Leo Pleysier, Maeve Binchy, Frank Schätzing, K. Satchidanandan, Thomas Moore, Sjoerd Leiker, Walker Percy, Patrick White, Fritz Hochwälder

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Wit is altijd schoon

 

“En wie gaat er nu mijn doodsprentje schrijven? Zoudt gij dat niet doen?”
“Nee?”
“En waarom niet? Gij hebt toch altijd de pen nogal kunnen vasthouden, gij! Gij kunt dat dan toch best zou ik denken? Waarom zoudt gij dat dan niet doen? Ik zou liefst hebben dat gij dat doet. Voor uw eigen moeder kunt ge toch wel eens iets op papier zetten zeker? En daarbij: zo lang moet dat niet zijn. Een paar regels is genoeg.”
“Maar wat is ’t nu met u?”
“Aan wie moet ik het dan vragen? Is dat nu zoveel gevraagd om eens iets op papier te zetten voor mijn doodsprentje? Nu valt ge me maar tegen hoor! Amai!”
“Dat dat niet gaat, zegt ge. Waarom zou dat niet gaan? Gaat er dan zo eens op uw gemak bij zitten thuis aan tafel, dan zal dat toch wel gaan zeker! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Een paar regels is genoeg.”
“Nu ja, we zullen dan wel zien. En ge hebt nog wel wat tijd om na te denken. En zoniet moet iemand anders het maar doen. Gaat gij nu ook maar naar huis onderhand. Ge zult ook wel moe zijn na zo’n dag. En morgen nog van alles te regelen. Ge zult de volgende dagen heel wat geloop hebben met mij. En doe het raam nu maar terug dicht zeker? En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen. De sleutel neemt ge maar mee. En blijf morgenvroeg niet te lang weg.”
“Maar nee! Wat zou het! Wat zou ik daar nu ineens wel iets mee inzitten! Ik heb hier al zo dikwijls alleen gelegen in huis. Wat zou ik dat nu niet meer kunnen? Bang ben ik toch nooit geweest.”
“Gaat gij maar rap slapen nu. Ge zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken. Er zal nu toch niemand meer komen zeker? Anders waren ze al wel geweest, die van plan waren om vandaag nog te komen groeten. De rest zal dan morgen wel komen zeker? Of anders overmorgen? Nog tijd genoeg. Al maar goed ook dat ze niet allemaal tegelijk zijn gekomen. Want allemaal tegelijk, dat had hier toch niet binnen gekund vanavond. Zoveel volk ineens, zo’n drukte in huis, dat had niet gegaan. En het zal er nog niet op beteren de volgende dagen. Dat zal niet. Dat zal hier nog een hele begankenis worden. Ga maar slapen nu. Gij zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken.”

 

leopleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

 

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Nights Of Rain And Stars

 

“Andreas thought he saw the fire down in the bay before anyone else did. He peered and shook his head in disbelief. This sort of thing didn’t happen. Not here in Aghia Anna, not to the Olga, the little red and white boat that took visitors out to the bay. Not to Manos, foolish headstrong Manos whom he had known since he was a boy. This was some kind of dream, some trick of the light. That could not be smoke and flames coming from the Olga.

Perhaps he was not feeling well.

Some of the older people in the village said that they imagined things. If the day was hot, if there had been too much raki the night before. But he had gone to bed early
. There had been no raki or dancing or singing in his hillside restaurant.

Andreas put his hand up to shade his eyes and, at the same time, a cloud passed overhead. It wasn’t as clear as it had been before. He must indeed have been mistaken. But now he must pull himself together. He had a restaurant to run. If people came all the way up the hilly path, they would not want to find a mad man, someone crazed by the sun fancying disasters in a peaceful Greek village.

He continued fixing the red and green plastic-covered cloths with little clips to the long wooden tables on the terrace outside his taverna. This would be a hot day, with plenty of visitors at lunch time. He had laboriously written the menu on the blackboard. He often wondered why he did it… it was the same food every day. But the visitors liked it; and he would put ‘Welcome’ in six languages. They liked that too.

