Leon Uris, Radek Knapp, Rupert Brooke, Christoph Geiser, Leonhard Huizinga, Steven Millhauser

De Amerikaanse schrijver Leon Marcus Uris werd geboren in Baltimore op 3 augustus 1924. Als kind al schreef Uris graag verhalen; in 1950 kon hij een artikel over Amerikaans football kwijt aan het blad Esquire en vanaf toen was de geest uit de fles: Uris werd fulltime schrijver. In 1953 werd Battle Cry gepubliceerd, een verslag van zijn marine-ervaringen. Hij schreef zelf het script, waarvoor hij naar Hollywood verhuisde. Terloops produceerde hij ook een filmscript voor de western Gunfight at the O.K. Corral (1957). In 1955 kwam zijn boek Angry Hills uit, een spionageroman over een joodse brigade uit Palestina die met de Engelsen meevocht in Griekenland. Het boek werd in 1959 verfilmd met Robert Mitchum in de hoofdrol. In 1956 werd Uris oorlogscorrespondent tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog. In 1958 schreef hij zijn bestseller Exodus. In 1960 werd de film uitgebracht, maar Uris was het niet eens met de inhoud en distantieerde zich ervan.

Uit: Redemption

 

“1895

If the earth were flat, New Zealand would have fallen off it a long time ago, it’s that far from Ireland.

Can ever a man be more stricken and disoriented than a penniless immigrant, out of steerage, upon arrival in a land so far removed?

The canvas cots in the passenger hold of the tramp steamer Nova Scotia were stacked so tight a man could not roll over or even sleep on his side. Heat from the adjoining boiler room often drove him on deck in any weather to keep from fainting. After he forced down the slop fed him in a zoolike manner, he’d head for the railing, often as not.

When the hills behind Lyttelton came into view ninety-two days after departure from Derry, Liam Larkin dropped to his knees and thanked the first thirty or forty saints who came to mind.

He wobbled down the gangplank, one of God’s forgotten miseries, where he presented himself, pale and trembling, to his sponsor, Squire Bert Hargrove. A lot of the lads landed skinny and shaken from the long voyage, but as Bert looked Liam over, he thought he’d bought himself a bad nag. At least Liam Larkin and Bert Hargrove shared enough of a basic language so they could understand one another . . . barely.

Certain he was in for three years of Caribbean-like slave labor, the anxiety ebbed from Liam into a state that resembled euphoria.

Liam shared a clean bunkhouse with a wooden floor and a heating stove with six other station hands. Three of them were paddies like himself, contracted for forty months’ labor to pay off their passage. In actual fact, Liam was replacing one who was about to strike out on his own. So, by God, maybe it wasn’t going to be total slavery.” 

 

leon-uris

Leon Uris (3 augustus 1924 – 21 juni 2003)

 

De Pools-Oostenrijkse schrijver Radek Knapp werd geboren op 3 augustus 1964 in Warschau. Hij groeide op in Polen bij zijn grootouders tot hij in 1976 zijn moeder naar Wenen volgde. Daar studeerde hij aan de universiteit filosofie. Zijn doorbraak als schrijver kwam in 1994 met de verhalenbundel Franio. Hij kreeg er de Aspekte literatuurprijs voor. Ook zijn volgende romans  „Ente à l’orange, „Herrn Kukas Empfehlungen“ en „Papiertiger“ waren succesvol.

 

Uit: Herrn Kukas Empfehlungen

 

„Von mir aus können Sie bleiben, Waldi. Nur zahlen müssen Sie gleich heute.“ Sie nahm einen Schluck Kaffee und wischte sich die Hände ab. „Na ja, ist ja wahr. Ich habe nichts gegen Ausländer. Im Gegenteil, ich find, die Wiener sollten richtig froh sein, daß die Ausländer zu uns kommen und uns die schwersten Hacken abnehmen. Klo putzen, Straßen kehren und Zeitungen verkaufen, das ist nichts für uns, weil wir ja so feine Leute sind. Und trotzdem haben wir die Ausländer nicht besonders gern. Es liegt daran, daß viele Schlawiner zu uns kommen und euch, den guten Ausländern, den Ruf verderben. Die arbeiten hier ein bißchen, päppeln drüben in Rumänien mit unseren Kinderbeihilfen ihre Geschroppen auf, damit die schnell groß werden und unseren Julius Meinl ausräumen können. Aber ich weiß, daß es auch brave wie euch gibt. Bolek ist Diplomingenieur und wird immer kräftiger, und der Lothar geht auf die Uni und spricht schon so gut Deutsch. Und wegen euch wähl ich die FPÖ. Damit nicht noch mehr Neger ins Land kommen und euch die Arbeit wegnehmen. Denn ohne Arbeit gibt es kein Geld, und ohne Geld habt ihr nichts zum Beißen, könnt ihr keine Miete zahlen und müßt am Ende auf der Kärntnerstraße Blockflöte spielen.“

 

knapp_gross

Radek Knapp (Warschau, 3 augustus 1964)

 

De Britse dichter Rupert Chawner Brooke werd geboren in Rugby, Engeland, op 3 augustus 1887. Brooke begon met het schrijven van poëzie toen hij nog op school zat in Rugby. Zijn eerste bundel, Poems, werd gepubliceerd in 1911. Zijn dichterstalent werd bewonderd, maar ook zijn knappe uiterlijke verschijning. De dichter William Butler Yeats omschreef hem als ‘de knapste jongeman in Engeland’. De bundel 1914 and Other Poems verscheen in 1915. De oorlogssonnetten maakten diepe indruk. Na een reis door Europa was Brooke voor het uitbreken van de WO I teruggekeerd naar Engeland en had hij dienst genomen bij de marine. In 1915 vertrok hij op expeditie naar de Dardanellen, maar aan de militaire campagne zou hij niet deelnemen: hij overleed aan bloedvergiftiging door een geïnfecteerde muggenbeet en werd begraven op het eiland Skyros Zie ook mijn blog van 3 augustus 2006.

