Truman Capote, Hendrik Marsman, Roemi, Eli Wiesel, Henk Spaan, Jurek Becker

De Amerikaanse schrijver Truman Capote werd geboren op 30 september 1924 als Truman Streckfus Persons in New Orleans. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2006 en ook mijn blog van 30 september 2007 en ook mijn blog van 30 september 2008.

 

Uit: Too Brief a Treat: The Letters of Truman Capote

 

„TO CATHERINE WOOD [Monroeville, Ala.] [26 July 1941]

 

Dear Miss Wood, I have been in New Orleans three weeks and I just got back to Monroeville last night. I was very pleasantly surprised to find your sweet note. I was so sorry to hear about your father and I do hope he is improving.I have been gathering material here and there and some of it is rather good, I have written little but I have taken many notes and tried to give accurate accounts of things that will later stand me in good stead, (that was meant to be a period, but my typewriter slipped.)

Are you going up to visit Miss Pierce, I hope you do because her place in Maine sounded so quiet and restful-charmingly woodsy.

I have been traveling all over the south since I came. I went to Natchez, Miss. last week and I went on a picnic at a very scenic spot over looking [sic] the Mississippi River.

Teddy’s mother wrote me a long letter telling me all about his doings, you know Teddy-he would’nt [sic] write anyone if his very life depended upon it. She told me that you had written him and asked me to tell you all the news about the dear raven haired child.

 

1.He has a job with the Greenich [sic] Cab company and he makes fifteen dollars week.

2.He won $130.00 dollars [sic] at the Maidstone club dinner dance. He is taking flying lessons with it.

3.His mother is desperate!

4.They have moved into their new house-the address is 179 Park Ave. Greenwich.

5.They are pleased and delighted with Teddy and he seems to be improving. BUNK!

 

P.S. He was 17 last Sat.

 

I have gone Russian with a vengeance! I finally finished WAR and Peace. Also I have read Huxley’s “Point Counter Point.” It is very badly written, not so badly written as confusing. But it is educating as to the point of ultra-modern sophistication.

I went all the way through the heart of Pearl River swamp in La. It took three days and it was like being in a jungle only more dangerous. These swamps are inhabited by Cajons (I believe that I spelled that correctly) and it is so wild in there that some of the younger children have never seen white people! It was really quite an experience and I collected all kinds of material and wild flowers-also a baby alligator which I will ship to you C.O.D any time that you will have him. He’s a regular little monster.

I am so sorry for my procrastination in answering your letter but it was truly unavoidable. Please write me and tell me all the news as I am at present sorta this side of civilization, where the people think if you don’t say “ain’t” you just ain’t right in the head and the double negative is accepted grammar.

 

Write me, all my very best Love, Truman“

 

 

Truman_Capote

Truman Capote (30 september 1924 – 25 augustus 1984)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hendrik Marsman werd geboren op 30 september 1899 in Zeist. Zie ook mijn blog van 30 september 2006  en ook mijn blog van 30 september 2007 en ook mijn blog van 30 september 2008.

 

 

Herinnering aan Holland

 

Denkend aan Holland
zie ik brede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hoge pluimen
aan de einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een groots verband.
De lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

 

 

 

Zonnige septembermorgen

 

De zomer en de late rozen

zijn zacht ontblaadrend uitgebloeid;

het bloedend vuur, het hete blozen

tot oud oktobergoud vergloeid.

 

de groene vlammen van de bomen

– bestorven bruin en wingerdrood –

zijn van hun donkre drift benomen

o dag, o droom van blauw en goud!

 

het licht hangt in de honingraten

der vensters als een vochtig vlies

en morgenzon in de gelaten

waarin bij nacht de droefheid wies.

 

o zijden zonlicht, zacht kristal

hoe onbeschrijflijk mild en edel

verzilvert gij het smal ravijn

der huizen en de ranke schreden

 

der meisjes langs de waterval

en langs de gracht en op de bruggen

die teer gebogen ruggen

welven over het fulpen waterdal;

 

de kinderen vangen met hun handen

de zachte speren; en hun mond

vangt het geluk met open tanden

van dauw en vochte morgenstond.

 

o witte wel, o waterval

omhuiverd door die vroege tent

van hemelsblauw, o firmament

dat koel en diep doorschijnend is;

 

genees mijn hart dat in de zomer

zo ruw en rood gehavend werd;

genees het in het klare stromen

voordat het droef en avond wordt.

 

 

 

Zonder weerklank

 

Volk, ik ga zinken als mijn lied niet klinkt;

ik moet verdrogen als gij mij niet drinkt;

verzwelg mij, smeek ik – maar zij drinken niet;

wees mijn klankbodem, maar zij klinken niet.

 

Marsman

Hendrik Marsman (30 september 1899 – 21 juni 1940)

 

 

De Perzische dichter en soefistisch mysticus Jalal ad-Din Rumi (of Roemi) werd geboren op 30 september 1207 in Balkh. Zie ook mijn blog van 30 september 2007 en ook mijn blog van 30 september 2008.

 

Uit: Juwelen (VI:4094-4106)

 

Alle zelfzuchtige pleziertjes zijn bedrog en oplichterij,

die lichtflits wordt omgeven door een muur van duisternis.

De bliksemschicht is maar van korte duur

en je hebt, door duisternis omgeven, nog een lange weg te gaan.

Bij dat licht kun je geen brief lezen

en evenmin naar je bestemming rijden.

Maar doordat jij je door de lichtflits laat misleiden,

trekken de zonnestralen zich van je terug.

Mijl na mijl leidt het bedrog van de lichtflits

je `s nachts zonder gids dieper in een donkere wildernis.

 

Het ene moment val je tegen een berg, het volgende in een rivier,

nu eens dwaal je hier rond, dan weer daar.

Zoeker van wereldse waardigheid, je vindt de gids nooit

en als je hem vindt, keer je je van hem af

met de woorden: `Zestig mijl heb ik al op deze weg afgelegd

en nu zegt deze gids dat ik de weg kwijt ben.

Als ik gehoor geef aan zijn wonderlijke raadgeving,

moet ik de reis opnieuw aanvangen onder zijn hoede.

Ik heb mijn leven gewijd aan deze reis.

Laat maar zitten. Wat komt, komt. Ga weg, meester!’

 

`Ja, je hebt al een hele reis achter de rug,

maar eigengereidheid levert net als de lichtflits weinig op.

Kom, leg een tiende van die reis af

omwille van de luisterrijke zon van goddelijke inspiratie.

Je las het vers: ‘Vermoedens wegen niet op tegen de waarheid’,

maar toch werd je door zo’n lichtflits blind voor het licht van de

zon.

Luister, stap in onze boot, arme stakker,

of leg in elk geval die boot van jou vast aan die van ons.’

 

rumi

Roemi (30 september 1207 – 17 december 1273)

 

De Joods-Roemeens-Frans-Amerikaanse schrijver Eli Wiesel werd geboren op 30 september 1928 in Sighet (nu Sighetu Marmaţiei), Roemenië. ook mijn blog van 30 september 2007 en en ook mijn blog van 30 september 2008.

 

Uit: And the Sea is Never Full

 

„Benno Werzberger in Israel, Tadeusz Borowski in Poland, Paul Celan and Piotr Rawicz in Paris, Bruno Bettelheim in the United States, Primo Levi in Italy–the writers who were part of the shrinking community of Holocaust survivors endured severe hardship. Despairing of the written word’s power, some chose silence. The silence of death.

Was it because as guardians of memory they felt misunderstood, unloved, exiles in the present, guilty of having failed in their task? Were they afraid of having spoken too much–or not enough? In light of the tragedies that continue to tear apart society, did they admit defeat?

I knew three of them well. Their final acts continue to haunt me.

Primo Levi, speaking of “experts” on the Holocaust, said “They are the thieves of Time; they infiltrate themselves through keyholes and cracks and cart off our memories without leaving a trace.”

Why did Primo, my friend Primo, fling himself from the top of a staircase, he whose works finally succeeded in shaking public indifference, even outside Italy?

From our first meeting in Milan, during the seventies, we had formed bonds. In a way we were meeting again, having already “met.” Over there, in Buna. I had spent some time in his barracks. I had seen him without seeing him. He had crossed my path without noticing me. Even over there, social differences existed.

Now, transcending frontiers, we moved forward side-by-side as we clung to our links to those who had abandoned us. Was it he or I who said “Maybe I’m dead and don’t know it.” Like him I was convinced that our experiences isolated us, that people living today or tomorrow could never understand their nature.

When we turned our gaze inward we saw the same universe. The selections, the kommandos, the “roll calls” in the icy wind, the hanging of the young boy, a member of the underground–yes, he remembered it all as I did. Sometimes he would question me about a sentence of mine he had read somewhere; I told him I was a bad interpreter of my writings. I did better commenting on his.“

 

wiesel

Eli Wiesel (Sighet, 30 september 1928)

 

De Nederlandse (gelegenheids-)dichter, (sport)journalist, televisiepresentator en columnist Henk Spaan werd geboren in Heerhugowaard op 30 september 1948. Zie ook mijn blog van 30 september 2008.

 

Ruud van Nistelrooij

Op de website van de heilige
Maria Magdalena-kerk in Geffen
Vind je, naast honderdvijftig foto’s
Van het huwelijk op 10 juli 2004
Van Leontien en Ruud en
Een uitgebreid beeldverslag van de
Parochiereis naar Lourdes –
Uiteraard ontbreekt de rolstoel niet –
Honderdnegentig foto’s van het
Misdienaarskamp tweeduizendvijf
Radeloze nietszeggendheid met
Uitzondering van foto 84 waarop:
Een schaal hamburgers
Een schaal frikandellen
En achttien rookworsten
Hoofdschotels van een Brabants
Avondmaal in het rijke, roomse leven.

 

Spaan

Henk Spaan (Heerhugowaard, 30 september 1948)

 

 

De Duitse schrijver, draaiboekauteur en DDR-dissident Jurek Becker werd geboren op 30 september 1937 in Łódź, in Polen. Zie ook mijn blog van 30 september 2008.

 

Uit: Jakob der Lügner

Dann ist Frankfurter mit seiner Frau alleine, ohne Zeugen. Ich weiß bloß, wie es ausgegangen ist, ich kenne nur das Resultat, nichts dazwischen, aber ich kann es mir nur so oder ähnlich vorstellen.

Die Frau steht endlich auf, irgendwann. Sie wischt sich die Tränen weg, nicht mehr die vom Heiratsantrag, oder sie wischt sie nicht weg, sie geht zu ihrem Mann, leise, als wollte sie ihn nicht stören. Sie stellt sich hinter ihn, legt ihm die Hände auf die Schultern, sie bringt ihr Gesicht dicht an seins, das noch immer von den Händen verdeckt wird, und wartet. Auch als seine Arme heruntersinken nichts, er starrt auf die gegenüberliegende Wand, und sie stößt ihn leic
ht an. Sie sucht etwas in seinen Augen und kann es nicht finden.

“Felix”, könnte sie nach einer Weile leise gesagt haben, “freust du dich denn nicht? Bezanika ist doch nicht so unendlich weit. Wenn sie bis dort gekommen sind, dann kommen sie doch auch bis zu uns.”

Oder sie könnte gesagt haben: “Stell dir vor, Felix, wenn das wahr ist! Mir dreht sich der Kopf, stell dir das doch bloß vor! Nicht mehr lange, und alles wird wieder sein wie früher. Du wirst wieder spielen können, auf einer richtigen Bühne, unser Theater wird bestimmt neu aufgemacht, ich werde dich nach jeder Vorstellung abholen, neben der Anschlagtafel an der Pförtnerloge werde ich auf dich warten. Stell dir das bloß vor, Felix!”

Er antwortet nicht. Er steht unter ihren Händen auf und geht zum Schrank. Vielleicht sieht er aus wie ein Mann, der einen wichtigen Entschluss gefasst hat und keine Zeit mehr verlieren will, ihn auszuführen.

Frankfurter öffnet den Schrank, nimmt eine Tasse oder ein Kästchen heraus und findet darin den Schlüssel.

“Was willst du im Keller?” fragt sie.

Er wiegt den Schlüssel in der Hand, als ob noch etwas zu bedenken wäre, die Frage nach dem Zeitpunkt womöglich, aber je eher, desto besser, nichts gilt mehr. Vielleicht sagt er ihr jetzt schon, was er vorhat, noch im Zimmer weiht er sie ein, aber das ist unwahrscheinlich, er hat sie nie groß um ihre Meinung gebeten. Außerdem ist ganz und gar unwichtig, wann er es ihr sagt, geändert wird dadurch nichts, der Schlüssel ist schon in seiner Tasche. Nehmen wir also an, er schließt wortlos den Schrank, geht zur Tür, dreht sich dort zu ihr um und sagt nur: “Komm.”

Sie gehen in den Keller.