 

maeve-binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

 

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Tod und Teufel

 

“Der Wolf stand auf der Anhöhe und fixierte den goldbeschienenen Ring der großen Mauer. Sein Atem ging gleichmäßig. Die mächtigen Flanken zitterten leicht. Er war den ganzen Tag gelaufen, von der Gegend um Jülichs Burgen herab über das Hügelland bis hierher, wo das Dickicht endete und den Blick freigab auf die entfernt liegende Stadt. Trotzdem fühlte er sich weder erschöpft noch müde. Während der Feuerball der Sonne hinter ihm den Horizont berührte, warf er den Kopf in den Nacken und erkundete witternd seine Umgebung.
Die Eindrücke waren übermächtig. Er roch das Wasser vom Fluss, den Schlamm an den Ufern, das faulige Holz der Schiffsrümpfe. Er sog die Melange der Ausdünstungen in sich hinein, in der sich Tierisches mit Menschlichem und Menschgemachtem mischte, parfümierte Weine und Fäkalien, Weihrauch, Torf und Fleisch, das Salz verschwitzter Leiber und der Duft teurer Pelze, Blut, Honig, Kräuter, reifes Obst, Aussatz und Schimmel. Er roch Liebe und Angst, Furcht, Schwäche, Hass und Macht. Alles dort unten sprach eine eigene, duftende Sprache, erzählte ihm vom Leben hinter den steinernen Wällen und vom Tod.”

 

Schaetzing

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

 

 

De Indiaase dichter, vertaler en literatuurwetenschapper K. Satchidanandan werd geboren op 28 mei 1946 in centraal Kerala. Hij doceerde Engels en gaf tien jaar lang leiding aan Indi’s Nationale Academie voor Literatuur. K. Satchidanandan publiceerde 22 dichtbundels, vele verzamelbundels, vertalingen en 19 essaybundels over literatuur.

 

Cactus

 

Thorns are my language.

I announce my existence

with a bleeding touch.

 

Once these thorns were flowers.

I loathe lovers who betray.

Poets have abandoned the deserts

to go back to the gardens.

Only camels remain here, and merchants

who trample my flowers to dust.

 

One thorn for each rare drop of water.

I don’t tempt butterflies.

No bird sings my praise.

I don’t yield to droughts.

 

I create another beauty

beyond the moonlight,

this side of dreams,

a sharp, piercing,

parallel language.

 

Satchidananda

K. Satchidanandan (Kerala, 28 mei 1946)

 

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2008. en ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2006.

As Slow Our Ship

  

As slow our ship her foamy track

Against the wind was cleaving,

Her trembling pennant still look’d back

To that dear isle ’twas leaving.

So loath we part from all we love,

From all the links that bind us;

So turn our hearts as on we rove,

To those we’ve left behind us.

 

When, round the bowl, of vanish’d years

We talk, with joyous seeming, —

With smiles that might as well be tears,

So faint, so sad their beaming;

While memory brings us back again

Each early tie that twined us,

Oh, sweet’s the cup that circles then

To those we’ve left behind us.

 

And when, in other climes, we meet

Some isle, or vale enhanting,

Where all looks flowery, wild, and sweet,

And nought but love is wanting;

We think how great had been our bliss,

If Heaven had but assign’d us

To live and die in scenes like this,

With some we’ve left behind us!

 

As travellers oft look back at eve,

When eastward darkly going,

To gaze upon that light they leave

Still faint behind them glowing —

So, when the close of pleasure’s day

To gloom hath near consign’d us,

We turn to catch one fading ray

Of joy that’s left behind us.

 

Moore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)
Beeld van Dennis B. Sheahan in Central Park, New York

 

 

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Leiker volgde een onderwijzersopleiding. Hij heeft gewerkt bij een uitgeverij, in de journalistiek en bij de radio. Zijn literaire debuut maakte hij met een aantal gedichten in De Vrije Bladen. Zijn meest bekende werk is de roman Drie getuigen, die verscheen onder het pseudoniem Menno Haarsma bij de mede door hem opgerichte uitgeverij De Bezige Bij. Veel van zijn werk gaat over de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef ook hoorspelen zoals Daar was de vrede, hier is de pijn. In 1992 werd door zijn weduwe de Sjoerd Leikerprijs ingesteld.