 

The Dead

These hearts were woven of human joys and cares,
Washed marvellously with sorrow, swift to mirth.
The years had given them kindness. Dawn was theirs,
And sunset, and the colours of the earth.
These had seen movement, and heard music; known
Slumber and waking; loved; gone proudly friended;
Felt the quick stir of wonder; sat alone;
Touched flowers and furs and cheeks. All this is ended.

 

There are waters blown by changing winds to laughter
And lit by the rich skies, all day. And after,
Frost, with a gesture, stays the waves that dance
And wandering loveliness. He leaves a white
Unbroken glory, a gathered radiance,
A width, a shining peace, under the night.

 

 

 

The Treasure

 When colour goes home into the eyes,
And lights that shine are shut again,
With dancing girls and sweet bird’s cries
Behind the gateways of the brain;
And that no-place which gave them birth, shall close
The rainbow and the rose:—

 

Still may Time hold some golden space
Where I’ll unpack that scented store
Of song and flower and sky and face,
And count, and touch, and turn them o’er,
Musing upon them: as a mother, who
Has watched her children all the rich day through,
Sits, quiet-handed, in the fading light,
When children sleep, ere night.

 

brooke_sm

Rupert Brooke (3 augustus 1887 – 23 april 1915)

 

De Zwitserse schrijver Christoph Geiser werd geboren op 3 augustus 1949 in Basel. Hij studeerde sociologie aan de universiteiten van Breisgau en Basel. Hij brak zijn studie af en moest ook nog enkele maanden gevangenisstraf uitzitten wegens dienstweigering. Daarna werkte hij als journalist en als medeoprichter van het tijdschrift Drehpunkt. Sinds 1982 leeft hij als zelfstandig schrijver in Bern. Geisers gedichten en proz stonden aanvankelijk onder invloed van Brecht en Kafka en handelden over verstoorde familieverhoudingen. Sinds het midden van de jaren tachtig en sinds zijn eigen coming out als homosexueel kwam het zwaartepunt van zijn thematiek meer te liggen op het bespreekbaar maken van sexuele obsessies.

 

Uit: Über Wasser

Nein – ich erblickte die Statue der Freiheitsgöttin nicht wie in einem plötzlich stärker gewordenen Sonnenlicht, und um ihre Gestalt wehten nicht die freien Lüfte: sondern schmierige, bräunliche Nebel, und die wehten nicht; schwebten nicht einmal; hingen bestenfalls und verschleierten die Gestalt, und nichts ragte empor und schon gar nicht wie neuerdings. Eine verwahrloste Person in einem schäbigen Mantel; ein Gespenst im dreckigen Dunst, bodenlos, dessen Umrisse sich im Fernglas erst allmählich abzeichneten, ein Schemen – ein Un-Kenntliches: kennte man’s nicht – und dahinter: finstere Klötze, klobige Schatten, in luftigem Schmutz. Wie auf einer alten, ja uralten, schier gänzlich verblichenen Daguerreotypie, oder wie von Anselm Kiefer.
Ohne Fernglas nur Smog, von Regenschlieren verschmiert.
Um sechs Uhr früh hatte mich der Kapitän übers Bordtelephon auf die Brücke gerufen: Haben Sie nicht verschlafen? Es gibt frischen Kaffee.
Seit fünf war ich auf den Beinen. Die Lichter hatten mich geweckt, plötzlich Lichter am Himmel, weiße und rote, und eins nach dem andern, die Lichter lan
dender Flugzeuge: als wollten die alle, alle Flugzeuge der Welt, und schon in aller Frühe, hier landen. Ja, wo denn? Wo kommen die her, so urplötzlich? Warum landen … ausgerechnet … hier?! Lichter einer Landzunge im Bullauge, steuerbord. Ein Schiff! beleuchtet wie ’n schwimmender Christbaum … ist ja typisch! It’s the law, mutmaßlich … und noch eins. So ist es wohl Zeit. Höchste Zeit, an Deck zu gehen – denn ein Bullauge bietet der Natur gemäß nur beschränkt Ausblick.

Achtern die Lichter der Lotsen-Station – dafür brauchen die hier ein schwimmendes Haus?! – und ein kleines Schnellboot, das eilig zu der schier wohnlich leuchtenden pilot station zurückfuhr. Der Lotse also schon an Bord. Und – es regnete! und in Strömen.“

 

geiser

Christoph Geiser (Basel, 3 augustus 1949)

 

De Nederlandse schrijver Leonhard Huizinga werd geboren op 3 augustus 1906 in Groningen. Leonhard was de zoon van de cultuurhistoricus Johan Huizinga. Hij studeerde rechten en maakte enkele reizen door Azië en Afrika. Vervolgens vestigde hij zich op Java als planter, maar keerde al spoedig terug naar Nederland. Daar werd hij journalist bij De Telegraaf. Huizinga dankt zijn grote populariteit bij een breed publiek vooral aan zijn boek Adriaan en Olivier (1939), een ironisch-humoristische schelmenroman. Het succes van dit boek bracht hem ertoe een reeks vervolgen te schrijven. Geen van deze vervolgdelen hebben echter het succes van Adriaan en Olivier kunnen evenaren.

 

Uit: Adriaan en Olivier

‘Olivier,’ zei Adriaan, ‘ik zal je zeggen, wat ik op het oogenblik droom. Ik moet het gauw doen, want zoo dadelijk zal ik met een vreeselijke kater wakker worden in mijn opklapbed op ons dakkamertje om te ontdekken, dat Oom Wout nog leeft. Olivier, ik droom iets vreeselijk komieks. Ik droom, dat Oom Wout gestorven is en ons al zijn centen heeft nagelaten, inclusief een buiten, dat de zonderlinge naam ‘Korenvliet’ draagt. Nu droom ik verder, dat er allemaal heel gekke dingen op dat buiten gebeuren. Er is een zekere tante Miesje met niets aan en een schat in haar binnenste, of liever gezegd een kaart waarop die schat staat. Verder droom ik van een zeer zonderlinge burgemeester, die een bezoek heeft gebracht op ons achtergrasveld om de boel te onteigenen en van een rare dikke douairière, die er vandoor is gegaan met een glas sherry in haar hand, en nu op dit oogenblik droom ik, dat die kaart van die schat uit het binnenste van die tante Miesje verdwenen is. Wat een gekke droom, hè!’

