Arnon Grunberg, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Danilo Kiš, Jane Bowles, Ishmael Reed

De Nederlandse schrijver Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit: Tirza

 

De gasten druppelen later binnen dan Hofmeester verwachtte. Het is half acht en er is nog niemand. Daarom eet hij de eerste portie gebakken sardines zelf maar op. Eigenlijk had hij pas later op de avond willen beginnen met het bakken van de sardines, maar hij had zich niet in kunnen houden. Drie sardines heeft hij al op. Hij eet de graat mee. Je merkt er weinig van, het zijn zulke kleine visjes.
Hij loopt naar Tirza’s kamer om haar een versgebakken sardientje aan te bieden. Ze heeft een zwarte jurk aan die al jaren in haar kast hangt, niet de jurk die hij samen met haar voor dit feest heeft aangeschaft. Een van driehonderd euro met bijpassende schoenen van bijna hetzelfde bedrag.
Hij moet teleurgesteld hebben gekeken, want ze slaat een arm om hem heen en zegt: ‘Ik doe hem nog weleens aan, pap, maar vanavond staat hij me niet.Vanavond gaat echt niet. Ik ben er niet voor in de stemming. Het is gewoon niet de jurk die bij deze avond hoort.’
Hij glimlacht grootmoedig met het bord sardientjes in zijn hand. ‘Maar we hebben hem voor deze avond gekocht, Tirza, speciaal voor jouw feest,’ zou hij willen zeggen. Hij zwijgt. Zijn teleurstellingen zijn zijn zaak. Ze moeten onzichtbaar blijven voor de wereld. Als Tirza zich omdraait, glimlacht haar vader nog steeds, schijnbaar onaangedaan. ‘Jou staat alles,’ zegt hij en laat haar alleen.
Hofmeester opent de badkamerdeur. Ibi is in bad gaan liggen met de Elle, het soort damestijdschrift dat ze vroeger verachtte.
‘Papa,’ roept ze, ‘kun je niet kloppen?’
Hij laat zijn blik gedachteloos over haar lichaam glijden, een paar seconden staart hij naar haar buik.‘Sorry,’ zegt hij,‘ben je zwanger?’
‘Papa,’ roept ze, ‘stel niet dat soort rare vragen en laat me alleen.’
Hij sluit de badkamerdeur en gaat zijn slaapkamer binnen. De echtgenote weet nog altijd niet wat ze zal aantrekken. Om de moeilijke beslissing uit te stellen – misschien schiet haar plotseling iets te binnen – föhnt ze eerst haar haren.Vrijwel naakt zit ze voor de spiegel in de slaapkamer, de föhn losjes in haar handen. Een nasmeulende peuk in een asbak.Kennelijk heeft ze de asbakken ergens gevonden.“

 

arnon-grunberg300

Arnon Grunberg (Amsterdam, 22 februari 1971)

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen werd geboren in Antwerpen op 22 februari 1896. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

VORST

 

Is Vorst

         breken scherp en helder de stenen rijen

         wegen scheuren

Schel schelt de schel

         van de trem in de duizelruimte

         hoge hoepel

         staalhemel   staalhelm

Naar klare spanbanen strammen stappen

         laarzen slaan de straat tot luide ruimte

 

Is Vorst

         breken stenen scherp

         slaan laarzen klaar

         schellen de schellen schel

         helder

 

                  helder

                            helder

         duizelruimte luidt

 

 

 

ARCHAÏSCHE PASTORALE

 

Ter kerk ging

de kleine jonkvrouw

                   in haar linkerhand draagt zij

                   voor de kleinsten suiker en zoethout

 

             &n
bsp;     in haar rechter   haar hart

                   roza suikergoed

                               voor Onze Lieve Vrouw

 

en heel wit

           kaarswit

zo is zij

           simpele zang

           in haar oranje franjeskleed

           het blauwe lint is blauw toch

Blauw

 

 