 

Uit: J.B. Charles 1910-1983

 

Ik heb in de oorlog tot mijn ontsteltenis gemerkt dat veel intellectuelen zich op gemakkelijke wijze lieten overtuigen van de vijandelijke en landverraderspropaganda, die zei dat de oorlog voorbij was en verzet tegen de bezetter niet alleen formeel illegaal, maar ook ethisch ongelegitimeerd was. ‘Dat schreef J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel) in Volg het spoor terug (1953). Charles, jurist, verzetsman en ook kunstenaar, begon al in de jaren veertig met de geschiedschrijving van het verzet. ‘Ik wil iets onderzoeken’, zo luidt zijn verantwoording. ‘En ik wil enige geschiedvervalsers een stok tussen de benen steken.’ Hij maakte duidelijk dat verzet wèl gelegitimeerd, dat wil zeggen gewettigd was. Eén van de kernpunten in zijn betoog, dat hij voortzet in Van het kleine koude front (1962), is dat niet Nederland op 14 mei 1940 heeft gecapituleerd, maar ons leger in de vesting Holland. De onvoorwaardelijke overgave van de rest van onze strijdkrachten, in Zeeland, volgde op 19 mei. De Duitse bezettingsmacht hield zich niet aan het ook door Duitsland geratificeerde Landoorlogsreglement. Die overeenkomst hield onder meer in dat de vijand van de Nederlanders geen persoonlijke diensten kon vorderen voor zijn oorlogsvoering en dat hij niet zou mogen ingrijpen in de binnenlandse politiek van het door hem bezette land.“

 

 

Leiker

Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Walker Percy werd geboren op 28 mei 1916 in Birmingham, Alabama. Na de suïcide van zijn vader in 1929 verhuisde zijn familie naar Athens, Georgia. Zijn moeder stierf twee jaar later in een auto-ongeluk. Percy en zijn twee broers werden daarna opgevoed in Greenville, Mississippi door hun oom William Alexander Percy, een prominente advocaat en dichter. Percy bezocht de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill en studeerde in 1937 af in chemie. Vier jaar later, in 1941, behaalde hij een bul in geneeskunde aan Columbia University. Zijn medische carrière kwam echter tot stilstand nadat tuberculose bij hem werd geconstateerd, waarvoor hij de komende drie jaar in een sanatorium verbleef. Hij trouwde met Mary Bernice Townsend in 1946 en verhuisde naar Covington, Louisiana. Ook bekeerde de van huis uit protestantse Percy zich in deze periode tot het katholicisme. Vanaf het begin van de jaren ’50 ging Percy zich richten op het schrijverschap. Zijn eerste publicaties waren essays op het gebied van semiotiek en filosofie, en in 1961 publiceerde Percy zijn eerste roman, The Moviegoer. Deze kreeg een jaar later een National Book Award voor fictie toegekend. In 1998 werd The Moviegoer opgenomen in de lijst van de honderd beste Engelstalige boeken van de 20ste eeuw, opgesteld door de Amerikaanse uitgever Modern Library. Percy heeft vijf andere romans en verschillende non-fictiewerken op zijn naam staan.

 

Uit: The Second Coming

 

„Well then, does anything really change in a lifetime, he asked the sly sidelong-looking Andrea del Sarto in the Mercedes mirror? No, you are the same person with whom I struck the pact roaring out old U.S. 66 through the lonesome towns and empty desert. You don’t ever really learn anything you didn’t know when you were thirteen.

And what was that?

All I knew for sure then and now was that after what happened to me nothing could ever defeat me, no matter what else happened in this bloody century. If you didn’t defeat me, old mole, loving father and death-dealer, nothing can, not wars, not this century, not the Germans. We beat the Germans, nutty as we are, and now drive perfect German cars, we somewhat frazzled it is true, and shaky, but victorious nevertheless.

Ah, but what if the death is not in the century but in your own genes, that you of all men are a child of the century because you are as death-bound by your own hand as the century is you and you of all men should be most at home now, as bred for death as surely as a pointer bitch to point, that death your own death is what you really love and won’t be happy till you have, what then?

Then we’ll know, won’t we?