‘Wacht even, Adriaan,’ zei ik, ‘dat is misschien iets voor het prosodisch schema van mijn nieuwe psychologische roman. Wij beleven hier n.l. een heel merkwaardig physiologisch verschijnsel. Je moet weten, dat ik precies hetzelfde droom.’

 

HuizingaOmslag
Leonhard Huizinga (3 augustus 1906 – 9 juni 1980)
Adriaan met Olivier, natuurlijk (1977). Geen portret beschikbaar.

 

De Amerikaanse schrijver Steven Millhauser werd geboren op 3 augustus 1943 in New York. Hij studeerde o.a aan de Brown University in Rhode Island, maar brak zijn studie af om zich aan het schrijven te wijden. Van 1988 tot 2003 was hij parttime docent aan Skidmore College in Saratoga Springs. Naast zijn docentschap ging hij verder met schrijven. In 1997 ontving hij de Pulitzer prijs voor zijn roman „”Martin Dressler”.  Regisseur Neil Burger maakte in 2006 de intrigerende film ‘The Illusionist’, gebaseerd op een kort verhaal van Steven Millhauser.

 

Uit: Enchanted Night

 

“A hot summer night in southern Connecticut, tide going out and the moon still rising. Laura Engstrom, fourteen years old, sits up in bed and throws the covers off. Her forehead is damp, her hair feels wet. Through the screens of the two half-open windows she can hear a rasp of crickets and a dim rush of traffic on the distant thruway. Five past twelve. Do you know where your children are? The room is so hot that the heat is a hand gripping her throat. Got to move, got to do something. Moonlight is streaming in past the edges of the closed and slightly raised venetian blinds. She can’t breathe in this room, in this house. Oh man, do something. Do it. The crickets are growing louder. A smell of cut grass mixes with a salt tang of low tide from the beach four blocks away. She imagines herself out there, on the night beach, low waves breaking, crunch of sand, the lifeguard chairs tall and white and clean under the moon, but the thought disturbs her–she feels exposed, a girl in moonlight, out in the open, spied on. She doesn’t want anyone to look at her. No one is allowed to think about her body. But she can’t stay in her room, oh no. If she doesn’t do something right away, this second, she’ll scream. The inside of her skin itches. Her bones itch. So how do you scratch your bones? Laura steps onto the braided throw rug beside her bed and pulls on her jeans. They are so tight that she has to suck in her flat stomach to get the hole over the copper button. She pulls off her nightgown and puts on a white T-shirt–no bra–and a denim jacket with a lump in one pocket: half a roll of Life Savers. She has to get out of there, she has to breathe. If you don’t breathe, you’re dead. The room is killing her. She won’t go far.”

 

millhauser

Steven Millhauser (New York, 3 augustus 1943)

Isabel Allende, James Baldwin, Félix Leclerc, Philippe Soupault, Arnold Kübler, Adolf Friedrich von Schack

De Chileense schrijfster Isabel Allende werd geboren in Lima op 2 augustus 1942. Haar vader, Tomás Allende, de neef van Salvador Allende, was diplomaat. In 1945 scheidden haar ouders en keerde haar moeder terug naar Chili met haar drie kinderen. Van 1953 tot 1958 woonde zij eerst in Bolivia en vervolgens in Libanon. Zij bezocht er privéscholen, eerst een Amerikaanse, later een Engelse. In 1958 keerde zij terug naar Chili en maakte er de middelbare school af. Zij ontmoette daar haar latere echtgenoot Miguel Frías. Van 1959 tot 1965 werkte Allende in Santiago voor de FAO, de wereldvoedselorganisatie van de VN. In 1962 trouwde zij en het jaar erna werd haar dochter Paula geboren. Allende verbleef geruime tijd (1964-1965) in Europa, waar zij in Brussel en in Zwitserland woonde. In 1966 keerde ze terug naar Chili en werd haar zoon Nicolás geboren. De staatsgreep van 11 september 1973 door generaal Pinochet, waarbij haar oom Salvador Allende zelfmoord pleegde, maakte Isabel Allendes toestand erg moeilijk en in 1975 vertrok zij naar haar familie in Venezuela. Zij zou er 13 jaar blijven en werkte er voor het dagblad El Nacional te Caracas. Na haar scheiding in 1978 leefde ze twee maanden in Spanje. Ze werkte op een middelbare school tot 1982. In 1981 hoorde Allende dat haar grootvader, inmiddels 99 jaar oud, op sterven lag. Ze begon hem een brief te schrijven die uiteindelijk in een manuscript voor een roman ontaardde: Het huis met de geesten (La casa de los espíritus). De publicatie was een groot succes en het boek werd later verfilmd door Bille August.

Uit: The House of the Spirits

 

“That was Marcos’s longest trip. He returned with a shipment of enormous boxes that were piled in the far courtyard, between the chicken coop and the woodshed, until the winter was over. At the first signs of spring he had them transferred to the parade grounds, a huge park where people would gather to watch the soldiers file by on Independence Day, with the goosestep they had learned from the Prussians. When the crates were opened, they were found to contain loose bits of wood, metal, and painted cloth. Marcos spent two weeks assembling the contents according to an instruction manual written in English, which he was able to decipher thanks to this invincible imagination and a small dictionary. When the job was finished, it turned our to be a bird of prehistoric dimensions, with the face of a furious eagle, wings that moved, and a propeller on its back. It caused an uproar. The families of the oligarchy forgot all about the barrel organ, and Marcos became the star attraction of the season. People took Sunday outings to see the bird; souvenir vendors and strolling photographers made a fortune. Nonetheless, the public’s interest quickly waned. But then Marcos announced that as soon as the weather cleared he planned to take off in his bird and cross the mountain range. The news spread, making this the most talked-about event of the year. The contraption lay with its stomach on terra firma, heavy and sluggish and looking more like a wounded duck than like one of those newfangled airplanes they were starting to produce in the United States. There was nothing in its appearance to suggest that it could move, much less take flight across the snowy peaks.“

 

isabel-allende

Isabel Allende (Lima, 2 augustus 1942)

 

De Amerikaanse schrijver James Baldwin werd op 2 augustus 1924 in Harlem, New York, geboren. Zie ook mijn blog van 2 augustus 2006.