Armeleutehäuser, in die man früher nie den Fuß gesetzt hätte, die Holzstufen sind ausgetreten, sie knarren wie verrückt, aber er geht dicht an der Wand und auf Zehenspitzen. Sie folgt ihm beunruhigt, auch leise, auch auf Zehenspitzen, sie weiß nicht warum, er tut es eben auch. Sie ist ihm bisher immer gefolgt, ohne zu fragen, sie hat oft nur erraten, was zu tun sei, es war nicht immer gut.”

 

Jurek_Becker_1

Jurek Becker (30 september 1937 – 14 maart 1997)

Pé Hawinkels, Miguel de Unamuno, Hristo Smirnenski, Elizabeth Gaskell

De Nederlandse dichter, schrijver, songwriter en vertaler Pé Hawinkels werd geboren op 29 september 1942 in Heerlen. Zie ook mijn blog van 29 september 2006 en ook mijn blog van 29 september 2007 en ook mijn blog van 29 september 2008.

 

Nu de herfst koud als god

Nu de herfst koud als god in nekwervels en wortels vaart

Word ik ontmanteld, is er geen vindplaats.

In mijn ondersteboven gebouwd huis van kurk

Scharrel ik broedziek en betoverd

En ken geen andere genade

Dan de vampier die mij de slagaders opent.

 

Bevreesd, vliespotig op dit sterk water

Dat de geur van verbrand mensenhaar

En oude paringen bewaart,

Waag ik mijn hals. Luchtbel en lopend vuur

Houden mij drijvend. Een brandende kamstaart

In de diepte is mijn verspieder.

 

Mijn weer met bezemen gekeerd huis

Beeft van heugenis. Schedelbeen sluit zijn naden hechter

En versteent. Ik slaap op spijkers,

Naakt, holhoofdig en gereed.

 

 

Saturday Night

 

The neon light, of the “Open all night”,

Was just in time replaced by

The magic appearance of a new day-while

A melancholic Reno was crawling on his back

Just in front of the supermarket door-way, child

Hey girl, on a cold summernight

As we stood on the corner,

As a man passed by and asked us

What we were doing, what we need

As he pointed his big fat finger

To the people hangin’ round at the corner

Of the – other side of street

Oh well

Doin’ nothing, just hanging around

What do you mean doin’ nothing, Sir

So we had to hit him to the ground

Doin’ nothing just hanging around

His head all busted

Lookin’ just a little too wise child

I just can’t wait

I just can’t wait for saturday night

 

 

(Tekst: Pé Hawinkels, Muziek: Herman Brood)

 

 

Hawinkels

Pé Hawinkels (29 september 1942 – 16 augustus 1977)

 

De Spaanse dichter en filosoof Miguel de Unamuno y Jugo werd geboren op 29 september 1864 in Bilbao. Zie ook ook mijn blog van 29 september 2006  en ook mijn blog van 29 september 2008.

 

Throw Yourself Like Seed

Shake off this sadness, and recover your spirit; sluggish you will never see the wheel of fate that brushes your heel as it turns going by, the man who wants to live is the man in whom life is abundant.

Now you are only giving food to that final pain which is slowly winding you in the nets of death, but to live is to work, and the only thing which lasts is the work; start then, turn to the work.

Throw yourself like seed as you walk, and into your own field, don’t turn your face for that would be to turn it to death, and do not let the past weigh down your motion.

Leave what’s alive in the furrow, what’s dead in yourself, for life does not move in the same way as a group of clouds; from your work you will be able one day to gather yourself.

 

miguel-de-unamuno-2

Miguel de Unamuno (29 september 1864 – 31 december 1936)

 

 De Bulgaarse dichter en schrijver Hristo Smirnenski werd geboren op 29 september 1898 in Koukoush.Zie ook ook mijn blog van 29 september 2006

 

 

The Tale Of Honour

 

It was an honour I had not

Expected, to be sure.

The Devil asked me in and offered

Me his best liqueur.

 

A candle gilt his profile.

Puffing smoke rings in a haze,

With moist eyes Mephistopheles

Upon me fixed gaze.

 

His mien, though tinged with autumn grief,

Was proud and cheerful too.

He cried: “In vino veritas –

I shall be frank with you!

 

“I can no longer bear the yoke

Of cunning and deceit.

here’s to my other-worldly warmth

And worldly woes we meet!

 

“Long, long ago I came to earth

And for a joke, you see,

Took worldly Truth to be my life

But she cuckolded me.

 

“My honour to avenge I vowed

In jealousy and pain.

I trampled others’ honour down

But mine I’ve not regained.

 

“I thought in exploits to excel.

I died in many a fray.

Though worthy causes I upheld

No honours came my way.

 

“Then in the street one day I showed

A sign I had prepared.

“Here is a man without a scrap

Of honour,
‘it declared.

 

“But, strangely, no one looked askance!

With interest I was viewed

And everywhere men doffed their hats:

‘No honour? Good for you!’

 

“A gentleman embraced me: ‘Brother,

You too?! Man alive!’

Two pretty ladies said: ‘Tomorrow

Come to tea at five!’

 

“Amazing! Such attention rare

All did to me devote.

Kings, ministers, court ladies fair

Fond letters to me wrote.

 

“Behold me rolling now in gold.

A man of place and pride!

A thief, a shameless rogue – I know –

But… honoured far and wide!”

 

He paused, our glasses he refilled

And raised a toast with glee

As, blowing rings of smoke, he fixed

His bright green eyes on me.

 

HristoSmirnenski

Hristo Smirnenski (29 september 1898 – 18 juni 1923)

 

De Britse schrijfster Elizabeth Gaskell werd geboren op 29 september 1810 in Londen. Zie ook ook mijn blog van 29 september 2006  en ook mijn blog van 29 september 2008.

Uit: Ruth

 

The chapel was up a narrow street, or rather cul-de-sac, close by.  It stood on the outskirts of the town, almost in fields.  It was built about the time of Matthew and Philip Henry, when the Dissenters were afraid of attracting attention or observation, and hid their places of worship in obscure and out-of-the-way parts of the towns in which they were built.  Accordingly, it often happened, as in the present case, that the buildings immediately surrounding, as well as the chapels themselves, looked as if they carried you back to a period a hundred and fifty years ago.  The chapel had a picturesque and old world look, for luckily the congregation had been too poor to rebuild it, or new-face it, in George the Third’s time.  The staircases which led to the galleries were outside, at each end of the building, and the irregular roof and worn stone steps looked grey and stained by time and weather.  The grassy hillocks, each with a little upright headstone, were shaded by a grand old wych-elm.  A lilac bush or two, a white rose-tree, and a few laburnums, all old and gnarled enough, were planted round the chapel yard; and the casement windows of the chapel were made of heavy- leaded, diamond-shaped panes, almost covered with ivy, producing a green gloom, not without its solemnity within.  This ivy was the home of an infinite number of little birds, which twittered and warbled, till it might have been thought that they were emulous of the power of praise possessed by the human creatures within, with such earnest, long-drawn strains did this crowd of winged songsters rejoice and be glad in their beautiful gift of life.  The interior of the building was plain and simple as plain and simple could
be.  When it was fitted up, oak-timber was much cheaper than it is now, so the woodwork was all of that description: but roughly hewed, for the early builders had not much wealth to spare.   The walls were whitewashed, and were  recipients of the shadows of the beauty without; on their “white plains” the tracery of the ivy might be seen, now still, now stirred by the sudden flight of some little bird.”

 

Gaskell

Elizabeth Gaskell (29 september 1810 – 12 november 1865)
Portret door William John Thomson

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e september ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Miguel de Cervantes, Ingrid Noll, Colin Dexter, Lanza del Vasto, Akram Assem

De Spaanse dichter en schrijver Miguel de Cervantes werd geboren op 29 september 1547 in Madrid. Zie ook ook mijn blog van 29 september 2006  en ook mijn blog van 29 september 2008.

 Uit: Don Quijote von der Mancha  (Vertaald door Ludwig Braunfels)

Müßiger Leser! Ohne Eidschwur kannst du mir glauben, daß ich wünschte, dieses Buch, als der Sohn meines Geistes, wäre das schönste, stattlichste und geistreichste, das sich erdenken ließe.

Allein ich konnte nicht wider das Gesetz der Natur aufkommen, in der ein jedes Ding seinesgleichen erzeugt. Und was konnte demnach mein unfruchtbarer und unausgebildeter Geist anderes erzeugen als die Geschichte eines trockenen, verrunzelten, grillenhaften Sohnes, voll von mannigfaltigen Gedanken, wie sie nie einem andern in den Sinn gekommen sind? Eben eines Sohnes,

der im Gefängnis erzeugt wurde, wo jede Unbequemlichkeit ihren Sitz hat, jedes triste Gelärm zu Hause ist. Friedliche Muße, eine behagliche Stätte, die Lieblichkeit der Gefilde, die Heiterkeit des

Himmels, das Murmeln der Quellen, die Ruhe des Geistes tragen viel dazu bei, daß die unfruchtbarsten Musen sich fruchtbar zeigen und dem Publikum Erzeugnisse bieten, die es mit Bewunderung und Freude erfüllen.

Es geschieht wohl, daß eire Vater einen häßlichen Sohn besitzt, der aller Grazie bar ist, und die Liebe, die er für ihn hat, legt ihm eine Binde um die Augen, daß er dessen Fehler nicht sieht, vielmehr sie für witzige und liebenswürdige Züge erachtet und sie seinen Freunden als scharfsinnige und anmutige Außerungen erzählt. Jedoch ich, der ich zwar der Vater Don Quijotes scheine, aber nur sein Stiefvater bin, ich will nicht mit dem Strom der Gewohnheit schwimmen, noch dich, teurer Leser, schier mit Tränen in den Augen bitten, wie andre tun, daß du die Fehler, die du an diesem meinem Sohne finden magst, verzeihen oder nicht sehen wollest; denn du bist weder sein Verwandter noch sein

Freund, hast deinen eignen Kopf und deinen freien Willen wie der Allertüchtigste auf Erden und sitzest in deinem Hause, darin du der Herr bist wie der König über seine Steuergelder, und weißt, was man gemeiniglich zu sagen pflegt: unter meinem Mantel kann ich den König umbringen. Alles dieses enthebt und befreit dich von jeder Rücksicht und Verpflichtung, und so kannst du von dieser Geschichte alles sagen, was dir gut dünkt, ohne zu besorgen, daß man dich schelte ob des Bösen, noch belohne ob des Guten, das du von ihr sagen magst.“

 

Miguel-Cervantes-de-Saavedra

Miguel de Cervantes (29 september 1547 – 23 april 1616)

 

De Duitse (detective)schrijfster Ingrid Noll werd geboren op 29 september 1935 in Shanghai. Zie ook mijn blog van 29 september 2008.

 

Uit: Der Hahn ist tot

 

In der Schule hatte ich zwei altjüngferliche Lehrerinnen, die behaupteten, ihre Verlobten seien im

Krieg gefallen.Wenn man wie ich nicht verheiratet, verwitwet, geschieden ist, keinen Lebensgefährten

oder Freund hat – von Kindern ganz zu schweigen – und nicht mal mit kurzfristigen Männerbekanntschaften aufwarten kann, dann kriegt man heute wie damals einen abwertenden Spitznamen angehängt. Aber eine alte Jungfer wie meine Lehrerinnen bin ich nicht. Und es gibt auch Leute, die meinen Status positiv sehen: Verheiratete Kolleginnen betrachten meine Unabhängigkeit, meine Reisen, meine berufliche Karriere oft mit Neid und dichten mir so manches romantische Urlaubserlebnis an, wozu ich vielsagend lächle.

Ich verdiene gut, ich halte mich gut. Mit meinen zweiundfünfzig Jahren sehe ich besser aus als in meiner Jugend.Mein Gott, wenn ich die Fotos von damals sehe! Gute zwanzig Pfund zuviel, eine unvorteilhafte Brille, diese plumpen Schnürschuhe und der Bordürenrock. Ich war die Frau, mit der man angeblich Pferde stehlen kann und die schließlich selbst einem Pferd immer ähnlicher wurde.Warum hat mir damals keiner gesagt, daß es auch anders geht! Make-up habe ich verachtet, ohne dabei »natürlich« auszusehen. Ich war voller Komplexe. Heute bin ich schlank und gepflegt, meine Kleider, mein Parfum und erst recht meine Schuhe sind teuer. Hat es was gebracht?

Damals im Bordürenrock studierte ich Jura. Warum gerade das? Vielleicht weil ich keine ausgesprochene Begabung für Sprachen hatte und, ehrlich gesagt, auch sonst keine. Ich dachte etwas naiv, in diesem neutralen Fach wäre ich gut untergebracht.

Viele Jahre war ich befreundet mit Hartmut.Wir lernten uns gleich im ersten Semester

kennen. Eine zündende Leidenschaft war es nicht; wir paukten zusammen bis in die Nacht, und schließlich war es zu spät zum Heimgehen.”

Noll

Ingrid Noll (Shanghai, 29 september 1935)

 

 

De Britse schrijver Colin Dexter werd geboren op 29 september 1935 in Stamford, Lincolnshire. Zie ook mijn blog van 29 september 2008.