Avondgeluiden


Er moeten witte hoeven achter de zoom staan

van de blauwe velden langs de maan

’s avonds hoort gij aan de verre steenwegen

paardehoeven

dan hoort gij alles stille waan

van verre maanfonteinen zijpelt plots water

-gij hoort plots het zijpelen

van avondlik water –

de paarden drinken haastig

en hinniken

dan hoort men weer hun draven stalwaarts

 

van_ostaijen

Paul van Ostaijen (22 februari 1896 – 18 maart 1928)

 

De Duitse dichter en schrijver Hugo Ball werd geboren op 22 februari 1886 in Pirmasens. Zie ook
mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Ich liebte nicht

 

Ich liebte nicht die Totenkopfhusaren

Und nicht die Mörser mit den Mädchennamen

Und als am End die großen Tage kamen,

Da bin ich unauffällig weggefahren.

 

Gott sei’s geklagt und ihnen, meine Damen:

Gleich Absalom blieb ich an langen Haaren,

Dieweil sie schluchzten über Totenbahren

Im Wehbaum hängen aller ihrer Dramen.

 

Sie werden auch in diesen Versen finden

Manch Marterspiel und stürzend Abenteuer.

Man stirbt nicht nur durch Minen und durch Flinten.

 

Man wird nicht von Granaten nur zerrissen.

In meine Nächte drangen Ungeheuer,

Die mich die Hölle wohl empfinden ließen.

 

 

Cabaret

 

Der Exhibitionist stellt sich gespreizt am Vorhang auf

und Pimpronella reizt ihn mit den roten Unterröcken.

Koko der grüne Gott klatscht laut im Publikum.

Da werden geil die ältesten Sündenböcke.

 

Tsingtara! Da ist ein langes Blasinstrument.

Daraus fährt eine Speichelfahne. Darauf steht: »Schlange«.

Da packen alle ihre Damen in die Geigenkästen ein

und verziehen sich. Da wird ihnen bange.

 

Am Eingang sitzt die ölige Camödine.

Die schlägt sich die Goldstücke als Flitter in die Schenkel.

Der sticht einer Bogenlampe die Augen aus.

Und das brennende Dach fällt herunter auf ihren Enkel.

 

Hugo_Ball

Hugo Ball (22 februari 1886 – 14 september 1927)

 

De Servische schrijver Danilo Kiš werd geboren op 22 febrari 1935 in Subotica. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit: Ein Grabmal für Boris Dawidowitsch (Vertaald door Ilma Rakusa)

 

»Mögen die Angaben über seine früheste Kindheit noch so nichtssagend sein – sie beschwören deutlich genug die provinzielle Grisaille mitteleuropäischer Kleinstädte zu Beginn dieses Jahrhunderts: die ebenerdigen grauen Häuser mit ihren Höfen, welche von der langsam vorbeiziehenden Sonne durch eine klare Demarkationslinie in Quadrate von tödlicher Helligkeit und von modrigem, finsterem Schatten zerteilt werden; die Akazienalleen, die im Frühling widerlich duften, wie die nach Kinderkrankheiten riechenden Hustensirupe und Hustenbonbons; den kühlen Barockglanz der Apotheke mit ihren strahlendweißen gotischen Porzellangefäßen; das düstere gimnázium mit dem gepflasterten Schulhof (Bänke von abgeblättertem Grün, galgenähnliche verlassene Schaukeln, weißgetünchte Holzklosette); das Rathaus in Mariatheresiagelb, der Farbe welker Blätter und herbstlicher Rosen, wie’s in den Romanzen heißt, welche die Zigeunerkapelle allabendlich im Garten des Grandhotels zum besten gibt.
Karl Taube, der Sohn des Apothekers, träumte – wie viele Kinder der Provinz – von jenem glücklichen Tag, da er durch seine dicken Brillengläser zum letzten Mal, aus der Vogelperspektive des Abschieds, auf seine Stadt blicken würde – mit der gleichen Trauer und Abscheu, die man empfindet, wenn man im Album der Gymnasiumszeit mit der Lupe die abgeschmackten gelben Schmetterlingsleichen betrachtet. Im Herbst 1920 bestieg er im Budapester Ostbahnhof den Erste-KlasseWagen des Schnellzugs Budapest-Wien; als der Zug sich in Bewegung setzte, winkte der junge Karl noch einmal seinem Vater zu (der mit wehendem Seidentaschentuch wie ein kleiner dunkler Fleck in der Ferne verschwand), dann trug er seine Ledertasche eilig in den Dritte-Klasse- Wagen und setzte sich zwischen die Arbeiter.«