Grinning and shivering on the back seat thirty years later, teeth clacking, this raddled middle-aged American sat in his German car in the mountains of North Carolina hugging himself and making shoulder movements like a man giving body English to a pinball machine except that he was thinking about J. E. B. Stuart and Baron von Richthofen and World War II and fighting the Germans, which he had not done. Instead, he took two quick drinks from the gold-lined silver jigger and waited until the warmth bloomed under his ribs and the shaking stopped.“

 

WalkerPercy01

Walker Percy (28 mei 1916 – 10 mei 1990)

 

 

De Australische schrijver Patrick Victor Martindale White werd geboren in Londen op 28 mei 1912. Van 1932 tot 1935 studeerde hij aan de universiteit van Cambridge in Engeland Franse en Duitse literatuur. Zijn eerste gedichten verschenen nog tijdens zijn studie in The London Mercury: Na zijn studie kon hij zich, gesteund door zijn vader, in Londen vestigen. Toen zijn vader overleed kon hij door de erfenis zijn werk als schrijver zonder geldelijke nood voortzetten. In 1939 vond hij een uitgever voor zijn eerste roman Happy Vall
ey.
Tijdens WO II leerde hij als officier in de RAF in Alexandria de Griekse officier Manoly Lascaris kennen die zijn levenspartner zou worden. Na de oorlog kochten zij een huis niet ver van Sydney. In 1957 brak hij met de roman Voss ook in Australi
ë door. In 1973 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur “voor een episch en psychologisch verhalende kunst die een nieuw continent geïntroduceerd heeft in de literatuur”

 

Uit: The Eye Of The Storm

 

„In the mountains the weatherboard and fibro townships were minding their own business. Chummier shops displaying pragmatic goods had nothing to hide. But doubts set in among the stragglers, towards the fringes, where houses built for permanence had reached the lurching stage, above the rich humus spread by their shrubberies to soften the logical collapse. The shrubberies themselves, planted by their owners as a sober duty, were touched with a cold apocalyptic fire. Here and there at the foot of a tree, old, broken, black umbrellas arranged singly or in clumps, were seen to stir at times, then to move, slowly, sideways asymmetrically. Some of the old umbrella-forms were trundling through an undergrowth of rhododendrons and azaleas assisted by what appeared to be part of their own aluminium frames, which had become conveniently unstuck, and could be used as crutches.

Basil was stopping the car in front of a shop. On a blind wall a square of faded bluebag was advertising some illegible commodity. Without explaining why, Basil was getting out. Nor did Dorothy ask for explanations: she was frantically searching for some face or object with which to identify herself. As Basil was closing the car door, a boy in jeans followed by a high-stepping spotted dog, came jaunting past. Dorothy tried smiling at the boy, but her smile must have looked directionless, or old; anyway the boy was plainly ignoring foreigners. When Basil had gone inside the shop, Dorothy was left with gooseflesh on her arms.“

 

patrick_white

Patrick White (28 mei 1912 – 30 september 1990)
Portret door Roy de Maistre, 1939

 

 

 

De Oostenrijkse schrijver Fritz Hochwälder werd geboren op 28 mei 1911 in Wenen. Hij werd opgeleid tot behanger, maar schoolde zich zelf als autodidact op historisch en politiek gebied bij. Zijn eerste drama werd opgevoerd tijdens de Wiener Kammerspielen in 1932. In 1938, na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland vluchtte hij over de Rijn, zwemmend, naar Zwitserland. Zijn drama „Das Heilige Experiment”, over het mislukken van de Jezuietenstaat in Paragay werd voor het eerst in 1943 opgevoerd in Biel-Solothurn, Oostenrijk volgde in 1947. Het stuk bezorgde de schrijver zijn internationale doorbraak, uitgaande van Parijs, in 1952.

 

Uit: Das heilige Experiment

 

“Was habt ihr aufgerichtet da draußen (er zeigt auf die Landkarte) in Steppe und Urwald …! – Ein Reich der Liebe und Gerechtigkeit. … – die Indios singen Euer Loblied – und laufen unsern Grundbesitzern davon! Eure Produkte gehen in die Welt hinaus – unsere Händler verarmen. … Wir dehnen uns durch unsere Kriege aus – ihr durch euren Frieden. Wir bröckeln ab. Ihr sammelt an. … Wie lange dauert es noch – und euch gehört der ganze Kontinent! – – – Und wir, wir sollten dem zusehen, wir sollten euch nicht hindern? Narren wären wir, wenn wir euch nicht verjagten, solange es noch Zeit ist! … Schluss mit diesem Experiment, das uns gefährlich wird! Schluss!”