 

Uit: Death Is Now My Neighbor

 

“In hypothetical sentences
introduced by if and referring to past time, where conditions are deemed to be unfulfilled, the verb will regularly be found in the pluperfect subjunctive, in both protasis and apodosis.
— Donet, Principles of Elementary Latin Syntax

 

It is perhaps unusual to begin a tale of murder with a reminder to the reader of the rules governing conditional sentences in a language that is incontrovertibly dead. In the present case, however, such a course appears not wholly inappropriate.
If (if) Chief Inspector Morse had been on hand to observe the receptionist’s dress — an irregularly triangled affair in blues, grays, and reds — he might have been reminded of the uniform issued to a British Airways stewardess. More probably, though, he might not, since he had never flown on British Airways. His only flight during the previous decade had occasioned so many fears concerning his personal survival that he had determined to restrict all future travel to those statistically far more precarious means of conveyance — the car, the coach, the train, and the steamer.
Yet almost certainly the Chief Inspector would have noted, with approval, the receptionist herself, for in Yorkshire she would have been reckoned a bonny lass: a vivacious, dark-eyed woman, long-legged and well-figured; a woman-judging from her ringless, well-manicured fingers — not overtly advertising any marital commitment, and not averse, perhaps, to the occasional overture from the occasional man.
Pinned at the top left of her colorful dress was a name tag: Dawn Charles.
Unlike several of her friends (certainlyunlike Morse) she was quite content with her Christian name. Sometimes shed felt slightly dubious about it; but no longer. Out with some friends in the Bird and Baby the previous month, shed been introduced to a rather dashing, rather dishy undergraduate from Pembroke College. And when, a little later, she’d found herself doodling inconsequentially on a Burton beer mat, the young man, on observing her sinistrality, had initiated a wholly memorable conversation.“

Dexter

Colin Dexter (Stamford, 29 september 1935)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 29 september 2008.

 

De Afghaanse schrijver en historicus Akram Assem werd geboren op 29 september 1965 in Kabul.

 

De Italiaanse filosoof, dichter, artiest, en geweldloos activist Lanza del Vasto werd geboren in San Vito dei Normanni op 29 september 1901.

 

Ellis Peters, Ben Greenman, Prosper Mérimée, Albert Vigoleis Thelen, Francis Turner Palgrave, Noël Laflamme, Rudolf Baumbach

De Engelse schrijfster Ellis Peters werd op 29 september 1913 als Edith Pargeter geboren in Horsehay, Shropshire. Zij was de jongste van drie kinderen. Op 23-jarige leeftijd schreef zij haar eerste boek, een novelle die zich afspeelde in het Oude Rome. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam zij vrijwillig dienst bij de marine. Haar ervaringen uit die periode stelde zij te boek in de bundel She Goes to War. In 1951 begon Ellis Peters aan de serie Inspecteur Felse; de eerste titel in de reeks was Inspecteur Felse en de dode man. De avonturen van George Fels, zijn vrouw Bunty en hun zoon Dominic waren algauw een groot succes. In totaal schreef zij dertien ‘Felses’. Enige jaren later begon Peters aan haar grootste roman, De hemelboom-trilogie, een middeleeuwse kroniek waarmee zij uitermate veel lof oogstte. Haar grote doorbraak echter kwam aan het eind van de jaren zeventig met een middeleeuwse detectiveroman, waarin de sympathieke en wereldwijze monnik Cadfael de hoofdrol speelde. De Broeder Cadfael-serie bevat twintig titels.

 

Uit: Virgin in the Ice

 

„They went out together into the cold and dark of the garden, and felt on their faces the first flakes of the first snow of the season. The air was full of a drifting unease, but the fall was light and fitful here. Further south it set in heavily, borne on a north-westerly wind, dry, fine snow that turned the night into a white, whirling mist, shrouding outlines, burying paths, blown into smooth, breaking waves only to be lifted and hurled again into new shapes. Valleys filled to a treacherous level, hillsides were scoured clean. Wise men stayed within their houses, clapped to shutter and door, and stopped the chinks between the boards, where thin white fingers reached through. The first snow and the first hard frost.

All those four days since the first snow the weather had followed a fixed pattern, with brief sunshine around noon, gathering cloud thereafter, fresh snow falling late in the evening and well into the night, and always iron frost. Around Shrewsbury the snowfalls had been light and powdery, the pattern of white flakes and black soil constantly changing as the wind blew. But as Cadfael rode south the fields grew whiter, the ditches filled. The branches of trees sagged heavily towards the ground under their load, and by mid-afternoon the leaden sky was sagging no less heavily earthwards, in swags of blue-black cloud.“

 

EllisPeters1

Ellis Peters (28 september 1913 – 14 oktober 1995)

 

De Amerikaanse schrijver en uitgever Ben Greenman werd geboren op 28 september 1969 in Chicago.

Uit: Circle Is a Balloon and a Compass Both

 

“The King Cobra,” which was kept from the top of the charts by a ballad called “Please Don’t Plead,” was my last major hit. As a result, it is the song with which I am most strongly associated. Many items that I own, including my car, my favorite Zippo, and a large number of white leather jackets, have a cobra logo or insignia. The song was even featured in a series of action films starring a man named Jake Patko, whose nickname was “The Snake.” Thanks principally to “The King Cobra,” I made some money, though not as much as I would have made if my business manager had been honest, and I used it to buy a pair of Burger Man franchises. Those were the cornerstones of my empire, and in each of those two original stores, I hung gold-record certificates of my most famous songs. The King Cobra even got a sandwich named after it: chicken with hot sauce, because “it has bite.” When I stopped being a pop singer, it bruised my ego more than I would have expected. I used to wake up in the middle of the night and sit in the living room with a guitar, trying to write something else catchy and meaningful. All that came to me was nonsense, doggerel or worse. The emotional effects lingered. My wife, Gloria,
who had met me when I was famous — she was one of the dancers on the “King Cobra” video — was not entirely pleased to find herself suddenly married to a Burger Man franchisee, and we had some tough times that involved a period of separation and the shattering of car windows with golf clubs. Then came therapy, which did wonders. I spent seven weeks in a little office with a large woman with small glasses and emerged a more balanced man. Trivial things once set me off — the headline news, the weather. For me, they are usually one in the same. We live in the narrow seam between two temperate zones and, as a result, consistently experience extreme weather: big thick snowflakes that the news anchors call “snowcakes,” hot drops of rain. Thanks to therapy, I reached a point where the weather meant no more to me than…well, than weather. I learned to wake up, kiss my wife, hug my son, and drive to work, humming all the way. But then came this new era, in which everyone and their mother is a pop singer. Now that’s unpleasant weather. You’d think that the explosion of pop singers would make it easier for me to get back in the game, but the fact is that there is no more game. To tell you how we came to this sad circumstance-as a nation, as a culture — I will need to take a drink. I have already filled the shot glass, which is decorated with a decal of a king cobra, with whiskey. “Ready for venom,” I say to no one in particular, and I kill the shot.”

 

bengreenman

Ben Greenman (Chicago, 28 september 1969)

 

De Franse schrijver, historicus en archeoloog Prosper Mérimée werd geboren in Parijs op 28 september 1803. Zie  ook mijn blog van 28 september 2006. 

 

Uit: La Vénus d’Ille

„Il est impossible de voir quelque chose de plus parfait que le corps de cette Vénus ; rien de plus suave, de plus voluptueux que ses contours ; rien de plus élégant et de plus noble que sa draperie. Je m’attendais à quelque ouvrage du Bas-Empire ; je voyais un chef-d’œuvre du meilleur temps de la statuaire. Ce qui me frappait surtout, c’était l’exquise vérité des formes, en sorte qu’on aurait pu les croire moulées sur nature, si la nature produisait d’aussi parfaits modèles.

La chevelure, relevée sur le front, paraissait avoir été dorée autrefois. La tête, petite comme celle de presque toutes les statues grecques, était légèrement inclinée en avant. Quant à la figure, jamais je ne parviendrai à exprimer son caractère étrange, et dont le type ne se rapprochait de celui d’aucune statue antique dont il me souvienne. Ce n’était point cette beauté calme et sévère des sculpteurs grecs, qui, par système, donnaient à tous les traits une majestueuse immobilité. Ici, au contraire, j’observais avec surprise l’intention marquée de l’artiste de rendre la malice arrivant jusqu’à la méchanceté. Tous les traits étaient contractés légèrement : les yeux un peu obliques, la bouche relevée des coins, les narines quelque peu gonflées. Dédain, ironie, cruauté se lisaient sur ce visage d’une incroyable beauté cependant. En vérité, plus on regardait cette admirable statue, et plus on éprouvait le sentiment pénible qu’une si merveilleuse beauté pût s’allier à l’absence de toute sensibilité.

« Si le modèle a jamais existé, dis-je à M. de Peyrehorade, et je doute que le Ciel ait jamais produit une telle femme, que je plains ses amants ! Elle a dû se complaire à les faire mourir de désespoir. Il y a dans son expression quelque chose de féroce, et pourtant je n’ai jamais vu rien de si beau.

— C’est Vénus tout entière à sa proie attachée ! s’écria M. de Peyrehorade, satisfait de mon enthousiasme.

Cette expression d’ironie infernale était augmentée peut-être par le contraste de ses yeux incrustés d’argent et très brillants avec la patine d’un vert noirâtre que le temps avait donné à toute la statue. Ces yeux brillants produisaient une certaine illusion qui rappelait la réalité, la vie. Je me souvins de ce que m’avait dit mon guide, qu’elle faisait baisser le yeux à ceux qui la regardaient. Cela était presque vrai, et je ne pus me défendre d’un mouvement de colère contre moi-même en me sentant un peu mal à mon aise devant cette figure de bronze.

merimee_z

Prosper Mérimée (28 september 1803 – 23 september 1870)
Anonieme gravure

 

De Duitse schrijver en criticus Albert Vigoleis Thelen werd geboren in Süchteln op 28 september 1903. Zie ook mijn blog van 28 september 2007.

 

Uit: Die Insel des zweiten Gesichts

 

Es wird hoch auf den Mittag zugegangen sein, da sagte Beatrice leise, doch sehr entschlossen: “Komm, mach dich fertig, wir gehen ins Wasser.”
Sie sagte: ins Wasser, und nicht etwa ins Kino, ins Café Alhambra oder an die Kathedrale. Aber sie hatte auch gesagt, ich solle mich fertigmachen, also fertigmachen zum Fertigmachen, und darum fing ich erst einmal an mich zu rasieren.
Die verflossene Nacht war zuviel für sie gewesen, das begriff ich, doch sagte ich nichts; ich schor mich mit ungewöhnlicher Sorgfalt. Das hat nichts mit einem standesgemäßen Selbstmordregelement zu tun, wie es von farbentragenden Studenten oder Offizieren in Ehren gehalten wird: schwarzer Anzug und steifer Hut. Ich säuberte mich, weil ich das schon zwei Tage nicht mehr besorgt hatte. Ich bin nie frei von Eitelkeit gewesen, was meine äußere Erscheinung betrifft. Kein Spiegelgeck, das bei weitem nicht, aber die Stiefel habe ich gerne blank und die Falten der Hose sollen sich nicht verleugnen. Als Raucher hätte ich mir nach einer solchen Aufforderung sicher eine Zigarette angezündet.
Dieser Tag hat sich als ein ungewöhnlich heißer in unser beider Erinnerung gebrannt, ein wahrer Hundstag war es, ob auch der betreffende Stern schon nicht mehr regierte. Die Schilderung des Ganges an den Ort der Selbstvernichtung kann daher nicht ohne dicke Schweißtropfen und geballte Staubwolken auskommen. Haben wir einen letzten Blick auf unsere Habe geworfen, ade du mein Bidetto, mein Schreibmaschinchen, mein lyrisches Werk; leb wohl Pantoffel und Kragenknopf, Dachshaarpinsel und Büstenhalter, Indianerkleid und Unkulunkulu (das war Beatricens Schirm, von dem noch zu sprechen sein wird), tschüß das allesamt, auf Nimmerwiedersehen? Ich schloss die Zellentür ab, das taten wir sonst nie, aber wer ewig wegbleibt, nimmt seine Vorsorge.
Die Köchin des Stundenturms, ein schon älteres Mädchen mit eisernen Knochen und einem Busen, der sich noch unter den Armen breitmachte, Bet-Maria, begrüßte uns lebhaft und wies über uns in den Tag hinauf, wo ein flimmernder Dunst das Blau verhüllte, mit Worten, die ich nie mehr vergessen habe: welch ein strahlender Tag, möge der Herr uns auch morgen diese Sonne bescheren, und dass die allerreinste, die allerseligste, die unbefleckt empfangene Gottesmutter auf der Docke denen allen ihren gnädigen Beistand gewähre – und nun zeigte sie auf die Hochburg der Lust, die wir für immer verließen.“

 

Thelen

Albert Vigoleis Thelen (28 september 1903 – 9 april 1989)

 

 

De Britse criticus en dichter Francis Turner Palgrave werd geboren op 28 september 1824 in Great Yarmouth. Zie  ook mijn blog van 28 september 2006.