 

Uit: Tell Me How Long the Train’s Been Gone

 

“The door to my maturity. This phrase floated to the top of my mind. The light that fell backward on that life of mine revealed a very frightened man–a very frightened boy. The light did not fall on me, on me were I lay now. I was left in darkness, my face could not be seen. In that darkness I encountered a scene from another nightmare I had had as a child. In this nightmare there is a book–a great, heavy book with an illustrated cover. The cover shows a dark, squalid alley, all garbage cans and dying cats, and windows like empty eyesockets. The beam of a flashlight shines down the alley, at the end of which I am fleeing, clutching something. the title of the book in my nightmare is, We Must Not Find Him, For He Is Lost.

When Caleb, my older brother, was taken from me and sent to prison, I watched, from the fire escape of our East Harlem tenement, the walls of an old and massive building, far, far away and set on a hill, and with green vines running up and down the walls, and with windows flashing like signals in the sunlight. I watched that building, I say, with a child’s helpless and stricken attention, waiting for my brother to come out of there. I did not know how to get to the building. If I had I would have slept in the shadow of those walls, and I told no one of my vigil or of my certain knowledge that my brother was imprisoned in that place. I watched that building for many years. Sometimes, when the sunlight flashed on the windows, I was certain that my brother was signaling to me and I waved back. When we moved from that particular tenement (into another one) I screamed and cried because I was certain that now my brother would no longer be able to find me. Alas, he was not there; the building turned out to be City College; my brother was on a prison farm in the Deep South, working the fields.

I went down again. My heart and I went d
own again. I was aware of her hand. I was aware of my breathing. I could no longer see it, but I was aware of her face.”

 

Baldwin

James Baldwin (2 augustus 1924 – 1 december 1987)

 

De Frans-Canadese dichter, schrijver, acteur, zanger en politiek activist Félix Leclerc werd geboren op 2 augustus 1914 in La Tuque, Quebec, Canada. Hij begon een studie aan de universiteit van Ottawa, maar moest die in de depressiejaren afbreken. Leclerc speelde een belangrijke rol in het revitaliseren van chanson (de ‘folk song’) in Quebec. Verschillende parken, straten en scholen zijn naar hem genoemd.

La mer n’est pas la mer

La mer n’est pas la mer
C’est un gouffre sans fond
Qui avale les garçons
Par les matins trop clairs

L’amour n’est pas l’amour
C’est un faux carrefour
Où les filles entrent en chantant
En ressortent en pleurant

La vie n’est pas la vie
Mais triste comédie
Qu’il faut vite quitter
Avant que d’y goûter

Moi je sais un pays
Qui est bien loin d’ici
Où la mer et la vie
Et l’amour sont unis
Où la mer et la vie
Et l’amour sont unis

 

Leclerc

Félix Leclerc (2 augustus 1914 – 8 augustus 1988)

 

De Franse dichter en schrijver Philippe Soupault werd geboren op 2 augustus 1897 in Chaville bij Parijs. In zijn jonge jaren leerde hij Marcel Proust en Apollinaire kennen en via de laatste in 1917 André Breton en Louis Aragon. Samen richtten zij het tijdschrift Litterature op dat toen sterk onder invloed stond van dada. Daarin verschenen de eerste zogenoemde automatische teksten (ecriture automatique). Na het verval van het dadaïsme behoorde Soupault eerst tot de beweging van het surrealisme, raakte er meer en meer van vervreemd door zijn journalistieke werk en door zijn weigering hun politieke wending tot het communisme mee te voltrekken. Bovendien schreef hij romans, iets wat bij de surrealisten als verderfelijk gold.

 

 

AU TELEPHONE

A la porte des cafés les soirs de mai
Les petits pas des mouches
Les morts parisiens
On recherche les taches les tables
Vive le matin des sonneries
Je vends des poignées de racines
Les casinos des oasis
Tourments et serments des pêcheurs de perles
Les épaules les beaux fusils
Je n’aime pas les colliers de nuages
Une fenêtre s’ouvre
Les bruits des moteurs
C’est un grouillement de courants
Les trois les trois et vous en général
Table rase
On découvre les tramways électriques
Oreillers des villes
L’anémie des ruisseaux
Attendre
Etablissement chasse départ

 

 

 

HORIZON

“Toute la ville est entrée dans ma chambre
les arbres disparaissent
et le soir s’attache à mes doigts
Les maisons deviennent des transatlantiques
le bruit de la mer est monté jusqu’à moi.
Nous arriverons dans deux jours au Congo
j’ai franchi l’Equateur et le Tropique du Capricorne
je sais qu’il y a des collines innombrables
Notre-Dame cache le Gaurisankar et les aurores boréales
la nuit tombe goutte à goutte
j’attends les heures

Donnez-moi cette citronnade et la dernière cigarette
je reviendrai à Paris.”

 

soupault

Philippe Soupault (2 augustus 1897 – 12 maart 1990)

 

De Zwitserse schrijver Arnold Kübler werd geboren op 2 augustus 1890 in Wiesendrangen. Hij volgde een opleiding tot beeldhouwer en een studie geologie. Beide brak hij af. Na WO I werkte hij als acteur in Berlijn en Dresden.
Ook it werk moest hij vanwege een litteken in zijn gezicht na een operatie opgeven. In 1941 richtte hij, weer in Zwitserland, het cultuurtijdschrift du op. Op de meer dan 2100 pagina’s van zijn  Öppi-Romans deed hij op autobiografische wijze verslag van zijn leven.