 

fr_Hochwaelder

Fritz Hochwälder (28 mei 1911 – 20 oktober 1986)

 

De 28e mei is een vruchtbare schrijversdag. Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Ian Fleming, Maria Müller-Gögler, Henri-Pierre Roché, Maximilian Voloshin, B. S. Ingemann, J. D. Wyss, C. H. von Ayrenhoff, Xin Qiji

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

 

Uit: Doctor No

 

„Punctually at six o’clock the sun set with a last yellow flash behind the Blue Mountains, a wave of violet shadow poured down Richmond Road, and the crickets and tree frogs in the fine gardens began to zing and tinkle.

Apart from the background noise of the insects, the wide empty street was quiet. The wealthy owners of the big, withdrawn houses—the bank managers, company directors and top civil servants—had been home since five o’clock and they would be discussing the day with their wives or taking a shower and changing their clothes. In half an hour the street would come to life again with the cocktail traffic, but now this very superior half mile of’ Rich Road’, as it was known to the tradesmen of Kingston, held nothing but the suspense of an empty stage and the heavy perfume of night-scented jasmine.

Richmond Road is the ‘best’ road in all Jamaica. It is Jamaica’s Park Avenue, its Kensington Palace Gardens, its Avenue D’lena. The ‘best’ people live in its big old-fashioned houses, each in an acre or two of beautiful lawn set, too trimly, with the finest trees and flowers from the Botanical Gardens at Hope. The long, straight road is cool and quiet and withdrawn from the hot, vulgar sprawl of Kingston where its residents earn their money, and, on the other side of the T-intersection at its top, lie the grounds of King’s House, where the Governor and Commander-in-Chief of Jamaica lives with his family. In Jamaica, no road could have a finer ending.“

 

Flemming

Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)

 

 

 

De Duitse schrijfster Maria Müller-Gögler werd geboren op 28 mei 1900 in Leutkirch im Allgäu. Zij volgde een docentenopleiding en werkte als lerares tot zij van 1924 tot 1929 in München en Tübingen germanistiek, filosofie en pedagogie ging studeren. In 1935 verscheen haar al in de jaren twintig geschreven roman Die Magd Juditha. In 1942 volgde de roman over de koningsdochter Beatrix von Schwaben die al zeer jong trouwde met keizer Otto IV. Naast romans  publiceerde Müller-Gögler talrijke verhalen en gedichten en in drie delen, verschenen tussen 1970 en 1977, haar memoires.

 

Uit: Erinnerungen – Hinter blinden Fenstern

 

Der Tanzlehrer war ein nicht mehr ganz junger dunkelhaariger, dunkeläugiger, überschlanker Mann mit geschmeidigen Bewegungen und galanten Allüren, wie ich sie nur aus Schilderungen in Romanen kannte – in einem Kino war ich noch nie gewesen. Wenn einige von uns im stillen gehofft hatten, zu dem Kurs würden junge Männer, vielleicht Sekundaner und Primaner des Ravensburger Gymnasiums, eingeladen, so wurden sie in ihren Hoffnungen enttäuscht. Die Hälfte der Tanzschülerinnen wurde ausersehen, die “Herren” zu markieren. Ich gehörte dazu, vermutlich auf Grund meiner Körpergröße und meiner “Führereigenschaften”. Die Rolle war insofern begehrenswert, als der Tanzlehrer sich aus der Herrengarde seine Partnerinnen wählte, damit diese Gelegenheit bekamen, sich wenigstens vorübergehend in der weiblichen Pose zu üben.

Der Augenblick, in dem Herr Geiger sich vor einer verneigte und um einen Tanz bat, wurde von deren “Herren” täglich ersehnt. Die Spannung war umso größer, als der Kavalier nicht nach einer bestimmten Ordnung verfuhr. Es kam ihm nicht darauf an, eine Tänzerin zwei- oder dreimal hintereinander zu wählen und andere zu übersehen. Am meisten fieberte die blonde Friedel aus Freiburg nach seinem Tanzarm.”