 

Uit: The Golden Treasury

 

This book in its progress has recalled often to my memory a man with whose friendship we were once honoured, to whom no region of English literature was unfamiliar, and who, whilst rich in all the noble gifts of nature, was most eminently distinguished by the noblest and the rarest,–just judgment and high-hearted patriotism. It would have been hence a peculiar pleasure and pride to dedicate what I have endeavoured to make a true national Anthology of three centuries to Henry Hallam.

But he is beyond the reach of any human tokens of love and reverence; and I desire therefore to place before it a name united with his by associations which, whilst Poetry retains her hold on the minds of

Englishmen, are not likely to be forgotten.

Your encouragement, given while traversing the wild scenery of Treryn Dinas, led me to begin the work; and it has been completed under your advice and assistance. For the favour now asked I have thus a second reason: and to this I may add, the homage which is your right as Poet,

and the gratitude due to a Friend, whose regard I rate at no common value.

Permit me then to inscribe to yourself a book which, I hope, may be found by many a lifelong fountain of innocent and exalted pleasure; a source of animation to friends when they meet; and able to sweeten solitude itself with best society,–with the companionship of the wise and the good, with the beauty which the eye cannot see, and the music only heard in silence.“

 

Palgrave

Francis Turner Palgrave (28 september 1824 – 24 oktober 1897)

 

Zie voor de vier bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 28 september 2008.

 

 

De Canadese schrijver Noël Laflamme werd geboren op 28 september 1950 in Saint-Adrien-d’Irlande als vijfde van in totaal dertien kinderen. Hij studeerde aan de universiteit van Laval en doceerde daarna Frans als tweede taal in o.a. het Engelstalige Canada en in Montréal. Vanaf 1996 richtte hij zich uitsluitend op het schrijven.

 

Uit: SOUS LA SURFACE DES CHOSES

 

Sous le choc, il perd connaissanc
e.

Quelques minutes plus tard, revenant graduellement à lui, il comprend qu’il est étendu sur le dos. Il n’a pas encore la force d’ouvrir les yeux. Il éprouve de plus en plus nettement une douleur à la tête et à la jambe droite; il n’a cependant pas l’impression d’avoir quoi que ce soit de cassé. Le sol est mouillé. Des pans de sa vie, en morceaux épars et effilochés, commencent à refluer à la surface de sa mémoire. Ces lambeaux de souvenirs se télescopent, puis retombent doucement, tels des flocons de neige artificielle dans une boule de cristal retournée : ” Un deuxième mandat? Non… Zut! Si ce foutu mal de ventre persiste, je vais en mourir… Oui, j’accepte Thérèse pour épouse… Encore ces tartes à la rhubarbe : tu sais pourtant que je n’aime pas ça… Non, Thérèse, pas de voyage en Europe cette année… Pas vrai! Ce saligaud de dirigeant sud-américain a réellement eu le culot d’empocher toutes les sommes d’argent que nous lui avons fait parvenir… Il faut en prendre notre parti, Thérèse : on n’en aura jamais, d’enfant… “

— Monsieur? S’il vous plaît, Monsieur, vous êtes blessé?

La voix, étonnamment douce, semble venir de loin. Monsieur Belzile ouvre les yeux au moment où elle reprend :

— S’il vous plaît, Monsieur, vous avez mal?

Monsieur Belzile, toujours à l’horizontale, voit d’abord un rond de ciel bleu sombre et piqué d’étoiles au-dessus de lui. Des effluves malodorants agressent ses narines en même temps qu’une vive douleur l’étreint à la tête. Peu à peu, il parvient à reconstituer le film des événements et se dit : ” Il fallait bien que ça m’arrive un jour “. Il tâte la prune qui, par génération spontanée, lui est apparue sur la nuque, puis sa jambe qui recommence à lui faire mal. Se concentrant sur la voix qu’il vient d’entendre, il conclut qu’un passant l’aura vu choir dans le trou, et qu’il s’est approché dans le but de venir à son secours. Pendant qu’il se remet à grand peine sur son séant, il entend à nouveau :

— S’il vous plaît, Monsieur, vous êtes blessé?

Il lève la tête, mais n’aperçoit aucun visage au-dessus de lui. Ses yeux s’habituant à la pénombre, il tourne la tête pour inspecter les lieux et aperçoit derrière lui une petite masse qui émet une lumière phosphorescente. Il songe tout de suite à un bibelot; l’objet, qui figure un petit animal, un rat pour dire le vrai, sera tombé là, sans se casser. Il se met sur ses genoux et pose alors la main sur une pellicule aqueuse qu’il devine toute souillée. Il s’essuie la main sur sa cuisse tout en se tournant afin de faire face au bibelot, lequel se met à remuer… Oh! la chose est vivante! Et il s’agit bel et bien d’un rat… Le rongeur au museau pointu reprend vite sa parfaite immobilité sans cesser de fixer Monsieur Belzile de ses petits yeux rouges.“

 

St-Adrien_Laflamme

Noël Laflamme (Saint-Adrien-d’Irlande, 28 september 1950)
Saint-Adrien-d’Irlande (Geen portret beschikbaar)

Irvine Welsh, Kay Ryan, Josef Škvorecký, Esther Verhoef

De Schotse schrijver Irvine Welsh werd geboren op 27 september 1958 in Leith, Edinburgh. Zie ook mijn blog van 27 september 2008.

 

Uit: Porno

 “Croxy, sweating from exertion rather than from drug abuse for once in his life, struggles up the stairs with the last box of records as I collapse on the bed, gaping through a numb depression at the cream woodchip walls. This is my new home. One poky room, fourteen foot by twelve, with an attached hallway, kitchen and bath-room. The room contains a built-in wardrobe with no doors, my bed, and just about space for two chairs and a table. I couldn’t sit in here: prison would be better. I’d fucking well go back up to Edinburgh and swap Frank Begbie his cell for this frozen hovel.

In this confined space the stench of old fags from Croxy is suffocating. I’ve gone three weeks without a cigarette, but I’ve passive-smoked about thirty a day just from being in his proximity. – Thirsty work, eh, Simon? You coming down the Pepys for one? he asks, his enthusiasm seeming like a gloat, a calculated sneer at one Simon David Williamson’s reduced circumstances.

On one level it would be sheer fucking folly to go down Mare Street, to the Pepys, so that they can all snicker, ‘Back in Hackney, Simon?’ but, aye, company is what’s wanted. Ears must be bent. Steam has to be let off. Also, Croxy needs an airing. Trying to give up fags in his company is like trying to come off gear in a squat full of junkies.

– You’re lucky to get this place, Croxy tells me, as he helps me unload the boxes. Lucky my fuckin arse. I lie down on the bed and the whole joint shakes as the express train to Liverpool Street hurtles through Hackney Downs station, which is about one foot outside the kitchen window.

Staying put in my state of mind is even less of an option than going out, so we’re cagily descending the threadbare stairs, the carpet so worn that it’s as hazardous as the side of a glacier. Outside, sleet falls and there’s a dull aura of festive hangover everywhere, as we make our way towards Mare Street and the town hall. Croxy, with absolutely no sense of irony, is telling me that ‘Hackney’s a better manor than Islington, any roads. Islington’s been facked for years.’

You can be a crustie for too long. He should be designing websites in Clerkenwell or Soho, rather than organising squats and parties in Hackney. I put the cunt wise to the ways of the world, not because it’ll do him any good, but simply to stop nonsense like that filtering into the culture unchallenged. – No, it’s a step backwards, I say, blowing on my hands, my fingers as pink as uncooked pork sausages. – For a twenty-five-year-old crustie, Hackney’s fine. For an upwardly mobile thirty-six-year-old entrepreneur, I point at myself, it has to be Izzy. How can you give a class bit of fanny in a Soho bar an E8 address? “

irvine-welsh

Irvine Welsh (Edinburgh., 27 september 1958)

 

De Amerikaanse dichteres Kay Ryan werd geboren op 27september 1945 in San Jose, California. Zie ook mijn blog van 27 september 2008.

 

All Shall Be Restored

The grains shall be collected

from the thousand shores

to which they found their way,

and the boulder restored,

and the boulder itself replaced

in the cliff, and likewise

the cliff shall rise

or subside until the plate of earth

is without fissure. Restoration

knows no half measure. It will

not stop when the treasured and lost

bronze horse remounts the steps.

Even this horse will founder backward

to coin, cannon, and domestic pots,

which themselves shall bubble and

drain back to green veins in stone.

And every word written shall lift off

letter by letter, the backward text

read ever briefer, ever more antic

in its effort to insist that nothing

shall be lost.

 

 

Tenderness and Rot

Tenderness and rot

share a border.

And rot is an

aggressive neighbor

whose iridescence

keeps creeping over.

 

No lessons

can be drawn

from this however.

&
nbsp;

One is not

two countries.

One is not meat

corrupting.

 

It is important

to stay sweet

and loving.

 

KayRyan

Kay Ryan (San Jose, 27 september 1945)

 

 

De Tsjechische schrijver en uitgever Josef Škvorecký werd geboren op 27 september 1924 in Náchod. In 1943 deed hij eindexamen gymnasium. Omdat hogescholen en universiteiten in die tijd gesloten waren werd hij te werk gesteld in de Messerschmittwerke in Náchod. Na de oorlog begon hij aan een studie medicijnen in Praag, maar hij stapte al snel over op filosofie en anglistiek. In 1951 promoveerde hij. Na twee jaar militaire dienst ging hij werken als redacteur bij een staatsuitgeverij. Vanaf 1956 was hij redacteur bij het tijdschrift Světová literatura (Wereldliteratuur). Zijn eerder geschreven, maar in 1958 gepubliceerde debuutroman Zbabělci (Lafaards), veroorzaakte een schandaal en hij moest zijn baan opgeven. Toen het klimaat in de jaren zestig in Tsechslowakije verbeterde besloot hij beroepsschrijver te worden. In 1969 kon hij met een beurs een jaar naar Californië. Na afloop daarvan vestigde hij zich in Toronto waar hij aan de universiteit doceerde en met zijn vrouw de uitgeverij Sixty-eight Publishers oprichtte. Deze werd een Mekka voor verbannen schrijvers als Václav Havel, Milan Kundera en Ludvík Vaculík.

 

Uit: The End of Bull Mácha (Vertaald door Paul Wilson)

“Bull Mácha was leaning against the pedestrian railing at the corner of Vodičková Street and Wenceslas Square. The thin mist of a dank afternoon was slowly falling into the streets, blurring the features of the people trudging past him. The streets were coming alive with the bustle of a Sunday evening in the big city. Through the silvery grey veil of a wet autumn dusk the lights in the store windows and cafés were coming on, and the faces of the girls Bull Mácha’s impassive eyes were stalking in the crowd seemed to assume a new and mysterious charm under the misty, magic chiaroscuro of artificial lighting. Their hazy beauty touched him like a sudden pain, and in the depths of his heart he longed to draw close to them in a place where one could get closest of all: a café, one of the dance halls whose windows were already beginning to glow through the spidery mist that was slowly descending upon the city of Prague. It was the month of November in the year of our Lord 1953.

The figure leaning against the green railing, with his low, carefully combed coiffure turned to face the flaming entrance of the Soviet Book Shop, was in his own way a living human fossil. At the age of twenty-nine, František Mácha still referred to himself by his old nickname, Bull, in full “Gablik” Bull—Zoot-Suiter Bull—and he insisted that others do so too. And the vague notion of belonging to a grand conspiracy against something uncertain, a conspiracy he still felt a part of, was epitomized, even after all these years, by the title “Gablik.” It was an expression that ha
d stuck to him long ago, during the vogue for a popular American Civil War movie and its raffish, devil-may-care hero, Gable himself.

Now Gablik Bull Mácha was standing on the corner of Vodičková Street and Wenceslas Square, his heart lacerated by those winsome, cosmetically improved young faces, and by a strange, miserable nostalgia. He was alone, his hands stuffed into enormous pockets, and from the overcoat, cut strictly according to fashion with the sloping shoulders of a wine bottle and a collar as wide as an acolyte’s, a small head emerged, with a painstakingly fashioned coif in front and the sides slicked back into a ducktail. From that face two watery grey eyes stared: dull, bored, desperate. Bull had the heel of his left foot hooked over the bottom rung of the green railing, with his leg swung over as far as he could to the left, and he had pulled up his narrow trouser leg to avoid making a bulge at the knee, so that all might remark on his black-yellow-and-green-striped socks and gaze in wonder at the Gothic upturned toes of his Hungarian winklepickers. He was especially proud of those winklepickers with their snow-white soles flashing in the descending fog like crown jewels, cared for with boundless love and worn only on ceremonial occasions.”

