De Noorse dichter, vertaler en musicus Jan Erik Vold werd geboren op 18 oktober 1939 in Oslo. Sinds 1977 woont hij overwegend in Stockholm. Na zijn debuut in 1965 publiceerde hij niet alleen meer dan twintig dichtbundels, maar ook talloze boeken en essays over binnen –en buitenlandse collega’s. Vold heeft ook verschillende cd’s met poëzie opgenomen in samenwerking met jazzmusici als Chat Baker en Jan Garbarek. Van de universiteit van Oslo kreeg hij een eredoctoraat.
THIS BODY
has not been drugged. This
blood is not
blue. This flesh
is invisible. The autumn sky
tips over
into the scarlet
of afternoon. A silver plane
is drawing a strip
from the east
to the west. The few mackerel clouds
shiver.
the world
turns a blank page. Golden leaves
in
the parks, a fresh dash
down the
gravel walk – out of breath
you stop
behind the next corner, to watch
the policeman
rush
in the
wrong direction.
Vertaald door Jan Erik Vold
Toernes sang
Will you hark to the song of those who came second?
those who died always in the third round.
Those who opened briskly, but then started getting that old arching of their back.
Those who knew the meaning of hitting the wall.
Those with too slow 500 meters to rank in the final standings.
Those who struck top form at Fagernes in March.
Those who missed the start and lost a sure medal.
If they hadn’t hiccups at the start, they’d have hiccups at the changeover.
Those who fell at the crucial occasion.
Those who had eaten something that wasn’t good for them.
Those who fell out with their federation.
Those who didn’t have their papers in order.
Those who drew last outer at the fifteen.
The eternal number two, whose name rarely is quoted.
The perpetual second, in whose lustre the victor always reflects his image.
The ever-needed number two,who tells us something about life.
Engelse vertaling door Lars E. Finsen and Stein Ohr
Jan Erik Vold (Oslo,18 oktober 1939)
De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006.
Uit: Mémoires van een Borgenaar
„Vóór den oorlog (van 1914-1918), hielden mijn ouders een hotel te Borgen, een badstadje der Vlaamsche kust. Nu nog schemeren enkele letters van onzen naam ‘Van den Brande’ doorheen het dun geschilderde en banale ‘Hôtel Central’ waarin de nieuwe eigenaar het omdoopte.
Het meervoud ‘ouders’ geeft de werkelijkheid niet nauwkeurig weer. Vader bleek steeds uithuizig, ergens op het strand of in herbergen. Niet uit vadsigheid of drankzucht. Hij was de ideale politieker: trok zich de belangen der badkarhouders en visschers inniger ter harte dan de profijtelijke uitbating van zijn eigen onderneming. Hierover ergerde moeder zich niet. Zij was ‘mans’ genoeg om de zaak alleen te beheeren en vaders altruïstische bedrijvigheid had hem de waardigheid van schepen en provincieraadslid bezorgd. Ook mijn opvoeding was moeders monopolie. Zij omringde mij met de gestadige zorg van verbod en bevel; achtte mijn gezondheid maar volkomen gevrijwaard wanneer ik in onze duistere keuken zat, warmpjes beschut tegen de vochtigheid van het strand en de tochtgaten der dijktrappen. Moeder had een hekel aan de school: van daar bracht ik roodvonk mee alsook kameraadjes die op vrije namiddagen ongenood kwamen spelen. Niet dat zij mij wat pret zou misgund hebben. Maar die jongens bleven tot na koffietijd en aten lijk dijkdelvers, alhoewel hun boterhammen met een affronteerende zuinigheid gespreid werden. Tegenover hen die deze symbolische betuiging van ongastvrijheid nog niet voldoende afschrikte, trad moeder nog kordater op. Zij vatte post achter de getraliede voordeur. Zoodra het schuchter schellen van den argeloozen bezoeker bibberde, snauwde haar barsche stem door het kijkraampje: ‘Roger is op ’t strand…’ Ik leed zeer hieronder, maar uit kinderlijke solidariteit bevestigde ik moeders uitvlucht ’s anderendaags op de speelplaats.