 

mueller_leutkirch

Maria Müller-Gögler (28 mei 1900 – 23 september 1987)
Leutkirch im Allgäu (Geen portret beschikbaar)

 

 

 

De Franse schrijver, journalist en verzamelaar Henri-Pierre Roché werd op 28 mei 1879 geboren te Parijs. Zijn vader, die apotheker was, pleegde zelfmoord door van het balkon van hun woning op de Boulevard Arago te springen. Tot zijn vijftigste zou Roché daar met zijn moeder blijven wonen. Zijn liefdesleven rond 1910 beschreef hij in 1943. Hij schreef toen zijn eerste novelle, getiteld Jules et Jim en uitgegeven in 1953. In 1961 werd de novelle verfilmd door François Truffaut, die het boek in 1956 in een tweedehandsboekenwinkel kocht, met in de hoofdrol Jeanne Moreau. Roché, onder de naam Jim, en zijn Duitse vriend Franz Hessel, onder de naam Jules, dongen beiden om de hand van Heleen Grund. In 1906 ontmoette Roché de schrijver Franz Hessel, waarschijnlijk in het café La Closerie des Lilas, de verzamelplaats van Duitstalige kunstenaars in Montparnasse. Samen maakten zij reizen naar Duitsland en Griekenland. In Parijs ontmoetten zij de Duitse Helen Grund. In 1913 trouwde Franz met Helen in Berlijn en na een kort verblijf in Parijs keerden zij in verband met WO I terug naar Duitsland. Franz vocht in het Duitse leger aan het Oostfront. In 1956 verscheen van Roché zijn tweede novelle Les deux anglaises et le continent. Ook deze novelle, die ging over Roché en Violet en Margaret Hart, werd door François Truffaut verfilmd.

 

Uit: Victor

 

„PIERRE est seul dans sa chambre du sous-sol, carrée, très bien chauffée. C’est plutôt une cave qui lui sert de chambre. Près du plafond, une fenêtre en largeur permet de voir les jambes des passants. De vieux meubles impossibles, mais un bon grand lit de fer à deux.

Des pas crissent dans la neige. On frappe sec. Il est minuit. Entrent en coup de vent Victor, François et une girl brune et maline, qu’ils tiennent solidement chacun par un bras. Ses grands yeux noirs sont pleins de colère.

Victor – Nous te présentons Patricia, une amie. Au Café Brevoort elle a fait un scandale idiot. Et nous avions à causer, François et moi.

François – Nous lui avons donné à choisir entre deux punitions. Un peu d’huile de ricin (on en vend au café) ou toi. Nous t’avons dépeint. Elle t’a préféré.

Pierre était d’abord ennuyé de l’irruption. Il allait dormir et se levait tôt. Lui et Patricia se considéraient.

Victor – On ne te l’amène pas à la légère. Il y a des raisons.

Patricia – Je vous connais tous deux. Vous ne faites jamais rien à la légère, malgré vos airs de Pégase. Vous êtes comme deux papes. J’aurais dû vous arroser avec le siphon, au café. Soit, allez vous-en. Laissez-moi.

Pierre – OK. Je garde Patricia.

Les deux sortirent en vitesse sans dire au revoir et Pierre entendit le son du moteur de course de François. Patricia se promenait dans la pièce.“

 

 

Roche

Henri-Pierre Roché (28 mei 1879 – 9 april 1959)

 

 

 

De Russische dichter, schrijver en schilder Maximilian Voloshin werd geboren op 28 mei 1877 in Kiev. Rond 1890 begon hij gedichten te schrijven en te vertalen. In 1897 ging hij naar Moskou om rechten te studeren. Vanaf 1900 maakte hij verschillende reizen. In 1901 vestigde hij zich in Parijs waar hij bij Jelisaweta Kruglikova schilderlessen volgde en lezingen aan de Sorbonne bijwoonde. In 1910 verscheen met de verzamelbundel Gedichten 1900 – 1910 zijn eerste boek in druk. Al in 1907 had hij een huis gekocht in Koktebel, waar hij zijn jeugd had doorgebracht. In de jaren van WO I trok hij zich daar steeds vaker terug. Meer en meer wijdde hij zich aan het schilderen van landschappen.

