Astrid Roemer, Edwin Morgan, Cecil Day Lewis

De Surinaamse schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. In 1966 vertrok zij naar Nederland, maar zij keerde terug naar haar geboorteland om daar te werken als onderwijzeres. In 1975 vestigde zij zich opnieuw in Nederland. Zij debuteerde in 1970 onder het pseudoniem Zamani met de poëziebundel Sasa Mijn actuele zijn. De in 1974 verschenen roman Neem mij terug Suriname werd in Suriname uitermate populair. Hij geeft een klassieke emigrantenthematiek: de ontheemding van een Surinamer in Nederland en zijn terugverlangen. Met de novelle De wereld heeft gezicht verloren (1975) hield Roemer zich voor het eerst bezig met wat later haar hoofdproblematiek zou worden: het mysterie van het vrouw-zijn.

 

Uit: Lola of het lied van de lente

 

“Haar ogen gaan naar de klok die precies boven het voeteneinde van het ledikant hangt – ze neemt de tijd en het bijbelwoord van de dag mee uit de slaapkamer. Niets bedenkt ze om het citaat heen – het is reeds duidelijk zoals het er staat en net zo onontkoombaar als het feit dat het acht uur is.

Terwijl ze een vierkante tafel met de zijkant van een hand stofvrij maakt, laat ze het gezicht van het bezoek toe: een vrouwenhoofd, ovaal en op de bekende plekken bijgesteld met kosmetika. Hoewel ze in de loop van veertig jaar honderden soorten heeft aangestaard kan zij zich vrij precies herinneren bij welk gezicht een bepaalde kwestie hoort. De vrouw die voor twee uur geboekt staat heeft een konflikt met haar zoon, betreffende een identiteitsprobleem – volgens de huisdokter. Met de vlakke hand strijkt ze het kleed glad over de tafel; het is smetteloos wit en stijf gestreken als een linnen servet. Uit de la van een hoog wandmeubel trekt ze een stofdoek; ze slaat hem ruw uit, alsof ze de gedachten die haar overvallen afschudt – en gaat geruisloos langs het houtwerk, de glazen deurtjes en de accessoires die deze en gene haar wilden geven uit dankbaarheid voor de bewezen diensten. Het meeste heeft ze weggegeven bij verjaardagen van kennissen, anders was haar woning in een pakhuis veranderd.

Als ze met de doek bij de kozijnen komt trekt ze de gordijnen open – donkerrood zijn ze en van dicht fluweel. Er valt licht op het meubilair en met de glasgordijnen voor de ruiten lijken de ramen op schilderijen. Ze kijkt graag naar buiten op elk uur van de dag; het licht is er steeds anders, maar de fragmenten van gebouwen, bomen en lucht die tussen het raamwerk vallen kan ze dromen. Ze slaat de stofdoek weer uit: dat kind dat de hoer is gaan uithangen om haar familie te bewijzen hoeveel mannen ze kan krijgen – ze ziet steeds dát gezicht wanneer ze aan de middagafspraak denkt.

De telefoon – ze aarzelt en besluit toch op te nemen. Te laat. Er is neergelegd. Even staat ze nog met de hoorn in de hand; alsof ze in gedachten is verzonken wrijft ze met de doek over het apparaat. Zodra ze de hoorn op de haak drukt rinkelt het door de woonkamer – ze schrikt en neemt meteen op.”

 

AstridRoemer

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920.  Hij was de eerste Poet Laureate van Glasgow en werd in 2004 de eerste nationale dichter van Schotland: The Scots makar.

 

Absence

My shadow —
I woke to a wind swirling the curtains light and dark
and the birds twittering on the roofs, I lay cold
in the early light in my room high over London.
What fear was it that made the wind sound like a fire
so that I got up and looked out half-asleep
at the calm rows of street-lights fading far below?
Without fire
Only the wind blew.
But in the dream I woke from, you
came running through the traffic, tugging me, clinging
to my elbow, your eyes spoke
what I could not grasp —
Nothing, if you were here!

The wind of the early quiet
merges slowly now with a thousand rolling wheels.
The lights are out, the air is loud.
It is an ordinary January day.
My shadow, do you hear the streets?
Are you at my heels? Are you here?
And I throw back the sheets.

 

 

One Cigarette

No smoke without you, my fire.
After you left,
your cigarette glowed on in my ashtray
and sent up a long thread of such quiet grey
I smiled to wonder who would believe its signal
of so much love. One cigarette
in the non-smoker’s tray.
As the last spire
trembles up, a sudden draught
blows it winding into my face.
Is it smell, is it taste?
You are here again, and I am drunk on your tobacco lips.
Out with the light.
Let the smoke lie back in the dark.
Till I hear the very ash
sigh down among the flowers of brass
I’ll breathe, and long past midnight, your last kiss.

 

Morgan

Edwin Morgan (Glasgow, 27 april 1920)

 

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Hij studeerde in Oxford, waar hij behoorde tot een kring van marxistische dichters als W.H. Auden, Stephen Spender en Louis MacNeice. Na WO II wendde hij zich af van het marxisme. In 1968 werd hij Poet Laureate.

 

Consider These, for We Have Condemned Them

 Consider these, for we have condemned them;
Leaders to no sure land, guides their bearings lost
Or in league with robbers have reversed the signposts,
Disrespectful to ancestors, irresponsible to heirs,
Born barren , a freak growth, root in rubble,
Fruitlessly blossoming, whose foliage suffocates,
Their sap is sluggish, they reject the sun.

The man with his tongue in his cheek, the woman
With her heart in the wrong place, unhandsome, unwholesome;
Have exposed the new-born to worse than weather,
Exiled the honest and sacked the seer.
These drowned the farms to form a pleasure-lake,
In time of drought they drain the reservoir
Through private pipes for baths and sprinklers.

Getters not begetters; gainers not beginners;
Whiners, no winners; no triers, betrayers;
Who steer by no star, whose moon means nothing.
Daily denying, unable to dig:
At bay in villas from blood relations,
Counters of spoons and content with cushions
They pray for peace, they hand down disaster.

They that take the bribe shall perish by the bribe,
Dying of dry rot, ending in asylums,
A curse to children, a charge on the state.
But still their fears and frenzies infect us;
Drug nor isolation will cure this cancer;
It is now or never, the hour of the knife,
The break with the past, the major operation

 

DAY-LEWIS

Cecil Day Lewis (Ballintogher, 27 april 1904)