In werkelijkheid zat ik eenzaam op de derde verdieping van ons huis. Daar troostte de kamer nr. 43 mij voor de verbanning mijner schoolmakkers. Van hier uit ontwaarde ik een stukje zeeëinder tusschen den flank van den ‘Bazar de Leipzig’ en de schuine vorst van het oude stadhuis. Langs dezen doorkijk op de woelige of serene zeebaan toog mijn verlangen naar de droomenrijke oneindigheid. Ter torenspits blonk een vergulde goelette, de windwijzer. Op de uitnoodiging der meermin die met wenkenden arm vóór haar dartelde, wendde zij ter plaatse den steven naar alle horizonnen. Een echt stoomschip verscheen van achter den Bazar, gleed op de horizontspoor als een circusdanser op de gespannen koord, confronteerde even ironisch zijn grauwe voortvarendheid met de op de torenklip gestrande goelette en verdween…
Deze droomerijen op kamer nr. 43 leken mijn moeder verdacht. Ten onrechte. Mijn eenzaamheid bleef kuisch. Wel hadden schoolmakkers mij gefluisterd over selfmade heerlijkheden waarvoor afzondering en de durf om een Goddelijk gebod te braveeren de eenige vereischten waren.”
Raymond Brulez (18 oktober 1895 – 17 augustus 1972)
De Amerikaanse schrijver Rick Moody werd geboren op 18 oktober 1961 in New York en groeide op in verschillende voorsteden van Connecticut. Moody behaalde een graad als Master of Fine Arts aan de Columbia University in 1986. Kort na zijn afstuderen liet hij zich opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis om van zijn problemen met alcohol af te komen. Weer nuchter schreef hij zijn eerste roman Garden State, een geschiedenis over jonge mensen die opgroeien in een industrieel niemandsland in het noorden van New Jersey. In 2005 verscheen The Diviners, gevolgd door Right Livelihoods in 2007. Moody doceerde ook aan de State University of New York at Purchase en aan Bennington College. Zijn grootste bekendheid ontleent Moody aan zijn roman The Ice Storm uit 1994, een verhaal over twee families uit Connecticut die in 1973 Thanksgiving vieren. Het boek werd een bestseller en werd onder dezelfde titel in 1997 verfilmd door regisseur Ang Lee
Uit: The Diviners
„Rosa Elisabetta Meandro, in insubstantial light, entrails in flames. Rosa Elisabetta of the hammertoe, Rosa Elisabetta of the corns. Rosa Elisabetta of the afflictions. She has hinted about the nature of her sufferings to certain persons up the block, certain persons on Eleventh Street, Brooklyn. Emilia, whose son sells the raviolis, for example. She has whispered to Emilia about the colitis. She has indicated problems relating to her gallbladder. Stones. Also headaches. These headaches begin with visitations, with rainbows, celestial light, an inability to remember numbers. Rosa Elisabetta might smell the overpowering perfume of cocktail onions, after which there is Technicolor. Two or three days sick in bed, lower than a dog is low. If she’s enumerating the complaints for Emilia, there is the colitis, there are the corns, there is the pancreas, there are the headaches. At least four things. Gas, though it’s not proper to talk about it. On nights when the garlic has not been properly saut?ed according to the cuisine of her ancestral homeland,Tuscany, then there is also the gas. Perhaps it is correct to include this in the list of complaints, assembled at 6:13AM, as she burrows down further into bedcovers, into the folds of her four-poster. She doesn’t know how much longer she can resist the cramps, the pressurized evacuation of her last meal and everything else eaten in the past twenty-four hours, everything, at least, that has not already been evacuated. Best to be pleasant about it; this is what Emilia said when Rosa Elisabetta Meandro was telling her about the scabs. There are these scabs that don’t heal; when she gets a cut, saws into herself accidentally in the kitchen, dicing vegetables, there is the mineralization of the cut. The cut doesn’t heal, not as it should. What’s that all about? She was also going to tell Emilia about the halitosis, that day, which she can smell by cupping her hands and attempting to exhale and inhale quickly, while lying in the four-poster. It is no longer the smell of the garlic saut?ed, nor is it the smell of the cocktail onions, nor is it the smell of port wine, nor is it stewed peppers. It’s some new smell, and this is what Rosa was trying to tell Emilia the other day, no doubt about it. The look in the eyes of Emilia was a look of pity, which is a look that makes Rosa Elisabetta Meandro irritable, though she tries to be pleasant, and this righteous anger, even in the dawn light ebbing into the garden apartment through the windows facing the street, is a refreshing sentiment, a motivator, as she breathes out cupping her hands.“
Rick Moody (New York, 18 oktober 1961)
De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zij studeerde in 1986 af in journalistiek aan de University of California, Berkeley. Haar eerste boek, Mama, gaf ze uit in eigen beheer. Met haar derde boek Waiting to Exhale brak zij in 1992 landelijk door.Het stond maandenlang in de bestsellerslijst van The New York Times. In 1995 werd het door Forest Whitaker verfilmd. Een tweede boek van haar dat verfilmd werd was How Stella Got Her Groove Back. In 2005 verscheen The Interruption of Everything en in 2007 A Day Late and A Dollar Short.