 

Danilo_Kis_az_Alternativ_kulturalis_forumon

Danilo Kiš (22 februari 1935 – 15 oktober 1989)
Hier samen met Susan Sontag (links)

 

De Amerikaanse schrijfster Jane Bowles werd als Jane Auer geboren op 22 februari 1917 in New York. Zie ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit:  Jane und Paul Bowles. Leben ohne anzuhalten (Dubbelbiografie van Jens Rosteck)

 

„Die höchst unkonventionelle Verbindung zweier der wichtigsten amerikanischen Schriftsteller ihrer Ära nahm im Vorkriegs- New York der späten Dreißiger ihren Anfang, führte das Duo auf Abenteuerreisen nach Mittelamerika und Paris, zum Inselkauf nach Sri Lanka und schließlich in einen jahrzehntelang

währenden (Alp-) »Traum am Ende der Welt«, in das Tanger der Nachkriegszeit.

Dort, im Grenzland zwischen Europa, Afrika und Atlantik, im ästhetischen, gesellschaftlichen wie erotischen Freiraum der »Internationalen Zone«, kamen sie Hippies, Drogenabhängigen und Aussteigern zuvor, hielten bereits ab den frühen Fünfzigern Hof, standen im Zentrum mondäner Parties, erweiterten ihre Kreativität und erprobten neue Schreibtechniken durch ungehemmten Kif-Konsum, spürten den Musiktraditionen des Maghrebs nach, erkundeten die Wüste, nahmen an rituellen Trance-Zeremonien teil, wurden Zeugen innenpolitischer Unruhen. Und lockten bald die Vertreter der beat generation – mit der sie nicht allzuviel gemein hatten, aber schleunigst von ihr

vereinnahmt wurden – in ihr Refugium an diesem geheimnisvollen, abgründigen und gefährlichen äußersten Zipfel Nordwestafrikas voller Verheißung, in die dream city.

Beide wurden in und um New York geboren. Beide verweigerten sich frühzeitig tradierten Vorstellungen von Familienleben und Männer- oder Frauenrolle. Jane wuchs vaterlos mit einer dominanten Mutter auf, erlitt einen schweren Reitunfall und wurde zu Pflegeaufenthalten in schweizerische Sanatorien eingewiesen. Nach unwirklichen Monaten in alpinem Ambiente kehrte sie auf einem Atlantikdampfer in die Staaten zurück, wo sie einem enfant maudit der französischen Literatur, dem Romancier Céline, begegnete – ein Schlüsselerlebnis. Janes augenblicklichen Entschluß, selbst Schriftstellerin zu werden, krönte ein abgeschlossener Roman

der Jugendlichen in französischer Sprache. Noch nicht volljährig, lebte sie mit älteren Gefährtinnen zusammen, führte ein Bohème-Dasein in Manhattan und wurde zum Dauergast so mancher Lesbenlokale. Die kettenrauchende Trinkerin, Exzentrikerin und Vielrednerin laborierte jahrelang an Romanen (Two Serious Ladies) und Fragmenten, bei deren mühseligem Abschluß ihr Paul willkommene Hilfestellung leistete.“

 

JaneBowles

Jane Bowles (22 februari 1917 – 4 mei 1973)
Hier met Truman Capote

 

De Afro-Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Ishmael Scott Reed werd geboren op 22 februari 1938 in Chattanooga, Tennessee. Zie ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

beware : do not read this poem

 

tonite, thriller was
abt an ol woman, so vain she
surrounded herself w /
many mirrors

 

it got so bad that finally she
locked herself indoors & her
whole life became the
mirrors

 

one day the villagers broke
into her house , but she was too
swift for them . she disappeared
into a mirror
each tenant who bought the house
after that , lost a loved one to

 

the ol woman in the mirror :
first a little girl
then a young woman
then the young woman/s husband