Skvorecky2

Josef Škvorecký (Náchod, 27 september 1924)

 

De Nederlandse schrijfster Esther Verhoef-Verhallen werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 27 september 1968. Haar eerste publicaties verschenen in 1989 en betroffen columns in het blad Flair. Tussen 1995 en 2005 schreef ze 50 informatieve boeken over huisdieren, waarvan er wereldwijd zo’n 8 miljoen over de toonbank gingen. Haar dierenboeken zijn vertaald in ruim 80 landen. Verhoef deed zelf grotendeels de fotografie voor haar boeken. Bekendheid bij het grote publiek verwierf zij echter pas toen zij thrillers begon te schrijven. In 2003 debuteerde ze met de thriller Onrust, die in 2004 werd genomineerd voor de Gouden Strop en spoedig daarna vertaald in het Duits. De opvolger Onder druk werd genomineerd voor de Gouden Strop 2005.

Op 7 april 2006 kwam haar eerste psychologische thriller Rendez-vous uit, die vrijwel meteen in de bestsellerlijsten belandde. In oktober 2006 verscheen Chaos, een roman noir/thriller over een ex-militair met een posttraumatische stressstoornis, die zij samen schreef met haar man Berry Verhoef onder het pseudoniem Escober. In 2007 kwam Close-Up uit. In 2008 volgde Ongenade (Escober) als hekkesluiter van de Sil Maier-trilogie.

 

Uit: Close-up

 

“Het maakte het makkelijker dat we elkaar zo goed kenden. Daardoor werkte ze, zonder het te weten, mee, en werd het intiem, geborgen bijna. Drie maanden heb ik me erop voorbereid. Eerst heb ik het plan aan alle kanten belicht. Geprobeerd het voor mezelf te visualiseren. Toen ik zeker wist dat het mogelijk moest zijn, was het geen gedachtespinsel meer, maar werd het een deel van mezelf. Het was heerlijk om ermee bezig te zijn, vanaf de voorbereidingen, die bestonden uit gesprekken met haar en de mensen om ons heen, tot aan het aanschaffen van de spullen die ik nodig had. Toegegeven, veel was dat niet. Ze bracht me zelf op het idee.

Edith kon niet zo goed tegen gebroken nachten, dan waren haar ogen de volgende ochtend dik en rood. En hoewel ze veel meer in huis had dan schoonheid alleen, wilde ze vóór alles mooi zijn. Wat mij betreft was ze dat altijd, of ze nu in vol ornaat op een receptie de show stal of net uit bed kwam en, zich verontschuldigend voor haar slonzige verschijning, in badjas thee voor me zette. Een slaapmiddel was voor haar de enige manier om niet steeds wakker te worden van het gerommel ’s nachts.

Ik keek ernaar uit, voelde me als een kind dat in de rij stond voor de achtbaan. Steeds een stapje vooruit, steeds dichterbij. De toenemende opwinding, die zijn hoogtepunt bereikte op de avond dat alles als een perfect passende puzzel in elkaar viel.

We hadden samen een fles wijn leeggedronken en het gehad over dingen die ons boeiden. Over kunst en kunstenaars, die de ondoordringbare en onbegrijpelijke wereld van de fantasie en emotie tastbaar maakten voor het grote publiek. Kunstschilders, beeldhouwers, schrijvers, muzikan
ten.

Ze was heel relaxed en leunde tegen me aan. Meer dan eens zei ze dat ze zich bij mij zo op haar gemak voelde, dat ze me helemaal vertrouwde. Ze was al aan het wegzakken, het middel werkte opvallend snel. Ik drukte haar tegen me aan en zei dat ze beter even in bad kon gaan. Ze was moe, ze had te veel meegemaakt, en na een verkwikkend bad en een goede nachtrust zou ze minder zwaarmoedig tegen alles aan kijken. Morgen zou ze zich vast beter voelen.”

 

 

estherverhoefdrie

Esther Verhoef (‘s-Hertogenbosch, 27 september 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e september ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Louis Auchincloss, William Empson, Bernat Manciet, Edvard Kocbek, Michael Denis

De Amerikaanse schrijver Louis Stanton Auchincloss werd geboren op 27 september 1917 in Lawrence, New York. Hij stamt uit een rijke familie en groeide op in Manhatten. Hij studeerde rechten in Yale, waar hij ook zijn belangstelling voor Engelse en Franse literatuur cultiveerde. Na zijn studie werkte hij voor het advocatenkantoor Sullivan and Cromwell en schreef daarnaast romans, novellen, verhalen en non-fictie.

Uit: The Headmaster’s Dilemma

“Michael Sayre thought afterward that it had all started on an early spring afternoon in 1975 when he and Ione and Donald Spencer were sitting in the small rose garden behind the headmaster’s house having coffee after Sunday lunch. They had not eaten in the big school dining room at the main table because Donald Spencer, chairman of the trustees, had only limited time for what he had termed an important visit and had requested a meeting alone with the headmaster and his wife.

The residence that rose above them was a charming old New England manor house, and the great boarding school of which it was the center, to match it, had been tastefully conceived as a colonial village of sober and regular white house fronts grouped about a shimmering oblong lawn studded with elms and dominated at one end by the chapel, a chaste meeting house with a tall spire. As the institution had grown and expanded through the decades, other and larger buildings had been added and playing fields lain out, but these had been sufficiently distanced from the original village atmosphere of plain living and high thinking evoked by the school founder in the 1880s. Averhill, for all its four hundred students and great modern reputation, was still considered by many of its alumni and parents as a stalwart fortress against the creeping vulgarity of the day.

And so Michael liked to think of it. He had been headmaster for three years now, appointed as a result of the successful efforts of younger members of the board to convince the others that a leader was needed to make some adaptations to the exigencies of change in educational thinking. And he had already achievedsome of these: girls had just been admitted; the limits of the courses widened. He had come to Averhill with a considerable reputation as a liberal; he had been the admired editor of a popular radical newspaper and a nationally known protester of the war in Vietnam, and although some of the more conservative of the school trustees had gagged at his appointment, the general feeling was that if change had to come it had better come through one of their own.”

Louis-Auchincloss-190

Louis Auchincloss (Lawrencw,  27 september 1917)

 

 

De Engelse dichter en criticus William Empson werd geboren op 27 september 1906  in Howden, Yorkshire. Hij studeerde eerste wiskunde aan het Magdalene College in Cambridge en later Engels. In 1930 publiceerde hij het literatuurkritische werk Seven Types of Ambiguity, dat een grote invloed zou uitoefenen op de New Criticism. Empson doceerde vervolgens enige jaren in China en Japan en werd toen hoogleraar in Sheffield. In 1935 verscheen de bundel Poems, in 1940 gevolgd door The Gathering Storm. In 1955 verscheen zijn laatste bundel Collected Poems.

Just a Smack at Auden 

 

Waiting for the end, boys, waiting for the end.

What is there to be or do?

What’s become of me or you?

Are we kind or are we true?

Sitting two and two, boys, waiting for the end.

 

Shall I build a tower, boys, knowing it will rend

Crack upon the hour, boys, waiting for the end?

Shall I pluck a flower, boys, shall I save or spend?

All turns sour, boys, waiting for the end.

 

Shall I send a wire, boys? Where is there to send?

All are under fire, boys, waiting for the end.

Shall I turn a sire, boys? Shall I choose a friend?

The fat is in the pyre, boys, waiting for the end.

 

Shall I make it clear, boys, for all to apprehend,

Those that will not hear, boys, waiting for the end,

Knowing it is near, boys, trying to pretend,

Sitting in cold fear, boys, waiting for the end?

 

Shall we send a cable, boys, accurately penned,

Knowing we are able, boys, waiting for the end,

Via the Tower of Babel, boys? Christ will not ascend.

He’s hiding in his stable, boys, waiting for the end.

 

Shall we blow a bubble, boys, glittering to distend,

Hiding from our trouble, boys, waiting for the end?

When you build on rubble, boys, Nature will append

Double and re-double, boys, waiting for the end.

 

Shall we make a tale, boys, that things are sure to mend,

Playing bluff and hale, boys, waiting for the end?

It will be born stale, boys, stinking to offend,

Dying ere it fail, boys, waiting for the end.

 

Shall we go all wild, boys, waste and make them lend,

Playing at the child, boys, waiting for the end?

It has all been filed, boys, history has a trend,

Each of us enisled, boys, waiting for the end.

 

What was said by Marx, boys, what did he perpend?

No good being sparks, boys, waiting for the end.

Treason of the clerks, boys, curtains that descend,

Lights becoming darks, boys, waiting for the end.

 

Waiting for the end, boys, waiting for the end.

Not a chance of blend, boys, things have got to tend.

Think of those who vend, boys, think of how we wend,

Waiting for the end, boys, waiting for the end.

 

William_Empson

William Empson (27 september 1906 – 15 april 1984)

 

De Occitaanse dichter en schrijver Bernat Manciet werd geboren op 27 december 1923 in Sabres. Van zijn ooms die priester waren leerde hij Latijn en Grieks. Toen WO II uitbrak begon hij aan een studie literatuur en politicologie. Hij werd diplomaat en werkte mee aan de processen van Neurenberg. Zijn baan in de diplomatie voerde hem naar Montevideo en Brazilië.

 

 

Praise to the rose

 

Rose, the desire of rose all indwelled

by flashes and birds, disturbed waters

in the spreading of a petal, all homes

opened, and full suns of stamens, suns,

of dawns screamed to dark places, let then gods be born

for covering you with clouds

wide desire of rose.

 

Impatient rose if you trust

to the emotions on your edges if

flesh over flesh all in one block

but henceforth breaker

of excrescences, of folds, of floors,

and this elastic dawn of far horizons

if you become haunted by sheaths and roses

you are a sad heaven, more than collapses, and

even more dawn and mor
e mouth.

Rose for you, chip,

tree of tears

tongue of dazzling grapes

all desire and freckles

there’s only rising suns

the mustered gushers are dissociating from each other –

tree of springs – all structure and overflow and soft fraud

where hair resolves itself into language

reddish rose where all fires picked

if sunset deducts and rolls up itself

the crimson a shadow of highness

oh! Labial armies, exchange

rose juice

for your emptiness evil summer

of fires turned night

                              – the licking.

 

Manciet

Bernat Manciet (27 december 1923 – 3 juni 2005)

 

 

De Sloveense dichter, schrijver en essayist Edvard Kocbek werd in Sloveens Stiermarken geboren op 27 september 1904. Zie ook mijn blog van 27 september 2006 en ook mijn blog van 27 september 2008.

 

DIVINE SEARCH

 

When my quiet thoughts reach for you, all that is sinful and alien

falls off me. The world again becomes solemn, innocent and

relaxed, like after a good deed. I leave the earth and take my

playful feet to the open sea. I start wandering away from the soil

where they sold the beautiful maiden, searching for her on the

rocking ground. I begin casting spells, singing, luring toward

myself, toying with depth jumping from wave to wave, on clouds,

through the ancient universe and mute grounds, singing the songs

of the transient, knowing all the melodies and voices, ways of

loving, ways of memories and prophecies, letting the wind rock my

scars, climbing over the fantasy, the whole world belongs to me,

only the song of the maiden eludes me, something essential is

fleeing, I listen to the falling of quarters of the moon and echoes of

hurricanes in Alaska, to the docile feeding of rustling Canadian

forests, but I cannot seize her though I sense her, I, hostage,

wanderer, wizard, and lover am seeking the maiden’s song through

the terrifying nothingness, roaming like the softest breeze through

the organ’s pipes, like grass through the spotty cow, or like weight

through the clutch of time, I am all covered with corals, maiden, let

nobody know where I am hiding and where I can find you, remain

the knowing darkness and the blessed pain under the waterfalls of

the river, in its clear flow from mill to mill.

 

Kocbek

Edvard Kocbek (27 september 1904 – 3 november 1981)

 

De Oostenrijkse dichter, bibliograaf, bibliothecaris en vertaler Johann Nepomuk Cosmas Michael Denis werd geboren in Schärding op 27 september 1729. De Jezuïet Denis was vanaf 1759 Professor aan de Weense Theresiaanse Academie en vanaf 1784 de conservator van de Hofbibliothek (nu de Österreichische Nationalbibliothek) in Wenen. Zijn werk omvat in Neolatijn geschreven Jezuëtentheater, lyriek en kerkliederen. De lyrische werken publiceerde hij vooral onder zijn pseudoniem Sined der Barde, waarbij Sined het omgekeerde van zijn achternaam is. Denis schreef ook bibliotheekwetenschappelijke werken en leerboeken als het eerste Oostenrijkse Lesebuch in 1762. In het gehele Duitse taalgebied werd hij bekend door de eerste Duitse vertaling van de werken van Ossian (1768/69), die als werken van een Keltische bard in heel Europa enthousiast ontvangen werden, maar eigenlijk door een tijdgenoot, James Macpherson, waren geschreven.

 

Charakteristik deutscher Schriftsteller

 

Wem einst der milden Vorsicht Hand

Mit Klopstock’s Schöpferkraft auch Winkelmann’s Verstand,

Abt’s Nachdruck, Lessing’s Witz, und Cramer’s Leichtigkeit,

Und Wieland’s Phantasie, und Rabner’s Scherz verleiht;

Kleist’s Aug
, Gleim’s Zärtlichkeit, und Gellert’s Unschuld schenkt:

Wer scharf wie Kästner, tief wie Moses denkt;

An Munterkeit noch Hagedornen gleicht,

Und nie von Geßner’s Einfalt weicht,

Den Tempel des Geschmacks betritt auf Rammler’s Spur,

Der ist ein Wunder der Natur!