 

Uit: Der verhinderte Schauspieler

 

„Die große Rolle Vier Anfänger hatte der Direktor der städtischen Bühnen in Zürich zu Anfang der Spielzeit verpflichtet, drei davon behielt er am Schluß, den vierten ließ er fallen. Das war Raben

Drahtzaun. Was sollte er tun? Wohin sich wenden? Fort aus Helvetien ziehen? Auf was sich berufen? Was hatte er gespielt? Wo sich ausgezeichnet? Als Esel im Weihnachtsmärchen vielleicht, aber auch nur darum, weil er den Kopf zwischen die Beine nehmen und auf den Vorderbeinen stehen konnte. Was konnte er sonst? Was versprach er? Wenig genug anscheinend, da man keinen Wert darauf legte, die Versuche mit ihm fortzusetzen. »Bestechen Sie einen Bühnenvermittler«, sagte der magere Bühnenwart. Drahtzaun folgte dem Rat. Der Erfolg war verblüffend. Das Örlewitzer Stadttheater verpflichtete ihn durch Drahtbescheid und ungesehen als ersten Männerspieler für den kommenden Winter. Das vereinbarte Gehalt war allerdings so, daß ein Kaufmann Drahtzauns Auftreten als schmutzigen Wettkampf bezeichnet hätte. Aus den Einkünften des vorausgesehenen halben Jahres konnte nicht einmal der bestochene Vermittler bezahlt werden. Zugleich mit der Vertragsbestätigung kam die erste Rolle: Herzog Alba im Egmont von Goethe. Ein Herzog!

Bis jetzt, wie gesagt, war er nur als Esel hervorgetreten. Im Märchen vom gestiefelten Kater und hatte I–a gebrüllt. Aber jetzt sollte er reden. Sätze! Der Sommer verging schnell. Drahtzaun war unruhig.“

 

kuebler

Arnold Kübler (2 augustus 1890 – 27 december 1983)

 

De Duitse dichter, schrijver, kunst- en literatuurcriticus Adolf Friedrich von Schack werd geboren op 2 augustus 1815 in Brüsewitz bij Schwerin. Vooral zijn werk Poesie und Kunst der Araber in Spanien und Sicilien geldt als een belangrijke bijdrage aan de kunst-en literatuurgeschiedenis. In 1886 werd een groot deel van zijn Verzamelde Werk uitgegeven. Onder de titel Ein halbes Jahrhundert, Erinnerungen und Aufzeichnungen verscheen een jaar later zijn autobiografie. In 1896 volgden postuum zijn Nachgelassene Dichtungen.

 

Wie sollten wir geheim sie halten

Wie sollten wir geheim sie halten,
Die Seligkeit, die uns erfüllt?
Nein, bis in seine tiefsten Falten
Sei Allen unser Herz enthüllt!

Wenn Zwei in Liebe sich gefunden,
Geht Jubel hin durch die Natur,
In längern wonnevollen Stunden
Legt sich der Tag auf Wald und Flur.

Selbst aus der Eiche morschem Stamme,
Die ein Jahrtausend überlebt,
Steigt neu des Wipfels grüne Flamme
Und rauscht, von Jugendluft durchbebt.

Zu höherm Glanz und Dufte brechen
Die Knospen auf beim Glück der Zwei,
Und süßer rauscht es in den Bächen,
Und reicher blüht und gl
nzt der Mai.

 

Wie lieblich ruht es sich in Sommernächten

Wie lieblich ruht es sich in Sommernächten,
Wenn durch das Laub, wo träumend Vögel singen,
Der Westwind rauscht, als ob auf Mondlichtschwingen
Von fernen Welten Geister Grüße brächten!

Adele wiegt mich sanft mit ihrer Rechten
Und, wie wir fest uns aneinander schlingen,
Umwallen uns mit schwarzen Lockenringen
Langfließend ihres Haars gelöste Flechten.

Schlaf, heil’ger Schlaf! laß deine Murmelquellen
Melodisch rauschend unser Haupt umspülen,
Und trag’ uns fort auf ihren Schaukelwellen

Ins Meer des Traums, daß nach dem Tag, dem schwülen,
Wir uns in seinen frischen, dämmerhellen,
Von Mondenglanz erfüllten Grotten kühlen.

lenbach_schack
Adolf Friedrich von Schack (2 augustus 1815 – 14 april 1894)
Portret door Franz von Lenbach

Herman Melville, Gerrit Krol, Frans Pointl, Anne Hébert, Jim Carroll, Ernst Jandl, Guus Kuijer, Ko Un, Frederick Busch

De Asmerikaanse schrijver Herman Melville werd geboren in New York op 1 augustus 1819. Hij schreef romans, essays en gedichten. In zijn tijd waren Zuidzee avonturen een populair genre in de Verenigde Staten, maar bij zijn dood genoot hij nog maar weinig bekendheid. Totdat zijn beroemdste roman Moby Dick or The Whale werd herontdekt. Nu wordt Melville beschouwd als één van de belangrijke figuren uit de Amerikaanse literatuur

Uit: Moby Dick

 

“Call me Ishmael. Some years ago — never mind how long precisely — having little or no money in my purse, and nothing particular to interest me on shore, I thought I would sail about a little and see the watery part of the world. It is a way I have of driving off the spleen, and regulating the circulation. Whenever I find myself growing grim about the mouth; whenever it is a damp, drizzly November in my soul; whenever I find myself involuntarily pausing before coffin warehouses, and bringing up the rear of every funeral I meet; and especially whenever my hypos get such an upper hand of me, that it requires a strong moral principle to prevent me from deliberately stepping into the street, and methodically knocking people’s hats off — then, I account it high time to get to sea as soon as I can. This is my substitute for pistol and ball. With a philosophical flourish Cato throws himself upon his sword; I quietly take to the ship. There is nothing surprising in this. If they but knew it, almost all men in their degree, some time or other, cherish very nearly the same feelings towards the ocean with me.”