Uit: A Day Late and A Dollar Short
”Can’t nobody tell me nothing I don’t already know. At least not when it comes to my kids. They all grown, but in a whole lotta ways they still act like children. I know I get on their nerves-but they get on mine, too – and they always accusing me of meddling in their business, but, hell, I’m their mother. It’s my job to meddle.
What I really do is worry. About all four of ‘em. Out loud. If I didn’t love ‘em, I wouldn’t care two cents about what they did or be the least bit concerned about what happens to ‘em. But I do. Most of the time they can’t see what they doing, so I just tell ‘em what I see. They don’t listen to me half the time no way, but as their mother, I’ve always felt that if I don’t point out the things they doing that seem to be causing ‘em problems and pain, who will? Which is exactly how I ended up in this damn hospital: worrying about kids.
I don’t even want to think about Cecil right now, because it might just bring on another at
tack. He’s a bad habit I’ve had for thirty-eight years, which would mak e him my husband. Between him and these kids, I’m worn out. It’s a miracle I can breathe at all. I had ‘em so fast they felt more like a litter, except each one turned out to be a different animal. Paris is a female lion who don’t roar loud enough. Lewis is a horse who don’t pull his own weight. Charlotte is definitely a bull, and Janelle would have to be a sheep – a lamb is closer to it – ‘cause she always being led out to some pasture and don’t know how she got there.
As a mother, you have high hopes for your kids. Big dreams. You want the best for them. Want ‘em to get the rewards from life that you didn’t get for one reason or another. You want them to be smarter than you. Make better choices. Wiser moves. You don’t want them to be foolish or act like fools. Which is why I could strangle Lewis my damnself. He is one big ball of confusion. Always has had an excuse for everything, and in thirty-six years, he ain’t changed a lick.”
Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)
De Amerikaanse schrijfster Wendy Wasserstein werd geboren op 18 oktober 1950 in New York. Wasserstein haalde een B.A. in geschiedenis aan het Mount Holyoke College in 1971, een M.A. in creatief schrijven aan het City College of New York, en een M.F.A. in 1976 aan de Yale School of Drama. In 1989 kreeg zij zowel een Tony als de Pulitzer Prize voor haar stuk The Heidi Chronicles. Wasserstein schreef in totaal 11 stukken over onderwerpen als familie, feminisme, ethniciteit en pop cultuur. Toen zij 48 was werd zij nog moeder van een dochter. Over de gecompliceerde bevalling schreef zij een bundel essays Shiksa Goddess. Zij stier al op 55-jarige leeftijd aan kanker.
Uit: Shiksa Goddess
„I cannot tell a lie. I feel compelled to bite the bullet and publicly reveal that I’ve just discovered my own denominational truth. I am Episcopalian.