 

Denis

Michael Denis (27 september 1729 – 29 september 1800)

Tanja Kinkel, Wacław Rolicz-Lieder, Henri-Frédéric Amiel, Grazia Deledda

De Duitse schrijfster Tanja Kinkel werd geboren op 27 september 1969 in Bamberg. Zie ook mijn blog van 27 september 2006. en ook mijn blog van 17 september 2007 en ook mijn blog van 27 september 2008.

 

Uit: Die Puppenspieler

 

„Die Frühlingssonne schien hell durch das verglaste Fenster auf den Tisch, hinter dem der Abt des Klosters St. Georg zu Wandlingen saß und ein Dokument, das vor ihm lag, studierte. Die tanzenden Strahlen ließen einzelne Buchstaben wie dunkle Flecke hervortreten. Satzbruchteile fingen seinen Blick auf:

»Innozenz, Diener der Diener Gottes… Es sind uns große Beschwerden zu Ohren gekommen, daß in einigen Teilen Oberdeutschlands, wie auch… sehr viele Personen beiderlei Geschlechts, ihre eigene Seligkeit vergessend…die geliebten Söhne Heinrichs Institoris…Jakob Sprenger…, daß diesen Inquisitoren das Amt solcher Inquisition erlaubt sei und sie zur Besserung, Inhaftierung und Bestrafung solcher Personen…«

Ein leises Hüsteln lenkte ihn von seiner Lektüre, der Bulle »Summis desiderantes« des neuen Papstes Innozenz VIII., ab. Der Abt seufzte. Die neue Bulle war von höchster Wichtigkeit, und er hätte sich ihr gern ausführlicher gewidmet. Doch noch andere Aufgaben warteten auf ihn. Dieses Kloster beherbergte nicht nur Angehörige des Benediktinerordens, sondern auch eine Menge Schüler. Mit einem solchen befand sich Bruder Ludwig jetzt hier; der Abt hatte die beiden eintreten lassen, konnte

sich jedoch nicht sofort von seinem Dokument losreißen. In dem Begleitschreiben, das von einem befreundeten Würdenträger der Kirche stammte, wurde die Bulle als Meilenstein bezeichnet.

Und so warteten der Lehrer und sein Schüler schon an die fünf Minuten. Die Bulle mußte ein wenig zurückgestellt werden.

»Was gibt es, Frater?« fragte der Abt freundlich, doch mit ein wenig ungeduldigem Unterton. Bruder Ludwig zählte noch nicht lange zu seinen Mönchen. Vor einem halben Jahr war er aus Speyer gekommen und hatte nun den alten Bruder Andreas als Geographie- und Geschichtslehrer abgelöst. Die Schüler hatten, soweit der Abt wußte, bisher nicht allzu begeistert darauf reagiert, und er hegte den Verdacht, daß der neue Bruder aus diesem Grund zu ihm gekommen war“.

 

kinkel-tanja

Tanja Kinkel (Bamberg, 27 september 1969)

 

 

De Poolse dichter en vertaler Wacław Koźma Damian Lieder,ook: Rolicz-Lieder werd geboren op 27 september 1866 in Warschau. Zie ook mijn blog van 27 september 2008.

 

 

STIMMEN DER EINSAMKEIT

 

Gedenke meiner wenn dein blick sich senkt
Auf jeden gegenstand den ich berührt ·
Wann die gedanken sich dir trüben wollen
Und leer wird deines herzens heiligtum!

 

Gedenke meiner wenn in zarte arme
Der reue meine bangen sinne fallen ·
Wann einsamkeit an ihre brust mich drückt ·
Verzweiflung über meinem haupte hinzieht!

 

Gedenke meiner! himmlisch denke meiner
Wenn meine hoffnung manchmal mich verlässt ·
Erinnerungen wie ein feindlich heer
Herziehend mich zu schwerem kampfe fordern!

 

Gedenke meiner wenn in schwäche ganz
Den todesengel ich willkommen heisse
Und wenn ich mit der allerbangsten stimme
Ihn frage nach des sonnenaufgangs zeit!

 

Gedenke meiner wenn auf harte späne
Gedungnes volk mein haupt wird niederlegen ·
Begräbnisglocken in den wolken schluchzen
Um mich der nicht mehr fühlt und nicht mehr weiss.

 

 

 

AHRENLESEN

 

Herrin voll trauer! wie bereitest du leid mir
Dass du ein herz trägst gleich zerschmetterter harfe!
Noch tönt aus den saiten echo alter sänge
Indem der meister irrt in der unterwelt.

 

Nicht schluchze wie der vorfahren klagefrauen
Und opfere nicht der trauer deine seufzer!
Den becher des verzichtes leere mutig
Und wenn du kannst vergiss deines herzens zögling!

 

Ehmals lieblich geborgen an zärtlicher brust ·
Nach sanftern himmel fliegend in gedanken ·
Zukunft der unerforschlichen bang lauschend …

 

Nun zieh durch unsrer liebe wüste fluren
Wie mit verwehtem haar die bettlerin
Übrige ähren der erinnrung sammelnd!

 

Vertaald door Stefan George

 

Rolicz

Wacław Rolicz-Lieder (*27 september 1866 – 25 april 1912)

 

De Franstalige Zwitserse schrijver en filosoof Henri-Frédéric Amiel werd geboren op 27 september 1821 in Genève. Hij studeerde in Genève, berlijn en Heidelberg filosofie, psychologie, theologie en filologie.In 1849 keerde hij naar Genève terug waar hij ging doceren aan de universiteit. Hij publiceerde verschillende dichtbundels en historische en filologische werken. Beroemd werd hij echter door zijn monumentale dagboek (17.000 pagina’s van 1839 tot 1881) dat men na zijn dood ontdekte en uitgaf.

 

Uit: Journal intime (Vertaald door Nicolaas Matsier)

 

„Maandag 31 mei 1880. Alleen de maatschappij vertegenwoordigt een enigszins complete eenheid. Het individu moet zich ermee vergenoegen een steen van het gebouw, een radertje van de immense machine, een woord van het gedicht te zijn. Het is een steeds kleiner onderdeel van de familie, de staat, de mensheid, en van alle speciale groeperingen die gevormd worden door de belangen, de geloofsovertuigingen, de aspiraties en de werkzaamheden. De voortreffelijkste zielen zijn die welke zich bewust zijn van de universele symfonie, en van ganser harte meewerken aan het reusachtige en gecompliceerde concert dat men de beschaving noemt. De geest is in principe in staat om alle begrenzingen die hij in zichzelf aantreft uit de weg te ruimen, begrenzingen van taal, nationaliteit, religie, ras, tijdperk. Maar gezegd moet worden dat, naarmate de geest spiritueler en alzijdiger wordt, hij des te minder greep heeft op de anderen, die hem niet meer begrijpen en niet weten wat ze met hem moeten. De invloed is aan de mannen van de daad, en om te handelen is niets zo nuttig als beperktheid van denken gevoegd bij de energie van de wil. Wees zwaard, hamer of kanonskogel om de mensen in beweging te krijgen en een doel te bereiken. De ambitieuzen en de begerigen drijven de spot met de dromers, van wie ze hun spot als medelijden terugkrijgen. De droom is reusachtig maar de daad is een dwerg. Voor de
onvrije geesten zijn het succes, de reputatie en de winst al voldoende; maar met de geneugten van de vrijheid en de vreugden van de reis in het oneindige zijn zij niet bekend. Overigens is het niet mijn bedoeling om de een te prefereren boven de ander, want ieder is slechts gelukkig overeenkomstig zijn natuur. Trouwens, geschiedenis komt alleen maar tot stand door specialismen en combattanten. Maar misschien kan het geen kwaad dat, te m  idden van de verslindende activiteiten van de westerse wereld, een paar zielen een beetje brahmaniseren.“

 

Henri-Frederic_Amiel

Henri-Frédéric Amiel (27 september 1821 – 11 mei 1881)

 

De Italiaanse schrijfster Grazia Deledda werd geboren op 27 september 1871 in Nuoro op Sardinië. Zie ook mijn blog van 27 september 2007 en ook mijn blog van 27 september 2008.

 

Uit  Marianna Sirca (Vertaald door Cathy Vignale)

 

“As evening of the third day fell, she sat in front of the farmhouse, a small construction in crude stone with a shelter for the animals, a kitchen and a bedroom: in front of her, a great grassy clearing, with an ancient cork-tree in the middle and the dogs tied to its trunk; and beyond the green of the fields which penetrated into the forest losing itself in the deep shade of the bushes and the rocks. While on the right, among a row of trees, the line of the hills still shone blue on the red sky of sunset.

She was alone, with the dogs, who got up every now and then to watch and returned quickly to crouch down in the dust; but she was waiting for her father’s and the sheperd’s return and the arrival of a relative who had promised to visit. She was alone and tranquil; she wanted for nothing; she had her vast estate around her which was tended to by a trusted servant of simple spirit such as her father. Down in Nuoro her house was also taken care of by a faithful servant who did not sleep at night in order to keep watch against thief. She lacked nothing: and yet turning inward, looking with full consciousness of self, she saw a serene dusk, yes, dusk: red and gray, gray and red and solitary like the dusk of the tanca.

She seemed old to herself; she saw herself as a child in that same place,the first time that she had been lead up there and someone had whispered in her ear: I”if”you are good all this will be yours.” And she had looked around her, with her placid eyes, without wonder and without desire, and yet answering yes. Wandering here and there, not so far as to get lost, she had found a hiding place, a crib carved in a rock, and she placed herself inside, very content to be alone, mistress of all, but hidden to all: and it seemed she was like the pit inside the fruit,like the little bird inside the egg.”

 

deledda

Grazia Deledda (27 september 1871 – 15 augustus 1936)

T. S. Eliot, Bart Chabot, Thomas van Aalten, William Self

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2006.

 

Morning At The Window

 

They are rattling breakfast plates in basement kitchens,

And along the trampled edges of the street

I am aware of the damp souls of housemaids

Sprouting despondently at area gates.

 

The brown waves of fog toss up to me

Twisted faces from the bottom of the street,

And tear from a passer-by with muddy skirts

An aimless smile that hovers in the air

And vanishes along the level of the roofs.

 

 

 

EAST COKER

(No. 2 of ‘Four Quartets’)

 

I

 

In my beginning is my end. In succession

Houses rise and fall, crumble, are extended,

Are removed, destroyed, restored, or in their place

Is an open field, or a factory, or a by-pass.

Old stone to new building, old timber to new fires,

Old fires to ashes, and ashes to the earth

Which is already flesh, fur and faeces,

Bone of man and beast, cornstalk and leaf.

Houses live and die: there is a time for building

And a time for living and for generation

And a time for the wind to break the loosened pane

And to shake the wainscot where the field-mouse trots

And to shake the tattered arras woven with a silent motto.

 

    In my beginning is my end. Now the light falls

Across the open field, leaving the deep
lane

Shuttered with branches, dark in the afternoon,

Where you lean against a bank while a van passes,

And the deep lane insists on the direction

Into the village, in the electric heat

Hypnotised. In a warm haze the sultry light

Is absorbed, not refracted, by grey stone.

The dahlias sleep in the empty silence.

Wait for the early owl.

 

                                    In that open field

If you do not come too close, if you do not come too close,

On a summer midnight, you can hear the music

Of the weak pipe and the little drum

And see them dancing around the bonfire

The association of man and woman

In daunsinge, signifying matrimonie—

A dignified and commodiois sacrament.

Two and two, necessarye coniunction,

Holding eche other by the hand or the arm

Whiche betokeneth concorde. Round and round the fire

Leaping through the flames, or joined in circles,

Rustically solemn or in rustic laughter

Lifting heavy feet in clumsy shoes,

Earth feet, loam feet, lifted in country mirth

Mirth of those long since under earth

Nourishing the corn. Keeping time,

Keeping the rhythm in their dancing

As in their living in the living seasons

The time of the seasons and the constellations

The time of milking and the time of harvest

The time of the coupling of man and woman

And that of beasts. Feet rising and falling.

Eating and drinking. Dung and death.

 

    Dawn points, and another day

Prepares for heat and silence. Out at sea the dawn wind

Wrinkles and slides. I am here

Or there, or elsewhere. In my beginning.

 

eliot

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Geschilderd door Wyndam Lewis

 

De Nederlandse  Dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2006.

