De Amerikaanse schrijfster en vertaalster Lillian Hellman werd geboren op 20 juni 1905 in New Orleans. Zij studeerde aan de universiteit van New York. Lillian brak haar studie af en trad in dienst bij een uitgeverij. Van 1925 tot 1932 was Hellman getrouwd met de toneelschrijver Arthur Kober. Tijdens haar huwelijk ontstond een relatie met Dashiell Hammett. Deze relatie hield stand tot de dood van Hammett in 1961. Het eerste toneelstuk van Lillian Hellman was “The children’s hour” (1934) over het effect van de leugen van een kind over de lesbische relatie van twee leraressen op een kostschool. Het veel geprezen “The little foxes” (1939) gaat over de koude en geldgraaiende familie Hubbard. Andere toneelstukken van Lillian Hellman zijn: “Watch on the Rhine” (1941), “The searching wind” (1944) en “Toys in the attic” (1960). Bovendien schreef Lillian haar memoires in drie delen: “An unfinished woman” (1969), “Pentimento” (1973) en “Scoundrel time” (1976).
Uit: Scoundrel Time
“I owned and lived in a lovely neo-Georgian house on East 82nd Street, with one tenant above me. As in most such houses, visitors rang a downstairs bell and then were asked to announce themselves into an instrument. It had never been possible to hear anything but garble from the instrument, so I had grown tired of it and long before had taken to pressing the bell when anyone rang and waiting for the small elevator to rise to my floor. An over-respectable-looking black man, a Sunday deacon, in a suit that was so correct-incorrect that it could be worn only by somebody who didn’t want to be noticed, stood in the elevator, his hat politely removed. He asked me if I was Lillian Hellman. I agreed to that and asked who he was. He handed me an envelope and said he was there to serve a subpoena from the House Un-American Activities Committee. I opened the envelope and read the subpoena. I said, “Smart to choose a black man for this job. You like it?” and slammed the door.
I sat with the subpoena for perhaps an hour, alone in the house, not wishing to talk to anybody. There it was, and for some reason there seemed to me nothing to hurry about. I took to looking at the last few days’ mail, some of it already dictated for a secretary who came twice a week, some of it yet to be answered.”
Lillian Hellman (20 juni 1905 – 30 juni 1984)
De Duitse schrijver, dichter en kunstenaar Kurt Schwitters werd geboren op 20 juni 1887 in Hannover. Zie ook mijn blog van 20 juni 2006.
An eine Zeichnung Marc Chagalls
Gedicht 28
Spielkarte leiert Fisch, der Kopf im Fenster.
Der Tierkopf giert die Flasche.
Am Hüpfemund.
Mann ohne Kopf.
Hand wedelt saure Messer.
Spielkarte Fisch verschwenden Knödel Flasche.
Und eine Tischschublade.
Blöde.
Und innig rundet Knopf am Tisch.
Fisch drückt den Tisch, der Magen übelt Schwerterstrich.
Ein Säuferstiel augt dumm das klage Tier,
Die Augen lechzen sehr den Duft der Flasche.
Regen
Regen tönen Tropfen triefen
Triefen Pfützen Bäche Brunnen
Spritzen Wasser sprengen Fluten
Klatschen feuchten Wirbel fallen
Wirbel Wasser Wolken Häuser
Fallen Bäume fallen Brücken
Wirbel Wasser Wolken Massen
Baden erde fallen Tropfen
regen
Regen
Tropfen
Tropfen
Regen
Regen
Tropfen tropft Tropfen auf Tropfen zu Tropfen
Silber mit silbernem Klopfen zu Klopfen
Spiegel des Wassers zerbrechen zu Tropfen
Kreise durch Kreise zerkreisen zu Tropfen
Blätter durch Kreise zerkreisen zu Tropfen
Blätter erzittern erwarten die Tropfen
Licht zu erglänzen durch klopfende Tropfen
De Nederlandse schrijver Carel van Nievelt werd op 20 juni 1843 geboren in Delfshaven, als zoon van een boekhandelaar. Hij studeerde bestuurskunde in Delft en vertrok als 23-jarige naar Indië als bestuursambtenaar, waar hij slechts enkele jaren verbleef. Vanwege gezondheidsproblemen keerde hij naar Nederland terug. Daar was hij jarenlang actief als journalist, redacteur en literair recensent bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant en Het Nieuws van den Dag. Zijn recensies werden gebundeld als Literarische Interludiën (1891) en Uit de poppenkraam onzer romantiek (1903), onder het pseudoniem J. van den Oude. Hij was getrouwd met een vrouw van Duitse afkomst en had een dochter. In 1895 verhuisde hij naar Wiesbaden in Duitsland, waar hij op 2 augustus 1913 stierf.
