De Britse schrijfster Joanne Rowling werd geboren in Chipping Sodbury bij Bristol op 31 juli 1965. Rowling studeerde Frans en Klassieke Cultuur aan de universiteit van Exeter, waar ze in 1986 afstudeerde. Vervolgens had ze diverse kantoorbanen. In 1990 vertrok ze naar Portugal om Engels te onderwijzen. In Portugal ontmoette ze de TV-journalist Jorgue Arantes met wie ze trouwde. In 1993 werd haar eerste dochter Jessica geboren. Het huwelijk strandde en Joanne en haar dochter gingen in Edinburgh (Schotland) wonen. Ze schreef daar twee boeken voor volwassenen, die ze echter niet goed genoeg vond om naar een uitgever te sturen. In 1990 kwam ze tijdens een treinreis op een verhaal over een jonge tovenaar. Ze werkte de verhaallijnen uit tot een plot voor een zevendelige boekserie: Harry Potter was geboren. Uit: Harry Potter and the Sorcerer’s Stone “Nearly ten years had passed since the Dursleys had woken up to find their nephew on the front step, but Privet Drive had hardly changed at all. The sun rose on the same tidy front gardens and lit up the brass number four on the Dursleys’ front door; it crept into their living room, which was almost exactly the same as it had been on the night when Mr. Dursley had seen that fateful news report about the owls. Only the photographs on the mantelpiece really showed how much time had passed. Ten years ago, there had been lots of pictures of what looked like a large pink beach ball wearing different-colored bonnets ? but Dudley Dursley was no longer a baby, and now the photographs showed a large blond boy riding his first bicycle, on a carousel at the fair, playing a computer game with his father, being hugged and kissed by his mother. The room held no sign at all that another boy lived in the house, too. Yet Harry Potter was still there, asleep at the moment, but not for long. His Aunt Petunia was awake and it was her shrill voice that made the first noise of the day.” De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook mijn blog van 31 juli 2006. Uit: Rituelen “Tijd, leerde Inni die dag, was in het leven van Arnold Taads de vader van alles. Hij had de lege, gevaarlijke vlakte van de dag in allerlei precies afgemeten stukken verdeeld, en de grenspalen die aan het begin en het uiteinde van die stukken stonden bepaalden zijn dag met niets ontziende hardhandigheid. Als hij ouder was geweest had Inni zeker geweten dat de angst die Arnold Taads regeerde zijn tienden in uren wenste te ontvangen, uren, of halve uren, kwartieren, willekeurig aangebrachte breukpunten in dat onzichtbare element, waar we tijdens ons leven doorheen waden. Het was alsof iemand in de oneindige woestijn bij een bepaalde zandkorrel had afgesproken: daar alleen kon hij eten, lezen,- elke van die afgesproken zandkorrels riep met dwingende kracht zijn eigen complementaire activiteit op, tien millimeter verder brak het noodlot al aan. Iemand die tien minuten te vroeg of te laat kwam was niet meer welkom, de maniakale secondewijzer sloeg de eerste bladzijde om, speelde de eerste noot op de piano, of zette, zoals nu, op de laatste slag van zevenen een pan goulash op het vuur. De Italiaanse schrijver Primo Levi werd geboren op 31 juli 1919 in Turijn. Na het afronden van de middelbare school ging hij scheikunde studeren. Hij behaalde uitstekende resultaten, waardoor hij na zijn studie in de gelegenheid werd gesteld een proefschrift te schrijven. Doordat in het fascistische Italië de anti-joodse sentimenten voortdurend sterker werden en vanaf 1938 antisemitische wetten van kracht werden in Italië, kreeg Levi na zijn promotie geen betrekking aan de universiteit. Ook buiten de academische wereld slaagde hij er niet in een baan te vinden. Uiteindelijk kon hij onder een valse naam aan de slag in een klein laboratorium. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam aan zijn werk in het laboratorium een einde. Levi moest onderduiken en raakte in de zomer van 1942 betrokken bij het verzet. Op 13 december 1943 werd hij gearresteerd als lid van de Anti-Fascistische verzetsgroep ‘Giustizia e Liberta’, wat staat voor Recht en Vrijheid. Levi werd als Jood en verzetsstrijder gedeporteerd naar Auschwitz. Levi overleefde Auschwitz omdat hij als scheikundige een zogenoemde ‘bruikbare jood’ was. Over zijn tijd in het concentratiekamp schreef hij Se questo è un uomo (1958). Dit boek is in het Nederlands vertaald o Uit: Atempause (La Tregua, vertaald door Barbara en Robert Picht) “In den ersten Januartagen 1945 hatten die Deutschen unter dem Druck der inzwischen näher gerückten Roten Armee in aller Eile das schlesische Kohlebecken evakuiert. Während sie an anderen Orten unter ähnlichen Umständen nicht gezögert hatten, die Lager samt ihrer Insassen zu verbrennen oder durch Waffengewalt zu vernichten, verfuhren sie im Bezirk Auschwitz anders: Auf Befehl von oben (offenbar von Hitler persönlich diktiert) mußte jede arbeitsfähige Person, koste es, was es wolle, »geborgen« werden. Alle gesunden Häftlinge wurden deshalb unter grauenhaften Umständen nach Buchenwald und Mauthausen evakuiert, während man die Kranken sich selber überließ. Es gibt verschiedene Anzeichen für die Annahme, daß die Deutschen ursprünglich die Absicht hatten, keinen einzigen Menschen lebend in den Konzentrationslagern zurückzulassen; aber durch einen massiven nächtlichen Luftangriff und die Geschwindigkeit des russischen Vormarsches wurden sie veranlaßt, ihre Absicht zu ändern, ihr Werk unvollendet zu lassen und, ohne ihre Pflicht erfüllt zu haben, die Flucht zu ergreifen. De Franse schrijver Alain Nadaud werd geboren op 31 juli 1948 in Parijs. Hij studeerde letteren in Nanterres. Hij werkte voor de afdeling cultuur van de Franse ambassade in Tunesië en het Franse consulaat in Québec. Tegenwoordig verblijft hij weer in Tunesië. Hij schrijft novellen, essays en romans, waaronder ‘Archéologie du zéro’,(1984) ‘La Mémoire d’Erostrate’, (1992)‘Le Livre des malédictions’ (1995) en ‘La Fonte des glaces’ (2000) Uit: Le Vacillement du monde “Cependant, Louis Legrand n’avait nullement l’intention de confectionner une de ces sphères ridicules, ou l’un de ces petits meubles décoratifs, tout juste bons à faire impression dans un salon, et où l’on ne distingue rien de la découpe des continents ni de la vastitude des océans. Sans prétendre rivaliser non plus avec les mappemondes de Vicenzo Coronelli dont, par les fenêtres de l’Orangerie du Château de Versailles, il avait entraperçu l’une des gigantesques sphères juste avant son départ pour le Canada, qui, elle, frôlait bien les quatre mètres de diamètre, il avait néanmoins jeté son dévolu sur un vrai globe terrestre, de belles proportions, c’est-à-dire de six à sept pieds, et qui, dès lors qu’il serait installé sur son socle, mesurerait bien d’une fois et demie à deux fois sa hauteur.” De Oostenrijkse schrijver Peter Rosegger werd geboren op 31 juli 1843 in Alpl, Steiermark. Hij volgde een opleiding tot kleermaker en na een korte opleiding tot boekhandelaar in Laibach bezocht hij de Academie voor Handel en Industrie in Graz. In die tijd verscheen zijn eerste dichtbundel. Met behulp van beurzen startte hij een loopbaan als zelfstandig schrijver. In 1870 bood de uitgever Gustav Heckenast hem aan zijn werk uit te geven. In 1876 richtte Rosenegger het maandblad „Roseggers Heimgarten” op. Uit: Waldheimat „Beim Kreuzwirt auf der Höh’ saßen sie um den großen Tisch herum: Fuhrleute von oben und unten, Gewerbsleute von Pöllau und Vorau, Holzarbeiter vom Rabenwald und Masenberg, Grenzwächter von der ungarischen Markung. Mein Großvater, der Waldbauer von Alpel, war auch unter ihnen. Er war damals noch lange nicht mein Großvater, und ihm war sie voll und rund, die Welt, die später jedesmal ein Loch bekam, so oft eins der Seinigen nicht bei ihm war. So geht’s auf der Welt, man meint in jungen Jahren, welche Herzensgewalten noch in Zukunft schlummern. Und daß ich denn erzähle. Mein Großvater – Natz – Natz, wie er eigentlich hieß … nein, da ich einmal da bin, so will ich ihn doch lieber Großvater heißen schon in seiner Jugendzeit – mein Großvater also ging damals gerade »im Heiraten um«. Immer war er auf dem Viehhandel aus, oder im Getreidekauf, oder im Obstmostsuchen, oder im Wallfahrten, oder in diesem und jenem – und keinem Menschen sagte er’s, warum er eigentlich wanderte. Der hübschen Mägdelein und jungen Witwen gab es genug im Lande; mancher Bauer sagte, er gebe auch eine gute Aussteuer mit, bevor man noch wußte, daß er eine heiratsfähige Tochter habe. Aber mein Großvater war einer von denen, die nach etwas