 

 

The early seventies

 

’s Ochtendsvroeg

deed ik al hasj

in m’n yogurt

 

Had je een drukke dag

als je een brief

moest posten

 

 

Opgestaan, plaats vergaan

 

op een nacht stond ik op uit de doden

ik was de enige kandidaat naar het scheen

de anderen gaven niet thuis

die bleven liever liggen

 

voor alle zekerheid, je-kan-niet-weten

keek ik nog eens indringend om me heen

maar nee

ook in tweede instantie maakte niemand

aanstalten mijn voorbeeld te volgen

 

zelf iemand wekken deed ik niet

eerlijk gezegd vond ik het wel zo prettig

in mijn eentje te blijven

ik had het rijk alleen

 

ik besloot tot een ommetje

een kleine wandeling door de straten

om oud eik en duinen, een besluit dat de aarde

niet merkbaar uit haar evenwicht bracht

dit kwam goed uit, wereldschokkende-

dingen-doen behoorde al geruime tijd

niet meer tot mijn ambities

 

maar eenmaal door de

straten gaand

kreeg ik honger naar meer

stadsleven

zo gezegd, zo gedaan

(wie of wat zou me

tegen moeten houden?)

en zonder haast trok ik het centrum in

men was nog lang niet van me af

 

Bart_Chabot

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978.

 

Uit: Sluit deuren en ramen

 

“Een laf applaus volgde. Het zaallicht dimde. Gekraak
in de boxen. Dan verscheen in zeeblauwe letters op een witte achtergrond de tekst ‘Substaat Redux. Omdat geborgenheid uw recht is’.

Als soundtrack was gekozen voor een jazzdeuntje uit een goedkoop keyboard. Beelden van lachende gezinnen die badmintonden op een knalgroen grasveld. Een door de computer geanimeerde vlucht in de hemel boven een hagelwit plein met een groot winkelcentrum, een bioscoop, een zwembad, een bos. Dan weer die tekst. Substaat Redux. Omdat geborgenheid uw recht is. Een zalvende voice-over van een bekende acteur. ‘Welkom in Substaat Redux. Een luxueuze woongelegenheid met vele mogelijkheden voor het gezin. Ongetwijfeld zult u verlangen naar het onbekommerde gevoel dat u nog kende van enkele jaren geleden, nog voordat dit land werd opgeschrikt door ernstige gevoelens van angst en onrust.’

Archiefbeelden van groepen jongeren met bivakmutsen en stokken in gevecht met de Mobiele Eenheid. Brandende hopen vuil in de straten. Huilende moeders.

Terug naar de geanimeerde beelden. Een gezin wandelde langs de schappen van een supermarkt. Een jongetje legde een teddybeer in het boodschappenwagentje, de vader lachte hem toe en aaide het jongetje over de bol.

‘We willen u weer terugzetten op de plek die u verdient. Op de plek waar u veilig kunt rondlopen met uw kind of huisdier, zonder angsten. Ontspanning en rust zijn twee belangrijke punten, maar ook zijn er vele arbeidsvoorzieningen. Daarbij wordt u voortdurend beschermd door een professionele eenheid die uw veiligheid waarborgt.’

Een shot van een lachende beveiligingsbeambte die een balletje trapte met een paar gekleurde kinderen. Een andere beambte wees de weg aan een man in een rolstoel met een hond op zijn schoot.

‘Tevens zorgen speciale veiligheidsschilden die in de funderingen van de woningen zijn aangebracht, voor een optimale beveiliging tegen allerlei vormen van terreur.’

Computeranimatie: dwarsdoorsnede van een huis.”

 

thomas van aalten

Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

 

De Engelse schrijver, criticus en columnist William Self werd geboren in Londen op 26 september 1961.

 

Uit: The Principle

 

„When I reach the intersection with Interstate 15, just south of the Toquerville turning, I always have the same choice: I can turn northeast, to Cedar City, and a quiet evening in the library working on my memoirs; or I can turn southwest, and burn rubber the seventy-odd miles to Las Vegas. Every few months I take the road less traveled. Across the Utah border, cutting off the corner of Arizona, the freeway runs down into the wide gulch of the Virgin River, then it mounts up on to the plateau of the Mohave Desert, a silvery wake rising and falling across the waves of scrub, until the lights of that modern Babylon begin to sparkle in the crystalline nighttime air.

    They always put me in mind of an ocean oil rig — the Vegas lights — not that I’ve ever seen one; yet the desert itself is my sea, the hood of my ancient Ford pickup a prow, and even from ten miles off, if I wind down the window, I can hear through the rush of hot air, the steady, rhythmic pulse of the city’s casinos, burlesques and whorehouses, as they pump thick, black, glutinous sin out of the souls of men and women.

Don’t get me wrong, I don’t go down to Vegas out of any desire to test myself. I’m not in the business of flirting with the Devil. I know what I am, and who I am: a man of conviction, a man with responsibilities, a man who has made the Principle the very rock on which he has built his life. But for all that, we all need a little recreation once in a while, a little time out, wouldn’t you agree?

    I always park up in the same trash-strewn alley, behind the same fly-blown Mexican diner. I always have the same super-sized cheesy burrito and 7-Up. Then I walk the half-mile or so along the Strip to Gary’s Place. Now that I’m in my late sixties, younger people often ask me about the changes I’ve seen in my lifetime. I always tell them the same thing: “Every era I’ve lived through has been now.” And I mean it. Living out of the way like we folk do, means we don’t pay much attention to the styling of automobiles, or the size of computers.

    About the only time I see gentiles at all is when I go to Vegas. And so what if they wear their hair this way or that, and talk about this or that shiny, new thing? It don’t mean too much to me. The generality of life, I’ve always felt, takes place in between such modern gewgaws. It’s the mortar, not the bricks that count.“


William_self

William Self (Londen, 26 september 1961)

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn vorige blog van vandaag.

Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj, Cyprian Ekwensi, Peter Turrini

De Amerikaanse schrijfster Jane Smiley werd geboren op 26 september 1949 in Los Angeles. Zie ook mijn blog van 26 september 2008.

 

Uit: Ten Days in the Hills

 

„Max was still sleeping, neatly, as always, his head framed by the sunny white of his rectangular pillow, his eyelids smooth over the orbs of his eyes, his lips pale and soft, his bare shoulders square on the bed. While Elena was gazing at him, he sighed. Sometime in the night, he had turned back the white comforter; its fold crossed him diagonally between the hip and the knee. The morning sunlight burnished his hands (right on top of left), and sparkled through his silvery chest hair. His cock lay to one side, nonchalant. Elena smoothed the very tips of his chest hair with her hand so that she could just feel it tickling her palm, and then circled his testicles with her index finger. She was sleepy herself, probably from dreaming of the Oscars. What she could remember were more like recurring images of the bright stage as she had seen it from their seats, smiling figures walking around on it, turning this way and that, breasting the audience suddenly as if jumping into surf—not unhappy images, but not restful. The bright figures had stayed with her all night, sometimes actually looking frightened, or turning toward her so that she had to remind herself in her dream that they were happy, well fed, successful.

She sat up quietly, so as not to disturb him. She saw that all of their clothes—his tux and her vintage gold silk-velvet flapper dress—were draped neatly over the backs of a couple of chairs. Her silver sandals and her silver mesh evening bag lay on the windowsill where she had set them when she walked in the bedroom door. He had taken her to the Oscars and then to the Governor’s Ball, because she, of course, had never been, though he himself had an invitation every year—his movie Grace had won Best Screenplay in the 1970s (and in fact was listed on three “hundred best films of the twentieth century” lists that she had looked up on the Internet: seventy-seventh on one, eighty-third on another, and eighty-fifth best on the third). At fifty-eight, Max had a certain sort of fame in Hollywood: most people had heard of him, but lots of younger ones assumed he was dead.“

 

Smiley

Jane Smiley (Los Angeles, 26 september 1949)

 

De Russische schrijver en dissident Vladimir Nikolajevitsj Vojnovitsj werd geboren in Doesjanbe op  26 september 1932. Zie ook mijn blog van 26 september 2008.

 

Uit: Monumental Propaganda (Vertaald door Andrew Bromfield)

 

But Bochkareva had misunderstood Aglaya. Her words about filth had indeed been intended in a figurative sense, and not the one in which Bochkareva had taken them.

When she got home, Aglaya was absolutely beside herself. No
, it was not Stalin’s crimes but the criticism of him that was what had astounded her most of all. How dare they? How dare they? She walked around all three rooms of her flat, beating her tough little fists against her tough little hips and repeating aloud the same words, addressed to her invisible opponents, over and over again: “How did you dare? Who do you think you are? Who are you to raise your hand against him?”

“And you, disdainful descendants . . .”—Lermontov’s line, which she thought she had forgotten long ago, came drifting out from some dark corner of her memory . . .

She had never believed in God, but she would not have been surprised in the least if Porosyaninov’s tongue had withered or his nose had fallen off or he had been paralyzed by a stroke in the middle of giving his speech. The words he had uttered in the House of the Railroad Worker had been too absolutely blasphemous.

She had never believed in a God in heaven, but her earthly god was Stalin. His portrait, the famous one with him lighting up his pipe, holding a lighted match close to the slightly singed mustache, had hung over her writing desk since the times before the war, and during the war it had traveled the partisan forest trails with her and then returned to its place. A modest portrait in a simple limewood frame. In moments of doubt over her most startlingly dramatic actions, Aglaya would raise her eyes to the portrait, and Comrade Stalin seemed to screw up his own eyes slightly and urge her on with his kind and wise smile: Yes, Aglaya, you can do that, you must do it, and I believe that you will do it. Yes, she had been forced to make some difficult decisions in her life—harsh, even cruel, decisions concerning various people—but she had done it for the sake of the Party, the country, the people and the future generations. Stalin had taught her that for the sake of the sublime idea it was worth sacrificing everything, and no one could be pitied.

Of course, she respected the other leaders as well, the members of the Politburo and the secretaries of the Central Committee, but nonetheless she thought of them as just people. Very clever and bold, utterly devoted to our ideals, but people. They could make mistakes in their thoughts, words and actions, but only he was ineffably great and infallible, and his every word and every action expressed such transcendent genius that his contemporaries and the generations to come should accept them as unconditionally correct and absolutely binding.”

 

Vojnovitsj

Vladimir Vojnovitsj (Doesjanbe, 26 september 1932)

 

De Nigeriaanse schrijver Cyprian Ekwensi werd op 26 september 1921 in Nigeria geboren in Minna. Zie ook mijn blog van 26 september 2006 en ook mijn blog van 26 september 2008.

 

Uit: Jagua Nana

 

„Jagua had just had a cold bath, and, in the manner of African women, she sat on a low stool with a mirror propped between her bare knees, gazing at her wet hair. Only one cloth – a flowered cotton print – concealed her nakedness, and she had wound it over her breasts and under her armpits. Her arms and shoulders were bare, and she sat with the cloth bunched between her thighs so that the mirror bit into the skin between her knees.

She raised her arm and ran the comb through the wiry kinks, and her breasts swelled into a sensuous arc and her eyes tensed with the pain as the kinks straightened. From the skin on her long arms and beautiful shoulders the drops of speckled water slid down chasing one another. She saw Freddie pass by her door just then, saw him hesitate when he caught a glimpse of the dark naked hair under her armpits. Then he hurried past into his own room on the floor below, ca
lling as he went:

‘Jagwa!. … Jagwa Nana!…’

She knew he was teasing. They called her Jagua because of her good looks and stunning fashions. They said she was Ja-gwa, after the famous British prestige car.

‘I’m comin’ – jus’ now!…Call me when you ready!’

She could sense the irritation in his voice. As always when she did not like where they were going she delayed her toilet, and Freddie must know by now that

she disliked intellectual groups, especially the British Council groups which she thought false and stiff. On the other hand, Freddie could never do without them. He said they were a link with Britain from which stemmed so much tradition. Like Freddie she was an Ibo from Eastern Nigeria, but when she spoke to him she always used pidgin English, because living in Lagos City they did not want too many embarrassing reminders of clan or custom. They and many others were practically strangers in a town where all came to make fast money by faster means, and greedily to seek positions that yielded even more money.

She heard the clatter of Freddie’s shoes as he hurried down the steps to his own room on the floor below. She waited for him to come up, and when he would not come she went on combing her hair. By an odd tilt of the mirror she saw, suddenly revealed, the crow’s-feet at the corners of her eyes and the tired dark rings beneath.

‘I done old,’ she sighed. ‘Sometimes I tink say Freddie he run from me because

I done old. God ‘ave mercy!’ she sighed again.“

 

cekwensi

Cyprian Ekwensi (26 september 1921 –  4 november 2007)

 

De Oostenrijkse schrijver Peter Turrini werd geboren op  26. September 1944 in St. Margarethen im Lavanttal (Wolfsberg) en groeide op in Maria Saal in Kärnten. Van 1963 tot 1971 had hij verschillende beroepen. Sinds 1971 woont en werkt hij als zelfstandig schrijver in Wenen en Retz. Hij schrijft o.a. theaterstukken, gedichten, essays en draaiboeken. Turrini werd bekend door Rozznjogd (1971), Sauschlachten (1972) en de televisieserie Alpensaga (1974–1979).

 

Uit: Die Liebe in Madagaskar

 

“Die Schauspielerin:

Ich habe gehört, die Österreicher essen alle so wahnsinnig gern Mozartkugeln. Stimmt das?

Ritter:

Auch nicht mehr als die Japaner.

Schweigen.