 

herman-melville

Herman Melville (1 augustus 1819 – 28 september 1891)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2006.

 

Uit: De rokken van Joy Scheepmaker

 

“Kraus Koster. Het gaat er voornamelijk om, deze maanden, dacht hij, een nieuwe start te verzinnen. Geen vrienden, geen relaties heb ik meer; de Stier, Müller, waar blijven ze zo gauw. Ze zijn op hun waarde getest door twee jaar afwezigheid en naar geen van hen kan ik nu nog gaan. Hij liep een winkel binnen en kocht twee beukenhouten latten, telde geld neer en stond weer op straat. Zoutstraat, Leliestraat, hij ging terug naar het donkergroene plantsoen. Hij proefde de geur van gesneden gras; hij dacht aan de vliegbasis die hij deze dag als burger verlaten had, aan de volle sloten, de heldere maan en de nachtvluchten. Sergeant Koster bij de verkeersleiding. Hij had in open overhemd en met een volle weekendtas zijn garnizoen verlaten en de trein van half een genomen, zich eventjes in de handen gewreven toen hij onder de overkapping vandaan gegleden was. Hij liep een cafetaria binnen, zette zich op een kruk en werd bediend door een meisje dat hij kende.
Soep. Voorzichtig goot hij kleine beetjes tussen de tanden. Het meisje leunde met haar tengere lichaam tegen een koelkast en keek naar buiten. Kraus greep de bus en sproeide zout. Er kwamen twee mannen binnen die vertrokken met een kroket”

 

Krol

Gerrit Krol (Groningen, 1 augustus 1934 )   

 

De Nederlandse schrijver Frans Pointl werd geboren in Amsterdam op 1 augustus 1933. Zie ook mijn blog van 5 mei 2006.

 

Volksgaarkeuken van 1870,
Spuistraat, Amsterdam-1982

 

hier eten eenzamen traag
hun gestoomde hap
vandaag zit ik naast
de kromgebogen dood van Pierlala
het etend broertje van de dood
tegenover me de jonge verslaafde
nog drie tanden heeft hij
vroeger was ik een mooie jongen
zegt hij en zingt: I was Narcissus where
is my mirror
vrouwen en ook mannen
droomden van mij maar shit
de heroïne kreeg me
de oude vrouw in de hoek lacht
haar valse tanden lachwekkend wit
je moet toch eten
zegt ze verontschuldigend
stopt een stuk worst in de zak
van haar vieze jas
I was Narcissus but someone stole
my mirror
de verslaafde zegt
moet een
shot
als ik ’s avonds een tomaat eet
slaap ik daar tien uur vast op
zegt de vrouw
vier tomaten is zelfmoord
zeg ik
we lachen allen even
als het anders was verlopen
we met ons ongeluk niet op harde keien lagen
maar op watten
zaten we te dineren met uitzicht op zee
waar blijft de zachte eetmuziek? vraagt
de oude dame met roodroze haar en
juwelen van Van Cleef & Arpels
someone stole her mirror
de dood van Pierlala is
een skelet in maatkostuum geworden.

 

 

Pointl

Frans Pointl (Amsterdam,  1 augustus 1933)

 

De Canadese schrijfster Anne Hébert werd geboren op 1 augustus 1916 in Sainte-Catherine-de-Fossambault, Quebec. Zij was een zeer succesvol dichteres en schrijfster van verhalen, romans en toneelstukken en de eerste persoon die de Governor General’s Award voor zowel poezie als voor romans in de wacht sleepte. Het grootste gedeelte van haar leven woonde Hébert in Frankrijk. Haar romans zijn vaak surrealistisch en symbolisch, haar gedichten duister en angstwekkend. Het gedicht Le Tombeau des rois” behoort tot de klassieken uit de literatuur van Quebec

 

 

Le tombeau des rois

J’ai mon cœur au poing
Comme un faucon aveugle.

Le taciturne oiseau pris à mes doigts
Lampe gonflée de vin et de sang,
Je descends
Vers les tombeaux des rois
Étonnée
À peine née.

Quel fil d’Ariane me mène
Au long des dédales sourds ?
L’écho des pas s’y mange à mesure.

(En quel songe
Cette enfant fut-elle liée par la cheville
Pareille à une esclave fascinée ?)

L’auteur du songe
Presse le fil,
Et viennent les pas nus

Un à un
Comme les premières gouttes de pluie
Au fond du puits.

Déjà l’odeur bouge en des orages gonflés
Suinte sous le pas des portes
Aux chambres secrètes et rondes,
Là où sont dressés les lits clos.

L’immobile désir des gisants me tire.
Je regarde avec étonnement
À même les noirs ossements
Luire les pierres bleues incrustées.

Quelques tragédies patiemment travaillées,
Sur la poitrine des rois, couchées,
En guise de bijoux
Me sont offertes
Sans larmes ni regrets.

Sur une seule ligne rangés :
La fumée d’encens, le gâteau de riz séché
Et ma chair qui tremble :
Offrande rituelle et soumise.

Le masque d’or sur ma face absente
Des fleurs violettes en guise de prunelles,
L’ombre de l’amour me maquille à petits traits précis ;

Et cet oiseau que j’ai
Respire
Et se plaint étrangement.

Un frisson long
Semblable au vent qui prend, d’arbre en arbre,
Agite sept grands pharaons d’ébène
En leurs étuis solennels et parés.

Ce n’est que la profondeur de la mort qui persiste,
Simulant le dernier tourment
Cherchant son apaisement
Et son éternité
En un cliquetis léger de bracelets
Cercles vains jeux d’ailleurs
Autour de la chair sacrifiée.

Avides de la source fraternelle du mal en moi
Ils me couchent et me boivent ;
Sept fois, je connais l’étau des os
Et la main sèche qui cherche le cœur pour le rompre.

Livide et repue de songe horrible
Les membres dénoués
Et les morts hors de moi, assassinés,
Quel reflet d’aube s’égare ici ?
D’où vient donc que cet oiseau frémit
Et tourne vers le matin
Ses prunelles crevées ?