 

the hunger of this poem is legendary
it has taken in many victims
back off from this poem
it has drawn in yr feet
back off from this poem
it has drawn in yr legs

 

back off from this poem
it is a greedy mirror
you are into this poem . from
the waist down
nobody can hear you can they ?
this poem has had you up to here
belch
this poem aint got no manners
you cant call out frm this poem
relax now & go w / this poem

move & roll on to this poem

 

do not resist this poem
this poem has yr eyes
this poem has his head
this poem has his arms
this poem has his fingers
this poem has his fingertips

 

this poem is the reader & the
reader this poem

 

statistic : the us bureau of missing persons re-
ports that in 1968 over 100,000 people
disappeared leaving no solid clues
nor trace only
a space in the lives of their friends

 

IshmaelReed

Ishmael Reed (Chattanooga, 22 februari 1938)


Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Wayne C. Booth, Morley Callaghan, Jules Renard, Sean O’Faolain, James Russell Lowell, Edna St. Vincent Millay, Ottilie Wildermuth

De Amerikaanse letterkundige en literatuurwetenschapper Wayne Clayton Booth werd geboren op 22 februari 1921 in American Fork, Utah. In 1944 studeerde hij af aan de Brigham Young University. Na zijn diensttijd gedurende WO II studeerde Booth Engels aan de University of Chicago waar hij later ook promoveerde. In 1962 werd hij hoogleraar, eerst aan het Haverford College, later aan de universiteit van Chicago. In 1961 publiceerde hij “The Rhetoric of Fiction”. Andere belangrijke werken van hem zijn “A Rhetoric of Irony” (1974) und “The Company We Keep” (1988). Van Booth stamt het concept van de impliciete auteur. Daarmee week hij af van de school van het New Criticism. Hij formuleerde ermee belangrijke grondslagen van de receptie-esthetica en van de verteltheorie. Ook het begrip „onbetrouwbare verteller“ stamt af van Booth.

 

Uit: The Essential Wayne Booth

 

„Even in works that are somewhat successful, there is almost always some shrinking from a fully responsible engagement with the inherent difficulties. For example, in Tender Is the Night, which is in many ways strikingly similar to Macbeth, Fitzgerald waters down the effect in several ways. Dick Diver, Fitzgerald’s “noble” man, is destroyed, but he is destroyed only to helplessness-to unpopularity and drunkenness and poverty; he becomes a “failure.” The signs of his destruction are never grotesque acts of cruelty or wickedness of the kind committed by Macbeth or of a kind which, for the modern reader, would be analogous in their unsympathetic quality. Rather, he speaks more sharply to people than he used to; he is no longer charming. This is indeed pitiful enough, in its own way, but it is easy enough, too, especially when the artist chooses, as Fitzgerald does, to report the final demoralization of the hero only vaguely and from a great distance: one never sees Dick Diver’s final horrible moments as one sees Macbeth’s. The result is that, at the end of his downward path, Diver has been more sinned against than sinning, and we have no obstacles to our pity. On the other hand, since the fall has not been nearly so great, our pity that the fall should have occurred at all is attenuated, compared with the awfulness of the last hours of Macbeth. Other attenuations follow from this one. If the fall is not a very great one, the forces needed to produce it need not be great (although one might argue that even in Tender Is the Night they should have been greater, for credibility). Nicole and a general atmosphere of gloom and decay are made to do a job which, in Macbeth, requires some of the richest degenerative forces ever employed.“

 

Booth

Wayne C. Booth (22 februari 1921 – 9 oktober 2005)

 

De Canadese schrijver Morley Callaghan werd geboren op 22 februari 1903 in Toronto. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit: They Shall Inherit the Earth

 