 

 

Along Cain’s Ways, Tragedy of Materialistic Culture (Fragment)

 

Machine has won over man:

It needed a slave to take away its sweet,

To comfort its insides with pure oil,

To feed it coal and take away its excrements,

And then it started asking for itself,

The swarming bundle of muscles and of wills

Brought up in hungry discipline

And greedy rude who cheapened his spirit

For joys of mediocrity and comforts.

Machine has taught man to think appropriately

And logically discuss the findings.

It visually proved to him

That there is no spirit, only substance,

That man is nothing but a machine himself,

That the starry cosmos is merely a mechanism

To manufacture time, that thought

Is just a simple product of the brain digestion,

That mere sustenance defines the spirit,

That genius is a degeneration,

That culture means an increase in the number

Of the consumer needs,

That the ideal is general well-being

And stomach satisfaction,

That there is One Universal Worldly Stomach

And there is no other Gods beside it….

 

 

 

Vertaald door Natasha Levitan

 

Voloshin
Maximilian Voloshin (28 mei 1877 – 11 augustus 1932)
Portret door Boris Kustodiev, 1924

 

 

 

De Deense dichter en schrijver Bernhard Severin Ingemann werd geboren op 28 mei 1789 in Thorkildstrup op het eiland Falster. Onder invloed van de romantiek ontstonden zijn eerste gedichten. Vanaf 1825 begon hij verhalen te publiceren. Met het epos Valdemar den Store og hans Maend” uit 1824 begon hij aan een srie historische werken, waarin hij – volgens eigen zeggen naar het voorbeeld van Sir Walter Scott – de vele facetten van de geschiedenis van zijn eigen land beschreef.

 

Uit: The Sealed Room

 

“For many years there stood in a side street in Kiel an unpretentious old frame house which had a forbidding, almost sinister appearance, with its old-fashioned balcony and its overhanging upper stories.  For the last twenty years the house had been occupied by a greatly respected widow, Madame Wolff, to whom the dwelling had come by inheritance.  She lived there quietly with her one daughter, in somewhat straitened circumstances.

What gave the house a mysterious notoriety, augmenting the sinister quality in its appearance, was the fact that one of its rooms, a corner room on the main floor, had not been opened for generations. The door was firmly fastened and sealed with plaster, as well as the window looking out upon the street.  Above the door was an old inscription, dated 1603, which threatened sudden death and eternal damnation to any human being who dared to open the door or efface the inscription.  Neither door nor window had been opened in the two hundred years that had passed since the inscription was put up. But for a generation back or more, the partition wall and the sealed door had been covered with wall paper, and the inscription had been almost forgotten.

The room adjoining the sealed chamber was a large hall, utilized only for rare important events.  Such an occasion arose with the wedding of the only daughter of the house.  For that evening the great hall, as it was called, was brilliantly decorated and illuminated for a ball.  The building had deep cellars and the old floors were elastic.”

 

BS_Ingemann

Bernhard Severin Ingemann (28 mei 1789 – 24 februari 1862)

 

 

 

De Zwitserse schrijver Johann David Wyss werd geboren op 28 mei 1743 in Bern. Hij studeerde theologie en filosofie in Bern en Lausanne. Grote bekendheid kreeg zijn boek over de Zwitserse familie Robinson. Oorspronkelijk geschreven voor zijn kinderen tussen 1794 en 1798 en zonder bedoelin het uit te geven. Dat deed pas zijn zoon in 1812. Het werd het meest vertaalde Zwitserse boek aller tijden en een bestseller.

 

Uit: The Swiss Family Robinson

 

“The tempest had raged for six days, and on the seventh seemed to increase. The ship had been so far driven from its course, that no one on board knew where we were. Every one was exhausted with fatigue and watching. The shattered vessel began to leak in many places, the oaths of the sailors were changed to prayers, and each thought only how to save his own life. “Children,” said I, to my terrified boys, who were clinging round me, “God can save us if he will. To him nothing is impossible; but if he thinks it good to call us to him, let us not murmur; we shall not be separated.” My excellent wife dried her tears, and from that moment became more tranquil. We knelt down to pray for the help of our Heavenly Father; and the fervour and emotion of my innocent boys proved to me that even children can pray, and find in prayer consolation and peace.