Die Schauspielerin:

Dieser tolle Film, den Sie da drehen, kann man dazu noch etwas sagen, ich meine zum Inhalt?

Ritter:

Der Film? Welcher Film?

Die Schauspielerin:

Die Liebe in Madagaskar.

Ritter:

Das Drehbuch ist noch nicht ganz fertig.

Die Schauspielerin:

Wenn der Mann mit der Frau in die Oper geht, und sie ihm nahher sagt, daß
sie krank ist …

Ritter:

Brustkrebs.

Die Schauspielerin:

Könnte sie diese Krankheit nicht erfunden haben?

Ritter:

Wieso erfunden?

Die Schauspielerin:

Sie möchte das Maß seiner Liebe erkunden. Frauen haben Angst, schreckliche Angst, daß man sie aus irgendwelchen Gründen nicht mehr lieben könnte. Sie brauchen ständig Beweise der Liebe. Auch wenn sie diese bekommen, jeden Tag, sind sie keineswegs zufrieden. Es nährt nur ihre Sehnsucht nach immer häufigeren, immer größeren Beweisen.”

 

peter_turrini

Peter Turrini (St. Margarethen im Lavanttal, 26. September 1944)

Andrzej Stasiuk, Niccolò Ammaniti, William Faulkner, Rebecca Gablé, Lu Xun

De Poolse schrijver en letterkundige Andrzej Stasiuk werd geboren op 25 september 1960 in Warschau. Zie ook mijn blog van 25 september 2008.

 

Uit: Tales Of Galicia (Vertaald door Margarita Nafpaktitis)

 

Simon Wasylczuk showed up at Kosciejny’s and said “come on.” Kosciejny took a long, narrow knife out from behind the doorframe. They walked two houses further down. Simon led out a mournful-faced sheep and averted his gaze. Mount Cergowa was holding up the sky as usual, and snow still lay on its peak between the trees. It was over in a second. They lifted the animal up and hung it on a bare apple tree by a tendon in its hind leg.
Kosciejny looked like he usually did, a little like a scarecrow that had just escaped from the garden. That’s exactly how skinny, forty-year-old men in overalls look. Time rubs their features away, and it’s only in old age, when they have become reconciled with it, that they get their own one-of-a-kind faces back. Maybe so death can tell them apart.
But he wasn’t thinking about death. Life was keeping him busy. He cut off the head with short, quick strokes. Two mongrels were hanging around nearby. Then the tip of the knife slipped along the belly, along the legs, and the skin came off like a stocking. Steam was rising in the cold morning air. It was already over — skin, carcass, entrails, everything neatly separated. A simple and precise dissection of existence.
“Should I cut it up?” asked Kosciejny.
“I’ll cut it up myself. I just don’t like doing the killing,” said Simon Wasylczuk. He went into the house and came back with a bottle. They sat down against the wall of the barn, in the sun, and drank to each other and lit their cigarettes, watching Cergowa hold up the sky.

“Well I like it,” said Kosciejny. “The most important thing is that the little beast doesn’t get scared. Makes a bad job of it, and the meat’s no good. Stinks of fear. It’s worst with a pig. You can’t fool a pig, it’s smart. I’m doin’ a pig tomorrow at your sister’s.”
“Yeah,” Simon Wasylczuk replied.
Who was Kosciejny? His restless spirit drove him to do so many things. In winter he wore a nylon cap with a brim, and in summer he went bareheaded, shriveled by the sun and just as waterproof.“

 

stasiukd

Andrzej Stasiuk (Warschau, 25 september 1960)

 

De Italiaanse schrijver Niccolò Ammaniti werd geboren in Rome op 25 september 1966. Ammaniti’s eerste boek ‘branchie!’ is in 1994 uitgekomen. In 1995 heeft hij ’Nel nome del figlio’ gepubliceerd op initiatief van zijn vader, Massimo Ammaniti. Het is een verhaal over de problemen van adolescenten. In 1996 volgde ‘Fango’, een verzameling verhalen die hem bekendheid gaf bij het grotere publiek. En een jaar later werd van hem het hoorspel ‘Anche il sole fa schifo’ (Ook de zon staat tegen) uitgezonden op RadioRai. Ammaniti’s bestseller Io non ho paura (Ik ben niet bang) bezorgde hem in 2001 il Premio Viareggio en door de vele herdrukken, waaronder een editie voor scholieren, stond het boek lange tijd hoog in de lijst met best verkopende boeken. De verfilming door Gabriele Salvatores, met een script geschreven door Niccolò zelf en Francesca Marciano, levert hen zelfs een Oscarnominatie op voor beste buitenlandse film.

 

Uit: Zo God het wil (Vertaald door Etta Maris)

 

Cristiano wist nog wat hij droomde toen zijn vader hem wakker had gemaakt.
Beneden in de woonkamer, naast de televisie, stond een groot, lichtgevend aquarium met daarin een groene, glibberige kwal die een heel vreemde taal sprak met allemaal
c’s, z-en en r-en. En het mooie was dat hij die kwal helemaal kon verstaan.
Hoe laat is het eigenlijk? vroeg hij zich gapend af.
De lichtgevende wijzerplaat van de radiowekker op de grond wees drie uur drieëntwintig aan.
Zijn vader stak een sigaret op en blies de rook uit. ‘Die hond hangt me de keel uit.’ ‘Die hond is gewoon gek. Komt door al die stokslagen die hij krijgt…’
Nu zijn hart niet meer zo bonkte, voelde Cristiano de slaap zwaar op zijn oogleden drukken. Hij had een droge mond die smaakte naar de knoflook van de kip van de snackbar. Misschien zou die vieze smaak verdwijnen als hij wat dronk, maar het was te koud om naar de keuken te gaan.
Hij was graag verdergegaan met zijn droom over de kwal op het punt waar hij gebleven was. Hij wreef in zijn ogen.
Waarom ga je niet naar bed? De vraag kwam in hem op, maar hij slikte hem in. Uit de manier waarop zijn vader door de kamer liep viel op te maken dat hij niet van plan was te gaan slapen.
Drie sterren.
Cristiano had een schaal van nul tot vijf om de irritatie van zijn vader te meten.”

 

Ammaniti

Niccolò Ammaniti (Rome, 25 september 1966)

 

De Amerikaanse schrijver William Faulkner werd geboren op 25 september 1897 in New Albany, Mississippi. Zie ook mijn blog van 25 september 2008. en ook mijn blog van 25 september 2007 en  mijn blog van 25 september 2006.

 

Uit: The Sound And The Fury 

“Through the fence, between the curling flower spaces, I could see them hitting. They were coming toward where the flag was and I went along the fence. Luster was hunting in the grass by the flower tree. They took the flag out, and they were hitting. Then they put the flag back and they went to the table, and he hit and the other hit. Then they went on, and I went along the fence. Luster came away from the flower tree and we went along the fence and they stopped and we stopped and I looked through the fence while Luster was hunting in the grass.

“Here, caddie.” He hit. They went away across the pasture. I held to the fence and watched them going away.

“Listen at you, now.” Luster said. “Aint you something, thirty three years old, going on that way. After I done went all the way to town to buy you that cake. Hush up that moaning. Aint you going to help me find that quarter so I can go to the show tonight.”

They were hitting little, across the pasture. I went back along the fence to where the flag was. It flapped on the bright g
rass and the trees.

“Come on.” Luster said. “We done looked there. They aint no more coming right now. Les go down to the branch and find that quarter before them niggers finds it.”

It was red, flapping on the pasture. Then there was a bird slanting and tilting on it. Luster threw. The flag flapped on the bright grass and the trees. I held to the fence.

“Shut up that moaning.” Luster said. “I cant make them come if they aint coming, can I. If you dont hush up, mammy aint going to have no birthday for you. If you dont hush, you know what I going to do. I going to eat that cake all up. Eat them candles, too. Eat all them thirty three candles. Come on, les go down to the branch. I got to find my quarter. Maybe we can find one of they balls. Here. Here they is. Way over yonder. See.” He came to the fence and pointed his arm. “See them. They aint coming back here no more. Come on.”

We went along the fence and came to the garden fence, where our shadows were. My shadow was higher than Luster’s on the fence. We came to the broken place and went through it.

“Wait a minute.” Luster said. “You snagged on that nail again. Cant you never crawl through here without snagging on that nail.”

william-faulkner

William Faulkner (25 september 1897 – 6 juli 1962)

 

De Duitse schrijfster Rebecca Gablé (pseudoniem van Ingrid Krane-Müschen) werd geboren op 25 september 1964 in Wickrath / Mönchengladbach. Zie ook mijn blog van 25 september 2008.

 

Uit: Die Hüter der Rose

 

Windsor, Mai 1429

John hatte die Hände auf die Oberschenkel gestützt und wollte einen Moment verschnaufen, als der harte Lederball ihn mit einem satten Klatschen in den Rücken traf.
„Na warte, mein König. Das wird dir noch Leid tun!“ Er hob den Ball auf und lief los.
Lachend rannte der siebenjährige Henry vor ihm davon und brüllte über die Schulter: „Ich war’s nicht! Ich war’s nicht! Tudor hat geworfen!“
John blieb stehen, bedachte den Waliser mit einem erbosten Blick, täuschte und warf dann doch nach Henry. Aber der Junge reagierte schnell. Ehe der Ball vor seine magere Brust prallen konnte, fing er ihn auf, lief zum Flussufer hinab und warf ihn über die Schulter Tudor zu, der ihn ins Gras fallen ließ und zu John kickte. Doch der Schuss ging fehl, der Ball rollte zwischen John und dem kleinen König aufs Wasser zu, und alle drei setzten ihm nach. Sie erreichten ihn gleichzeitig und rangelten um ihr kostbares Spielzeug, benutzten Füße und Ellbogen, um die Mitstreiter abzudrängen. Henry steckte so wacker ein, wie er austeilte. Schließlich stellte er Tudor ein Bein, der der Länge nach hinschlug, den König mit sich riss und es irgendwie auch schaffte, John bei diesem Manöver zu Fall zu bringen.
Lachend und keuchend lagen sie schließlich alle drei im Gras.
„Oh nein!“, rief Henry aus. „Nun ist er doch ins Wasser gerollt!“
Betrübt
sahen sie dem Ball hinterher, der rasch in die Flussmitte getrieben wurde und mit der eiligen Strömung Richtung London schwamm.
Tudor seufzte. „Ein Jammer, Sire. Das war mit Abstand der beste, den wir dieses Frühjahr hatten.“
„Und er hat erstaunlich lange gehalten“, stimmte John zu.
Henry setzte sich auf. „Nun, wenn ich meinen Treasurer artig bitte, bekommen wir bestimmt einen neuen.“

 

Gable-Schloss

Rebecca Gablé (Wickrath, 25 september 1964)

 

De Chinese schrijver Lu Xun werd in 1881 in Shaoxing in de provincie Zhejiang geboren als Zhou Shuren. Zie ook mijn blog van 25 september 2008.

 

Uit: Tomorrow (Vertaald door Yang Hsien-yi en Gladys Yang)

 

 “Not a sound—what’s wrong with the kid?”

A bowl of yellow wine in his hands, Red-nosed Kung jerked his head towards the next house as he spoke. Blue-skinned Ah-wu set down his own bowl and punched the other hard in the back.

“Bah …” he growled thickly. “Going sentimental again!”

Being so out-of-the-way, Luchen was rather old-fashioned. Folk closed their doors and went to bed before the first watch sounded. By midnight there were only two households awake. Prosperity Tavern where a few gluttons guzzled merrily round the bar, and the house next door where Fourth Shan’s Wife lived. Left a widow two years earlier, she had nothing but the cotton-yarn she spun to support herself and her threeyear-old boy; this is why she also slept late.

It was a fact that for several days now there had been no sound of spinning. But since only two households were awake at midnight, Old Kung and the others were naturally the only ones who would notice if there were any sound from Fourth Shan’s Wife’s house, and the only ones to notice if there were no sound.

After being punched, Old Kung—looking quite at his ease—took a great swig at his wine and piped up a folk tune.

Meanwhile Fourth Shan’s Wife was sitting on the edge of her bed, Pao-erh—her treasure—in her arms, while her loom stood silent on the floor. The murky lamplight fell on Paoerh’s face, which showed livid beneath a feverish flush.

“I’ve drawn lots before the shrine,” she was thinking. “I’ve made a vow to the gods, he’s taken the guaranteed cure. If he still doesn’t get better, what can I do? I shall have to take him to Dr. Ho Hsiao-hsien. But maybe Pao-erh’s only bad at night; when the sun comes out tomorrow his fever may go and he may breathe more easily again. A lot of illnesses are like that.”

Fourth Shan’s Wife was a simple woman, who did not know what a fearful word “but” is. Thanks to this “but,” many bad things turn out well, many good things turn out badly. A summer night is short. Soon after Old Kung and the others stopped singing the sky grew bright in the east; and presently through the cracks in the window filtered the silvery light of dawn.“

 

lu_xun

Lu Xun (25 september 1881 – 19 oktober 1936)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e september ook mijn vorige blog van vandaag.