I should have guessed a long time ago, because my parents never mentioned it. In fact, they hid it. They sent me to primary school at the Yeshiva Flatbush. It never crossed my mind that I was deliberately being isolated. On our classroom walls were portraits of Chaim Weizmann and Golda Meir in place of Dwight and Mamie Eisenhower. Our horror stories were not of being buried by Communists, but of being suffocated by nomad ham sandwiches.
We lived in a Jewish neighborhood in Flatbush. Our shopping strip included kosher butchers and Hymie’s Highway Appetizers. For Sunday brunch, my mother produced bagels, belly lox, and cream cheese with scallions. Nobody told me that lox lived a double life as smoked salmon, or that herring could ever be kippered.
Even the Christmas holidays were a setup. Every year on Christmas Eve, we were on a jet to Miami Beach. There wasn’t even a chance for us to watch the VUPIX Channel r i Yule log burning as the Mormon Tabernacle Choir sang “Silent Night.” We celebrated the holidays front-row center at the Versailles Room, with Myron Cohen warming up our crowd for Sammy Davis, Jr. Even our African-Americans were Jewish!
Wendy Wasserstein (18 oktober 1950 – 30 januari 2006)
De Amerikaanse schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Ze haalde een graad aan de University of Southern California in Los Angeles in American Studies. In 1975 verhuisde zij naar New York, waar haar eerste en meest beroemde stuk for colored girls who have considered suicide/when the rainbow is enuf werd opgevoerd. Het stuk won verschillende prijzen waaronder de Obie Award, Outer Critics Circle Award, en de AUDELCO Award.
Het bestaat uit een lang gedicht in twintig delen en beschrijft de levens van zwarte vrouwen in de VS.
My Father Is a Retired Magician
(for ifa, p.t., & bisa)
my father is a retired magician
which accounts for my irregular behavior
everythin comes outta magic hats
or bottles wit no bottoms & parakeets
are as easy to get as a couple a rabbits
or 3 fifty cent pieces/ 1958
my daddy retired from magic & took
up another trade cuz this friend of mine
from the 3rd grade asked to be made white
on the spot
what cd any self-respectin colored american magician
do wit such a outlandish request/ cept
put all them razzamatazz hocus pocus zippity-do-dah
thingamajigs away cuz
colored chirren believin in magic
waz becomin politically dangerous for the race
& waznt nobody gonna be made white
on the spotjust
from a clap of my daddy’s hands
& the reason i’m so peculiar’s
cuz i been studyin up on my daddy’s technique
& everythin i do is magic these days
& it’s very colored
very now you see it/ now you
dont mess wit me
i come from a family of retired
sorcerers/ active houngans & pennyante fortune tellers
wit 41 million spirits critturs & celestial bodies
on our side
i’ll listen to yr problems
help wit yr career yr lover yr wanderin spouse
make yr grandma’s stay in heaven more gratifyin
ease yr mother thru menopause & show yr son
how to clean his room
YES YES YES 3 wishes is all you get
scarlet ribbons for yr hair
benwa balls via hong kong
a miniature of machu picchu
all things are possible
but aint no colored magician in her right mind
gonna make you white
i mean
this is blk magic
you lookin at
& i’m fixin you up good/ fixin you up good n colored
& you gonna be colored all yr life
& you gonna love it
bein colored
all yr life
colored & love it
love it
bein colored
Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)
De Duitse schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2007.
Uit: Amphitryon
Es ist Nacht.
ERSTE SZENE
SOSIAStritt mit einer Laterne auf:
Heda! Wer schleicht da? Holla! – Wenn der Tag
Anbräche, wär mirs lieb; die Nacht ist – Was?
Gut Freund, ihr Herrn! Wir gehen eine Straße –
Ihr habt den ehrlichsten Gesell’n getroffen,
Bei meiner Treu, auf den die Sonne scheint –
Vielmehr der Mond jetzt, wollt ich sagen –
Spitzbuben sinds entweder, feige Schufte,
Die nicht das Herz, mich anzugreifen, haben:
Oder der Wind hat durch das Laub gerasselt.
Jedweder Schall hier heult in dem Gebirge. –
Vorsichtig! Langsam! – Aber wenn ich jetzt
Nicht bald mit meinem Hut an Theben stoße,
So will ich in den finstern Orkus fahren.