anderem gucken. Er hatte den Glauben, für jeden Mann gebe es nur ein Weib auf der Welt, und es käme für den Heiratslustigen darauf an, dasselbe aus allen anderen lächelnden und winkenden Weibern herauszufinden. Er hat nach jahrelanger Suche schließlich die rechte und einzige gefunden, Volgens de Franse Wikipedia is de Algerijnse, Franstalige schrijver Ahmed Zitouni geboren op 31 juli 1949 in Saïda, Algerije. Hij studeerde o.a. aan de l’Ecole Normale d’Oran en wilde docent wiskunde worden. Sinds 1973 leeft hij in Frankrijk.Zitouni heeft zich dertig jaar lang beziggehouden met de worsteling van immigranten in de westerse samenleving en de problematiek van de menselijke waardigheid in een multiculturele wereld. Hij schrijft zowel romans als essays. Uit : Une difficile fin de moi (1998) «Disparue la sensation de faim. Depuis plusieurs jours déjà. À la place, des gargouillis louches. Suivis de langueurs de l’organisme broutant de la torpeur. Comme un tranquille affadissement de viande. Impression de se recroqueviller en spasmes fatigués. Partie de moi, madame la faim. Pour toujours. Ce n’est qu’au troisième ou quatrième jour que s’estompent les symptômes provoqués par l’entêtement de cette grande dame, je le sais. je ne suis pas médecin pour rien. Prostration agréable. Engourdissement comparable à une plénitude conquise. je suis couché. Étendu sur le dos, dans mon lit. Tout habillé. Prêt à toute éventualité. Comme mon père guettant les bruits de moteurs et de bottes de la rafle qui viendrait le ravir au sommeil et aux siens. je suis couché et me surprends transvasé en gisant anonyme. Faible certes, mais plus lucide que jamais. Écoutant le dialogue entre mon corps se décomposant et mon esprit se recomposant. Ne pas s’inquiéter. Garder la tête froide. Délires, hallucinations, somnolences hachées: banalités, dans l’état qui est le mien. Pas de quoi paniquer ou se formaliser. Tout va pour le mieux dans le meilleur de mon monde. Failli fléchir au sortir d’un sommeil horizontal, à sa soudaine luminosité embrasant mes paupières, ou était-ce une absence qui n’avait rien de réparateur. Me suis vite ressaisi en me frottant les yeux. Non sans fierté d’ailleurs. Me suis promis de ne plus recommencer. Vigilance. Ne plus penser en médecin. Éviter, à l’avenir, de greffer mon corps et mon aux horloges médicales que j’exècre. Ne plus calculer le temps et les ravages de la dénutrition à partir de carences… lésions… symptômes… Tuer le médecin et penser en homme.«
“Een keer in de week maak ik eten,” zei Arnold Taads,” meestal een stoofpot. En soep. Ik maak precies genoeg, zeven maal voor mij, en eenmaal voor een gast. Komt er niemand, dan is dat voor Athos.” Het deed Inni genoegen dat hij de portie voor de hond opat – hij hield niet zo van honden, vooral niet als ze in zo’n verstikkende symbiose met hun baas leefden. Het sloeg kwart over zeven en ze gingen aan tafel.
(Hij at zoals hij liep, snel, met mechanische bewegingen, iemand die zich voedert. Als hij, dacht Inni, om welke reden dan ook plotseling opzij zou kijken, zou die onafhankelijke, door andere instanties bestuurde arm de vork in zijn wang prikken. Half acht, afruimen, koffie zetten. Kwart voor acht, koffie, ‘mijn vierde sigaret, de vijfde rook ik voor ik ga slapen.’ De zware geur van Black Beauty trok door de kamer.)”
nder de titel Is dit een mens. De eerste Nederlandse druk kwam uit in 1987. In 1963 volgt het boek La Tregua, in het Nederlands vertaald onder de titel Het respijt, dat in 1988 uitkwam. La Tregua werd in 1997 verfilmd door Francesco Rosi.
Wir waren etwa achthundert, die im Krankenbau von Buna-Monowitz zurückblieben. Davon starben ungefähr fünfhundert infolge ihrer Krankheiten, erfroren oder verhungerten, noch ehe die Russen kamen, und weitere zweihundert starben trotz aller Hilfe in den unmittelbar folgenden Tagen.“
aber nicht in der weiten Welt draußen, sondern ganz nahe – zehn Minuten seitab von seinem Vaterhause. Dort war sie eines Sonntags im langen Heidelbeerkraut herumgegangen, um für ihre Mutter Beeren zu sammeln. Das rotwangige Köpfel und vom Busen ein bescheidener Teil ragte hervor, alles andere stak im Kraut.“
J. K. Rowling, Cees Nooteboom, Primo Levi, Alain Nadaud, Peter Rosegger, Ahmed Zitouni
Joanne Rowling (Chipping Sodbury, 31 juli 1965)