleistprijs en in 1940 de Goetheprijs van de stad Frankfurt am Main.
Heimweh
Ich hörte heute morgen
am Klippenhang die Stare schon.
Sie sangen wie daheim,
und doch war es ein andrer Ton.
Und blaue Veilchen blühten
auf allen Hügeln bis zur See.
In meiner Heimat Feldern
liegt in den Furchen noch der Schnee.
In meiner Stadt im Norden
stehn sieben Brücken, grau und greis,
an ihre morschen Pfähle
treibt dumpf und schütternd jetzt das Eis.
Und über grauen Wolken
es fein und engelslieblich klingt –
und meiner Heimat Kinder
verstehen, was die erste Lerche singt
Agnes Miegel (9 maart 1879 – 26 oktober 1964)
De Italiaanse schrijver Umberto Saba werd geboren op 9 maart 1883 in Triëst. Hij noemde zijn eigen dichtwerk ‘een soort Odyssee van een man van onze tijd’. Naast poëzie schreef Saba verhalen, essayistische fragmenten, en vele brieven. Zijn vroegste verhalen beschrijven de wereld van zijn jeugd: de ‘wonderbaarlijke’, kosmopolitische stad die Triëst was, het leven in de joodse wijk. In de dreigende atmosfeer van de jaren dertig begon hij met het schrijven van korte en ultrakorte prozafragmenten, de Breviaturen en kleine verhalen, waarin hij op de Italiaanse en Europese actualiteit inhaakte en zich een scherp moralist betoont. Ook schreef hij de kleine roman Ernesto, het met grote gevoeligheid vastgelegde verslag van de eerste ervaringen van een jongen met volwassen worden en seksualiteit.
Groentewinkel
Groenten en fruit, de kleuren van het mooie
seizoen. Enkele manden waarin zoete
vlezige vruchten de begeerte wekken.
Er komt een knaap met blote benen binnen,
gebiedend, en weg is hij weer.
De kleine
bescheiden winkel lijkt opeens heel duister,
grijs als een moeder.
Buiten, in het zonlicht,
spoedt hij zich weg, lichtvoetig, met zijn schaduw.
Vertaald door Ike Cialona
Umberto Saba (9 maart 1883 – 25 augustus 1957)
De Oostenrijkse schrijver Peter Altenberg werd geboren op 9 maart 1859 in Wenen als Richard Engländer. Peter Altenberg was het grootste Original in de Weense literatuur. Waar tijdgenoten meer kozen voor de pose van de schrijver als het chique, afstandelijke heertje, was Altenberg een bekend, en alom geliefd stadgenoot, die geen onderscheid maakte tussen hoog en laag, kunst en kitsch, schrijven en leven. Altenberg sprak met iedereen, Stadtmitte, Ringstrasse of Vorstadt, literator of prostituée. Er weefden zich veel verhalen om deze man heen, die zichzelf nauwelijks kon redden, maar bij zijn dood wel 100.000 Kronen op zijn rekening bleek te hebben. Midden jaren tachtig vervreemdde Altenberg van zijn familie en ging hij steeds meer het leven van een bohémien leiden. Hij werd eerst stamgast in Café Griensteidl, later in Café Central; het laatste Kaffeehaus gaf hij zelfs als thuisadres op. Hier zag hij de andere auteurs van Jung Wien – Alfred Polgar, Arthur Schnitzler. Ook vond hij er zijn grootste vrienden, bewonderaars en promotors: Hermann Bahr, de cultuurhistoricus Erich Friedell, architect Adolf Loos, en met name schrijver Karl Kraus (“Herr Karl”), die vaak voor hem zorgde. Zijn aanleg en ongeregelde levenswijze zorgden ervoor dat Altenberg steeds meer depressieve en paranoïde klachten kreeg. Alcohol speelde ook een rol, al geloofde Altenberg dat men zich eerder dood at.
Kaffeehaus
Du hast Sorgen, sei es diese, sei es jene – ins Kaffeehaus!
Sie kann, aus irgend einem, wenn auch noch so plausiblen Grunde, nicht zu dir kommen
ins Kaffeehaus!
Du hast zerrissene Stiefel – – Kaffeehaus!
Du hast 400 Kronen Gehalt und gibst 500 aus – – Kaffeehaus!
Du bist korrekt sparsam und gönnst Dir nichts – – Kaffeehaus!
Du bist Beamter und wärest gern Arzt geworden – – Kaffeehaus!
Du findest Keine, die Dir passt – – Kaffeehaus!
Du stehst innerlich vor dem Selbstmord – – Kaffeehaus!
Du hasst und verachtest die Menschen und kannst sie dennoch nicht missen — Kaffeehaus!
Man kreditiert Dir nirgends mehr – – Kaffeehaus!
Peter Altenberg (9 maart 1859 – 8 januari 1919)