We rose from our knees strengthened to bear the afflictions that hung over us. Suddenly we heard amid the roaring of the waves the cry of “Land! land!” At that moment the ship [pg 002] struck on a rock; the concussion threw us down. We heard a loud cracking, as if the vessel was parting asunder; we felt that we were aground, and heard the captain cry, in a tone of despair, “We are lost! Launch the boats!” These words were a dagger to my heart, and the lamentations of my children were louder than ever. I then recollected myself, and said, “Courage, my darlings, we are still, above water, and the land is near. God helps those who trust in him. Remain here, and I will endeavour to save us.”

 

swyss

Johann David Wyss (28 mei 1743 – 11 januari 1818)

 

 

 

De Oostenrijkse schrijver Cornelius Hermann von Ayrenhoff werd geboren op 28 mei 1733 in Wenen. Hij schreef classisistische drama’s in de stijl van Racine en Corneille die door de oplomst van de romantiek echter al tijdens zijn leven in vergetelheid raakten. Meer succes had hij met zijn blijspelen zoals „Der Postzug oder die noblen Passionen“ (1769), dat een lievelingsstuk was van Frederik II van Pruisen.

 

Uit: Der Postzug oder die noblen Passionen

 

DER VERWALTER. Sie wissen also nicht, Jungfer Lisette, in welcher Absicht mich die Baroninn schon wieder rufen läßt?

LISETTE. Das sagte sie mir nicht, und es wäre Kunst es zu errathen. Sie hat heut so vielerley Dinge im Kopfe, daß sie selbst nicht weiß, was sie will und nicht will. Wenn wir doch diese Festivität schon überstanden hätten!

DER VERWALTER. Ja wohl – und Ich von meinem Interims-Haushofmeister-Amte wieder los wäre! Das ist nun diesen Morgen das zwölftemal, daß ich gerufen werde; achtmal bloß des Stalles wegen.

LISETTE. Wundert Sie das, Herr Verwalter? Sie kennen doch den Grafen von Reitbahn?

DER VERWALTER. Nein! ich hatte eben den Tag, da er hier war, in den herrschaftlichen Weingärten zu thun.

LISETTE. So muß ich Ihnen also sagen, daß dieser Herr Bräutigam von unserm Fräulein, der größte, der berühmteste Pferdenarr im ganzen Lande ist – ein Mensch, der nichts anders thut und denkt, als reiten, fahren, und halsbrechen. Darum ist unsre Frau in Sorgen, es möchte wohl gar die ganze Heyrath in Trümmer gehen, wenn dem Grafen bey seiner Ankunft, von ungefähr unsre Stallordnung mißfiele.

 

PostzugGemaltGeorgMelchiorKraus3

Cornelius Hermann von Ayrenhoff (28 mei 1733 – 15 augustus 1819)
Illustratie bij de „Postzug“ door Georg Melchior Krauss (Geen portret beschikbaar)

 

 

De Chinese dichter Xin Qiji werd geboren op 28 mei 1140 in Jinan, in de provicie Shandong.  Behalve dichter was hij ook een militaire leider tijdens de Zuidelijke Song-dynastie. Tijdens zijn militaire loopbaan behaalde hij vele overwinningen. In 1194 trok hij zich terug op het platteland en wijdde hij zich aan de vervolmaking van zijn dichtkunst.

In days when I was young

In days when I was young and didn’t know the taste of sorrow
I like to climb the storied tower,
I like to climb the storied tower;
To write the latest odes I forced myself to tell of sorrow.

 

Now that I understand the taste of sorrow altogether
I would like to tell, but stop,
I would like to tell, but stop;
Instead I say, ‘What a cool day! Such lovely autumn weather!’

 

 

 

Vertaald door A. Ayling & D. Mackintosh

 

 

jinan-shangdong

Xin Qiji (28 mei 1140 – 1207)
Jinan, Shandong (Geen portret beschikbaar)