 

De Toutes Petites Peines

De toutes petites peines
Quotidiennes
Posées sur le pré à midi

Larmes d’enfants
Mises à sécher sur l’herbe verte

Fondent au soleil
Montent au ciel
Si légères et transparentes

Se mêlent aux nuages
Ne laissent dans l’air pur
Nulle trace ni plainte visible.

Hebert

Anne Hébert (1 augustus 1916 – 22 februari 2000)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en musicus James Dennis „Jim“ Carroll werd geboren op 1 augustus 1950 in New York. Zijn bewogen jeugjaren heeft hij weergegeven in zijn boek Basketball Diaries. Het werd in 1995 verfilmd met Leonardo DiCaprio en Mark Wahlberg in de hoofdrollen.

 

 

Blue Poles

 

Blue poles (well?) on the beach

in a snowless winter and

 

I’m too cold to ask you

why we’re here but of course “we are”

 

where on the puzzled reef dwarves either

fish or drown in the abandoned ships

 

sharkes dissever year-old children in search

of “young blood” Jersey acting like Europe

 

in an instant and lovely Mary kneeling along the quick tide

to be anxious with thoughts of bare oceans

 

that move as the thighs of an eventual sunlight

like bathers moving closer to their season

 

when again gulls perch in their lovely confusion

“alone,” as now, the sand sifting through

 

your fingers like another’s darkness.  it’s true,

you are always too near and I am everything

that comes moaning free and wet

through the lips of our lovely grind

 

 

 

Poem

 

We are very much a part of the boredom

of early Spring of planning the days shopping

of riding down Fifth on a bus terrified by easter.

 

but here we are anyway, surviving like a wet street in August

and keeping our eye on each other as we “do it,” well,

you go west on 8th St. and buy something mystical to wear

and I’ll simply tuck my hands into my corduroy pockets

and whistle over to Carter’s for the poster he promised me.

 

I like the idea of leaving you for a while

knowing I’ll see you again while boring books

W.H. Auden, and movie schedules sustain my isolation

and all the while my mind’s leaning on you like my body

would like to lean on you below some statue in Central Park

in the lion house at the Bronx Zoo on a bed in Forest Hills on a

   bus.

 

I reach 3rd avenue, its blue traffic, I knew I would sooner

or later and there you are in the wind of Astor Place reading

a book and breathing in the air every few seconds

                                       you’re so consistent.

 

Isn’t the day so confetti-like? pieces of warm flesh tickling

my face on St.  Mark’s Place and my heart pounding like a negro

                                                          youth

while depth is approaching everywhere in the sky and in your

   touch.

 

 

jimcarroll

Jim Carroll (New York, 1 augustus 1950)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ernst Jandl werd geboren in Wenen op 1 augustus 1925 als zoon van een bankbediende. In 1943, na zijn middelbare school, werd hij opgeroepen voor de Wehrmacht. In 1945 werd hij in Engeland in een Amerikaans krijgsgevangenenkamp geïnterneerd, waar hij voor het eerst in contact kwam met hedendaagse Amerikaanse literatuur (Gertrude Stein, Carl Sandburg). Na zijn terugkeer in Wenen in 1946 begon hij Duits en Engels te studeren en behaalde in 1950 zijn doctoraat met een proefschrift over Die Novellen Arthur Schnitzlers. Tot 1979 werkte hij als leraar op een middelbare school in Wenen. Tijdens deze periode werkte hij ook als universiteitsdocent en gaf hij lezingen in Engeland, Berlijn en de Verenigde Staten. Zijn eerste gedichten werden gepubliceerd in 1952 in het Weense tijdschrift neue wege. Hij bleef regelmatig in tijdschriften, bloemlezingen en jaarboeken publiceren. Een aantal van deze teksten verschenen in 1956 in zijn eerste dichtbundel Andere Augen. De bundel wordt gekenmerkt door het gebruik van volzinnen (deels in het dialect), het gebruik van hoofdletters en onopvallende versvormen. Zowel qua inhoud als vorm vertoont het invloeden van Brecht. Pas in 1966 kende hij zijn literaire doorbraak met de bundel Laut und Luise waarvan gedichten als schtzngrmm and lichtung veel succes kenden. De bundel bracht zijn uitgever in een crisis. Laut und Luise confronteert de lezer met formele technieken die het kenmerk van zijn werk zijn geworden: het gebruik van anagrams, grafische en fonetische elementen en het speelse gebruik van taal die een groot humoristisch potentieel heeft. Een andere factor die zijn experimentele poëzie zo populair maakte, was het feit dat zijn gedichten zo goed kon worden voorgedragen.

 

ottos mops

 

ottos mops trotzt
otto: fort mops fort
ottos mops hopst fort
otto: soso

otto holt koks
otto holt obst
otto horcht
otto: mops mops
otto hofft

ottos mops klopft
otto: komm mops komm
ottos mops kommt
ottos mops kotzt
otto: ogottogott

Gedicht

tür auf
einer raus
einer rein
vierter sein

 

tür auf
einer raus
einer rein
dritter sein

 

tür auf
einer raus
einer rein
zweiter sein

 

tür auf
einer raus
einer rein
nächster sein

 

tür auf
einer raus
selber rein
tagherrdoktor

 

Jandl

Ernst Jandl (1 augustus 1925 – 9 juni 2000)

 

De Nederlandse (jeugdboeken)schrijver Guus Kuijer werd geboren in Amsterdam op 1 augustus 1942. Hij was van 1967 tot 1973 onderwijzer en wijdde zich sindsdien aan het schrijverschap. Kuijer debuteerde met verhalen in Hollands Maandblad, in 1971 gebundeld in Rose, met vrome wimpers. In 1973 verscheen zijn eerste roman Het dochtertje van de wasvrouw. In 1975 vestigde hij echter vooral naam met het kinderboek Met de poppen gooien, waarin hij de wereld vooral door de ogen van het kind getekend heeft en een houding van verzet tegen de wereld van de volwassenen toont. Het boek werd om zijn oorspronkelijkheid bekroond met de Gouden Griffel 1976. Daarna volgde een succesvolle reeks kinderboeken: Een gat in de grens (1975), Grote mensen, daar kan je beter soep van koken (1976), Drie verschrikkelijke dagen (1976) en Op je kop in de prullebak (1977). In 1979 werd hem de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur toegekend en in hetzelfde jaar kreeg hij voor Krassen in het tafelblad (1978) opnieuw een Gouden Griffel. Zijn essays in Het geminachte kind (1980) veroorzaakte veel deining onder psychologen en pedagogen. In 1983 verscheen zijn eerste toneelstuk De wonderdoener.