In the early summer evening Andrew Aikenhead, of the firm of Hillquist and Aikenhead, had gone out seeking his son. He had crossed slowly through the traffic with an eager expression on his upturned florid face. He was there on the sidewalk in the crowd, in the way of the passing people, looking up at the rooming house where his son lived, and he was full of delight, as though he had at last taken a necessary step that would bring joy again into his life.
He went into the house, and when he stood in the hall and saw by the names on the wall that his son was on the third floor, he began to climb the red-carpeted stairs, puffing and sighing at every fifth step. On the second floor, where the light was brighter, he saw a small, neat man with such delicate features and such fair wavy hair parted in the middle that he looked like a pretty boy, except that his blue eyes were redrimmed and shrewd, and this man was tiptoeing along the hall carrying a basket of fruit in both hands. The light overhead shone on the bl
ue grapes, the yellow pears and the glossy peaches as he stooped and placed the basket of fruit on the carpet by the door of a room.
“Could you tell me where Michael Aikenhead lives?” Andrew Aikenhead asked.
“Mike Aikenhead,” the man said, straightening up and looking embarrassed. “Sure, I can tell you. Go on upstairs. The last room on the right at the back. He’s in there.” Andrew Aikenhead went on climbing the stairs again, while the fairhaired young man looked doubtfully at the basket of fruit he had placed like an offering outside that door.

In the little hall at the top, where there were onlytwo doors, Andrew Aikenhead coughed, and then he began to clear his throat like a man who is about to make an important speech and offers a few preliminary sounds as a friendly gesture. Then he stood still, looking at the brown-painted door while his heart fluttered strangely and there was a yearning in him that his son might remember and know his voice that had sounded so loud. And when he rapped and his son’s voice called carelessly, “Come in,” he was full of gladness; and as he opened the door he thought, “That’s a good omen. Things will go well.”

 

Callaghan

Morley Callaghan (22 februari 1903 – 25 augustus 1990)

 

De Ierse schrijver Sean O’Faolain werd geboren op 22 februari 1900 in Cork. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit: The Trout

 

But she went back, pretending to be going somewhere else, and she found a hole scooped in the rock at the side of the walk, choked with damp leaves, so shrouded by ferns that she only uncovered it after much searching. At the back of this little cavern there was about a quart of water. In the water she suddenly perceived a panting trout. She rushed for Stephen and dragged him to see, and they were both so excited that they were no longer afraid of the darkness as they hunched down and peered in at the fish panting in his tiny prison, his silver stomach going up and down like an engine.

Nobody knew how the trout got there. Even Old Martin in the kitchen-garden laughed and refused to believe that it was there, or pretended not to believe, until she forced him to come down and see. Kneeling and pushing back his tattered old cap he peered in.

`Be cripes, you’re right. How the divil in hell did that fella get there?’

She stared at him suspiciously.

`You knew?’ she accused; but he said, `The divil a know;’ and reached down to lift it out.

Convinced she hauled him back. If she had found it then it was her trout.

Her mother suggested that a bird had carried the spawn. Her father thought that in the winter a small streamlet might have carried it down there as a baby, and it had been safe until the summer came and the water began to dry up. She said, `I see,’ and went back to look again and consider the matter in private. Her brother remained behind, wanting to hear the whole story of the trout, not really interested in the actual trout but much interested in the story which his mummy began to make up for him on the lines of, `So one day Daddy Trout and Mammy Trout . . . .’ When he retailed it to her she said, `Pooh.’

It troubled her that the trout was always in the same posi
tion; he had no room to turn; all the time the silver belly went up and down; otherwise he was motionless. She wondered what he ate and in between visits to Joey Pony, and the boat and a bathe to get cool, she thought of his hunger. She brought him down bits of dough; once she brought a worm. He ignored the food. He just went on panting. Hunched over him she thought how, all the winter, while she was at school he had been in there. All winter, in The Dark Walk, all day, all night, floating around alone. She drew the leaf of her hat down around her ears and chin and stared. She was still thinking of it as she lay in bed.“

 

O'Faolain

Sean O’Faolain (22 februari 1900 – 20 april 1991)
Buste in de Cork City Library

 

De Franse schrijver Jules Renard werd geboren op 22 februari 1864 in Châlons-du-Maine. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit: Poil de Carotte

 