Uit: Uit de poppenkraam onzer romantiek (over Babel van Couperus)
“Tusschen zijne romans in werpt Couperus af en toe, met vorstelijke verkwisting van gedachten en beelden, eene sproke, eene allegorie, die hij schijnt te bestemmen voor de élite zijner lezers – voor hen, wier hoogere zin minder naar de smakelijke schaal der vertelling, dan naar de diepe kern der beteekenis verlangt. Zulk eene was er Psyche, was er Fidessa. Zulk eene is er nu weder Babel. En met deze sproken geeft deze dichter loutere poëmen in proza, zuivere rondingen van litterarisch scheppen, in welke niets is van de strekkingen en de strijdvragen, de persoonlijkheden en de hartstochtelijkheden onzes tijds, – niets dan eene dichterlijke gedachte in het kleed eener dichterlijke taal. Daarom zijn dit in onze litteratuur klare kleinoodiën, wier rijke kleurengeflonker en diepte van licht nog blikken aantrekken en boeien zullen, wanneer het breedere en zwaardere, het meer materiëele drijfwerk der romans misschien reeds lang in een hoek der vergetelheid zal bestoven staan. Voor het groote kind Publiek, dat altoos aan de knieën van eene Moeder de Gans wil zitten, zijn deze poëtische intermezzo’s kaviaar. Maar voor de litterarische fijnproevers zijn zij juist het êelste en keurigste, wat deze voorname geest, die niet dan met edel metaal en edele gesteenten te wrochten zich verwaardigt, hun voorzetten kan.”
Carel van Nievelt (20 juni 1843 – 2 augustus 1913)
De Franse dichteres Marceline Desbordes-Valmore werd geboren op 20 juni 1786 in Douai. Na de Franse Revolutie emigreerde haar familie naar Guadeloupe. Op haar zestiende kwam zij naar Franrijk terug en begon aan een carrière als zangeres. Zij zong o.a. aan de Opéra-Comique’ in Parijs en het Théâtre de la Monnaie in Brussel. In 1817 trouwde zij met haar tweede man, de acteur Prosper Lanchantin-Valmore. Zij publiceerde haar eerste dichterlijke werk, Élégies et Romances, in 1819. Door Baudelaire en Verlaine werden haar gedichten zeer bewonderd vanwege hun muzikaliteit en directheid.
Fleur d’enfance
L’haleine d’une fleur sauvage,
En passant tout près de mon coeur,
Vient de m’emporter au rivage,
Où naguère aussi j’étais fleur:
Comme au
fond d’un prisme où tout change,
Où tout se relève à mes yeux,
Je vois un enfant aux yeux d’ange:
C’était mon petit amoureux!
Parfum de sa neuvième année,
Je respire encor ton pouvoir;
Fleur à mon enfance donnée,
Je t’aime! comme son miroir.
Nos jours ont séparé leur trame,
Mais tu me rappelles ses yeux;
J’y regardais flotter mon âme:
C’était mon petit amoureux!
De blonds cheveux en auréole,
Un regard tout voilé d’azur,
Une brève et tendre parole,
Voilà son portrait jeune et pur:
Au seuil de ma pauvre chaumière
Quand il se sauvait de ses jeux,
Que ma petite âme était fière;
C’était mon petit amoureux!
Cette ombre qui joue à ma rive
Et se rapproche au moindre bruit,
Me suit, comme un filet d’eau vive,
A travers mon sentier détruit:
Chaste, elle me laisse autour d’elle
Enlacer un chant douloureux;
Hélas! ma seule ombre fidèle,
C’est vous! mon petit amoureux!
Femme! à qui ses lèvres timides
Ont dit ce qu’il semblait penser,
Au temps où nos lèvres humides
Se rencontraient sans se presser;
Vous! qui fûtes son doux Messie,
L’avez-vous rendu bien heureux?
Du coeur je vous en remercie:
C’était mon petit amoureux!
Marceline Desbordes-Valmore (20 juni 1786 – 23 juli 1859)
De Franse schrijver Jean-Claude Izzo werd geboren op 20 juni 1945 in Marseille. Al vanaf jeugdige leeftijd schreef hij gedichten en was hij politiek geëngageerd. Zijn grote doorbraak kwam met de publicatie van ‘Total Khéops’, in het Nederlands vertaald als ‘Teringzooi’. Het verscheen in 1995. Hij won verschillende prijzen. In 1996 verscheen ‘Chourmo’ en in 1998 ‘Solea’. Deze drie boeken staan ook wel bekend als ‘de Marseille-trilogie’. De schrijver overleed in 2000 aan de gevolgen van kanker.
Uit: Les marins perdus (1997)
“Loin, tout au bout, oublié au bout des quais, l’Aldébaran, qu’il ne voyait pas, était soumis à cette immobilité. Mais cela n’avait plus d’importance. D’ici tout lui paraissait soudainement futile. Il songea cela avec paresse, sans même faire l’effort de formuler cette pensée dans son esprit.