Ei, hols der Henker! ob ich mutig bin,
Ein Mann von Herz; das hätte mein Gebieter
Auf anderm Wege auch erproben können.
Ruhm krönt ihn, spricht die ganze Welt, und Ehre,
Doch in der Mitternacht mich fortzuschicken,
Ist nicht viel besser, als ein schlechter Streich.
Ein wenig Rücksicht wär, und Nächstenliebe,
So lieb mir, als der Keil von Tugenden,
Mit welchem er des Feindes Reihen sprengt.
Sosias, sprach er, rüste dich mein Diener,
Du sollst in Theben meinen Sieg verkünden
Und meine zärtliche Gebieterin
Von meiner nahen Ankunft unterrichten.
Doch hätte das nicht Zeit gehabt bis morgen,
Will ich ein Pferd sein, ein gesatteltes!
Doch sieh! Da zeigt sich, denk ich, unser Haus!
Triumph, du bist nunmehr am Ziel, Sosias,
Und allen Feinden soll vergeben sein.
Jetzt, Freund, mußt du an deinen Auftrag denken;
Man wird dich feierlich zur Fürstin führen,
Alkmen’, und den Bericht bist du ihr dann,
Vollständig und mit Rednerkunst gesetzt
Des Treffens schuldig, das Amphitryon
Siegreich fürs Vaterland geschlagen hat.
– Doch wie zum Teufel mach ich das, da ich
Dabei nicht war? Verwünscht. Ich wollt: ich hätte
Zuweilen aus dem Zelt geguckt,
Als beide Heer im Handgemenge waren.
Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)
De Franse schrijver Pierre Ambroise François Choderlos de Laclos werd geboren in Amiens op 18 oktober 1741. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 oktober 2006.
Uit: Alfred Mac Adam’s Introduction to Les Liaisons Dangereuses
“The French of the eighteenth century took themselves to be the paragons of intellect, art, fashion, and manners. Their language was the equivalent of what English is today, a language spoken around the world. We see French pride in the novel when Valmont expresses contempt for his mistress Émilie’s newest lover, who speaks “the French of Holland.” In this sense, it is no wonder Merteuil and Valmont behave as they do: They could feel superior to anyone in the world.
But it is this belief in their superiority that precipitates their catastrophe in Les Liaisons Dangereuses. They misdirect their energies in order to gratify their egos: Instead of seeking glory on the battlefield or in politics, Valmont and Merteuil use their powers to turn sensuality into a game. And like all games, the sport of seduction as conceived by Valmont and Merteuil has its own rules, even its own playing fields. Laclos, not a sportsman, was a military man, so his use of military metaphors throughout his novel reflects his professional training. But even in this there is irony or at least ambiguity: Why would a serious soldier, the inventor of a hollow projectile for the cannon, the author of treatises on strategy and critiques of fortification systems, seemingly demean his calling by having his villains speak the language of military strategy? He seems to mock himself.
Perhaps the military man, who must play to win in order to survive, influenced the literary man coordinating his characters. That Laclos himself was something of an opportunist is alsothe case, so the moral ambiguity in his novel may also reflect his ability to see what was ethically “right” and realize at the same time that contingency might foist uncomfortable or morally compromising decisions on an individual at any given moment. For example, Laclos was a member of the lesser nobility (only nobles could be officers in the pre-revolutionary French army), but with the Revolution of 1789, he became secretary to the slippery Philippe Égalité (1747–1793), who sided with the revolutionaries while apparently scheming to have himself named constitutional monarch. Philippe Ègalité was guillotined during the Reign of Terror, but by then Laclos had already established ties with the Jacobin Club, the most radical revolutionaries. He somehow survived the Reign of Terror to become an important supporter of Napoléon’s coup against the Directory on 18 Brumaire (November 9, 1799). Napoléon rewarded him with a generalship in 1800. Laclos survived the Revolution and the Terror, and triumphed with the rise of Napoléon. But what was the moral cost?”
François Choderlos de Laclos (18 oktober 1741 – 5 september 1803)