Uit: Het kind als onpersoon

“We houden een enquête onder pas gehuwden. Onze vraag luidt: Bent u van plan nu of in de toekomst een derde persoon in huis te nemen?

Ik wed dat negentig procent van de ondervraagden daar nee op zegt. Ze kijken wel uit, pas getrouwd toch?

We houden een andere enquête en onze vraag luidt nu: Bent u van plan nu of in de toekomst kinderen te nemen?

Ik wed dat negentig procent nu ja zegt.

Een vreemd geval. Géén derde persoon in huis willen, maar wél een kind. Een kind wordt dus niet opgevat als een persoon. Maar als het geen persoon is, wat is het dan wél?

Om hierop één van veel mogelijke antwoorden te geven, citeer ik nogal ruim uit een boekje dat bij uitgeverij Ploegsma is verschenen en dat een briefwisseling bevat tussen een elfjarig meisje en haar moeder. Het boekje heet Wie is hier eigenlijk de baas?

Die titel geeft heel aardig het misverstand weer dat tijdens die briefwisseling welig tiert. Ondanks het feit dat het hier een bijzonder aardige moeder betreft, is het typisch iets voor háár, de volwassene, om te denken dat het om een zo kinderachtig probleem gaat. En het kind Marit heeft zich vermoedelijk bij die titel neergelegd omdat kinderen er belang bij hebben zich kinderlijker (vertederender) voor te doen dan ze zijn. In werkelijkheid is het probleem allerminst kinderachtig. Het is een knoert van een probleem, ook voor volwassenen.”

 

Kuijer

Guus Kuijer (Amsterdam, 1 augustus 1942)

 

De Koreaanse dichter Ko Un werd geboren op 1 augustus 1933 in Gunsan. Hij bracht tien jaar door in een boeddhistisch klooster en publiceerde in 1960 zijn eerste dichtbundel. Tientallen zouden er volgen. In de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw werd Ko Un wegens zijn politieke engagement vervolgd, gearresteerd en gemarteld. Tegenwoordig woont hij nabij Seoel

Die Erste Person – traurig

 Ich bin traurig. Die Einsicht plötzlich voller Widersprüche.
Zu Beginn des letzten Jahrhunderts,
nach der Revolution, sowjetische Dichter
beschlossen, nur noch von “Wir” zu reden,
nur noch als “Wir”
wollten die Dichter von sich selbst noch reden.
Sie waren begeistert.
Diese ihre Entscheidung –
wegen schwerer Stürme
konnte sie nicht die Straßen erobern, und so
blieb sie in den Zimmern, blieb aber gültig.
Ein jeder allein
beschwor für sich das “Wir”.
Dort, irgendwo hinter den Spiegeln,
irgendwo verbarg sich das “Ich”.
An einem hellen, klaren Tag tauchte Majakowski auf,
und schrie, und schrie nur “Wir”.
Er war ein Dichter der Straßen.
Das “Ich”, das war verboten,
das “Ich” war ein Verbrechen.
“Wir”
“Wir” – nur das allein, das hatte zauberhafte Macht.

Allmählich fiel und fiel der Luftdruck,
Sommerblumen – immer wieder, wie viele Male – wurden sie zertreten?
Die Revolution, sie verschlang die Revolution.
Aus den Bällen aller Kinder wich die Luft,
und auch das “Wir”
verlor aus seinem straffen Inneren die Luft.
Jemand war so kühn
Und schrieb “Ich liebe”,
doch noch hielt sich der Brauch zu lesen “Wir, wir lieben”.
Winterschnee noch nicht ganz geschmolzen,
der Frühling war noch ungewiss.

 

Vertaald door Dr. H. J. Zaborowski

 

 

Ko Un

Ko Un (Gunsan, 1 augustus 1933)

 

De Amerikaanse schrijver Frederick Busch werd geboren in New York. Hij studeerde aan het Muhlenberg College en aan de Colgate University. Hij doceerde van 1976 tot 2003 als „Fairchild Professor of Literature“ in New York, stond aan de wieg van de „Writers’ Workshop“ aan de universiteit van Iowa en van de „Chenango Valley Writers’ Conference“. Hij schreef meer dan vijfentwintig boeken.

 

Uit: The Night Inspector

 

„Off Elizabeth Street, at the Harlem Railroad embankment, where a kind of tunnel burrowed into a hill of earth and cobbles–the gandy dancers for the line stored sledgehammers and ties and spikes there, for use in making repairs–I was walking late, having trotted about early as well. I was tired of walking, but not, I thought, tired enough to sleep. So I had stopped at Uncle Ned’s on the Bowery, at that time a notorious gathering place for gamblers, slaggards too filthy and used to be kept in a respectable house, and, of course, members of gangs like the Rabbits and the Ikes (who called themselves the House of Isaac–as nasty a bunch of Jews as the Rabbits were cannibal Irish). In front of a disused shop once specializing in trusses and like medical devices, and across from the embankment, I came, perhaps a little dizzy from dark rum, upon two white men beating a Negro. He dodged and wheeled, so I knew that he wished to resist; and, as he was burly and fit, broad of shoulder and lean of hip, with long, thick arms, I knew that while he chose to protect his head and face by shielding himself, he had deemed it wise not to give the account of himself of which I believed him capable.”

frederick-busch2

Frederick Busch (1 augustus 1941 – 23 februari 2006)