D’un pochon, il sortit un sandwich tomates, thon, olives et se mit à manger en prenant garde que l’huile ne dégouline pas sur ses doigts. Tout en mastiquant, il se laissa envahir par le bonheur simple, incompréhensible, qui descend du ciel sur la mer. Céphée lui donne la main. Ils viennent de se marier. Ils marchent en silence à travers les ruines de Byblos.
– Si j’ai une histoire, tu vois, elle commence là. Dans ces ruines. Quand Byblos redevient Jbeil.
Il lui raconte Jbeil. Le petit port méditerranéen des origines phocéennes. L’une des plus anciennes cités du monde.
– Selon une vieille légende, Adonis mourut dans les bras d’Astarté, au sources du fleuve Nar Ibrahim. Son sang fit naitre les anémones et teinta de rouge la rivière. Les larmes d’Astarté rendirent Adonis à la vie, irrigèrent et fertilisèrent la terre… Ma terre.
Céphée s’est serrée contre lui. Elle lève son visage vers le sien, elle sourit, puis l’embrasse sur la joue.
– Il est beau ton pays…
Le même bonheur coulait du ciel vers la mer. Il s’était dit alors que c’était ça, la seule gloire du monde. Le droit d’aimer sans mesure. Il avait envie d’étreindre le corps de Céphée, comme il l’avait fait ce jour là. De l’aimer dans les senteurs de figue et de jasmin.
Les souvenirs, les pensées reprenaient le dessus. Pourquoi ne pas retourner là-bas, à Byblos? Pour y vivre. Elle et lui, avec les enfants. Le Liban se reconstruisait, comme ne cessait de le lui seriner son frère Walid. Les touristes reviendraient, et le commerce allait renaître des cendres de la guerre. Walid avait de quoi investir. Avec ou sans lui, il investirait. Il tenait ça de son père, le goût pour les affaires. »
Jean-Claude Izzo (20 juni 1945 – 26 januari 2000)
De Russische dichter en schrijver Robert Ivanovich Rozhdestvensky werd geboren op 20 juni 1932 in Kosikha in het district Altai Krai. Hij brak met het sociaal-realisme van de jaren vijftig en zestig en was voorstander van een nieuwe, frissere en vrijere poëzie in de Sovjet Unie. In 1956 studeerde hij af aan het Literatuur Instituut Maxim Gorky. Ondanks zijn literaire opvatting bleef Rozhdestvenski altijd voorzichting met directe kritiek op de regering. Zo was het mogelijk dat hij in 1979 nog de Lenin Prijs ontving.
Before A New Leap
We live
in the Hall of Expectations.
All of us
all the time await
something. . .
At the home of the superior
the chauffeur is waiting,
playing
with a small key from the “Volga” car. . .
And here is a neat old man in pince-nez.
He is waiting.
He is going to Volgoda
to get some songs. . .
The old woman,
muttering something
about the pension,
blissfully smiles in her sleep. . .
The wife awaits her
meek
husband.
A teenage girl awaits love, –
she is very afraid.
And at the girl
is looking
a foreman,
and he has a whole hour
before the train. . .
The pilot is waiting for the turns
soon
around!
The teacher is awaiting
the solution of problems,
Children are waiting for
playtime.
Kholhozi
are awaiting
changes!. . .
Over the hollow world
it has been raining since morning.
Over the hollow world –
moving clouds. . .
We are waiting.
We know that:
it is time for us already
to leave the Hall of
Expectations
and enter the Hall of
Accomplishments. . .
We are waiting for openings.
We are calling friends.
We tell one another words
that are not sweet.
We live in the
Hall of Expectations!
But, while waiting,
we do not keep ourselves idle.
After us –
the broken silence!
After us –
our growing strength.
The awakened,
waiting country.
And the whole world,
frozen in expectation.
Vertaald door Katherine v. Imhof
Robert Rozhdestvensky (20 juni 1932 – 19 augustus 1994)
De Duitse dichteres, schrijfster en kunsthistorica Silke Andrea Schuemmer werd geboren op 20 juni 1973 in Aken. Daar studeerde zij tussen 1992 en 2001 ook kunstgeschiedenis, germanistiek en filosofie. Schuemmer schrijft romans, gedichten, essays en verhalen.
Werk o.a.: Triptychon oder Salzig schmeckt der Algenstrang (1996), Die Form des Fisches ist sein Wissen über das Wasser (1996), Remas Haus (2004)
Wind
I
Die Stille in der Luft lässt die Ähren taub
die Teiche trübe Augen sein
Die Halme stehn wie Borsten
nur eine Gänsehaut zieht übers Feld
Da ist kein Atem nicht ein Hauch
kaum ein Hund verlässt den Hof
Mit großen Fächern hebt man nur den Staub
wie eine Wand
Und die Schuhe wirft man hoch hinauf
und tritt damit die Wolken fast vom Himmel los
Keine Plage bringt der Wind mit sich
und frisst den Herbst vom Feld
nur Schuhwerk prasselt
den Leuten auf den Kopf
Silke Andrea Schuemmer (Aken, 20 juni 1973)