„- Il ne reste plus de melon pour toi, dit Madame Lepic ; d’ailleurs, tu es comme moi, tu ne l’aimes pas.
– Ca se trouve bien, se dit Poil de Carotte.
On lui impose ainsi ses goûts et ses dégoûts. En principe, il doit aimer seulement ce qu’aime sa mère. Quand arrice le fromage :
– Je suis bien sûre, dit Madame Lepic, que Poil de Carotte n’en mangera pas.
Et Poil de Carotte pense :
– Puisqu’elle en est sûre, ce n’est pas la peine d’essayer.
En outre, il sait que ce serait dangereux.
Et n’a-t-il pas le temps de satisfaire ses plus bizarres caprices dans des endroits connus de lui seul ? Au dessert, Madame Lepic lui dit :
– Va porter ses tranches de melons à tes lapins.
Poil de Carotte fait la commission au petit pas, en tenant l’assiette bien horizontale afin de ne rien renverser.
A son entrée sous leur toit, les lapins, coiffés en tapageur, les oreilles sur l’oreille, le nez en l’air, les pattes de devant raides comme s’ils allaient jouer du tambour, s’empressent autour de lui.
– Oh ! Attendez, dit Poil de Carotte ; un moment, s’il vous plaît, partageons.
S’étant assis d’abord sur un tas de crottes, de séneçon rongé jusqu’à la racine, de trognons de choux, de feuilles de mauves, il leur donne les graines de melon et boit le jus lui-même ; c’est doux comme du vin doux.
Puis il racle avec les dents ce que sa famille a laissé aux tranches de jaune sucré, tout ce qui peut fondre encore, et il passe le vert aux lapins en rond sur leur derrière.“

 

Jules_Renard_et_Poil_de_Carotte

Jules Renard (22 februari 1864 – 22 mei 1910)
Monument in Chitry-les-Mines

 

De Amerikaanse dichter, essayist, uitgever en diplomaat James Russell Lowell werd geboren op 22 februari 1819 in Cambridge, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

My Love

 

Not as all other women are

Is she that to my soul is dear;

Her glorious fancies come from far,

Beneath the silver evening-star,

And yet her heart is ever near.

 

Great feelings hath she of her own,

Which lesser souls may never know;

God giveth them to her alone,

And sweet they are as any tone

Wherewith the wind may choose to blow.

 

Yet in herself she dwelleth not,

Although no home were half so fair;

No simplest duty is forgot,

Life hath no dim and lowly spot

That doth not in her sunshine share.

 

She doeth little kindnesses,

Which most leave undone, or despise:

For naught that sets one heart at ease,

And giveth happiness or peace,

Is low-esteemèd in her eyes.

 

She hath no scorn of common things,

And, though she seem of other birth,

Round us her heart entwines and clings,

And patiently she folds her wings

To tread the humble paths of earth.

 

Blessing she is: God made her so,

And deeds of week-day holiness

Fall from her noiseless as the snow,

Nor hath she ever chanced to know

That aught were easier than to bless.

 

She is most fair, and thereunto

Her life doth rightly harmonize;

Feeling or thought that was not true

Ne’er made less beautiful the blue

Unclouded heaven of her eyes.

 

She is a woman: one in whom

The springtime of her childish years

Hath never lost its fresh perfume,

Though knowing well that life hath room

For many blights and many tears.

 

I love her with a love as still

As a broad river’s peaceful might,

Which, by high tower and lowly mill,

Seems following its own wayward will,

And yet doth ever flow aright.

 

And, on its full, deep breast serene,

Like quiet isles my duties lie;

It flows around them and between,

And makes them fresh and fair and green,

Sweet homes wherein to live and die.

 

Russell-Lowell

James Russell Lowell (22 februari 1819 – 12 augustus 1891)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Edna St. Vincent Millay werd geboren op 22 februari 1892 in Rockland, Maine. Zie ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Afternoon on a Hill

 

I will be the gladdest thing
Under the sun!
I will touch a hundred flowers
And not pick one.

 

I will look at cliffs and clouds
With quiet eyes,
Watch the wind bow down the grass,
And the grass rise.

 

And when lights begin to show
Up from the town,
I will mark which must be mine,
And then start down!

 

 

Sorrow

Sorrow like a ceaseless rain
Beats upon my heart.
People twist and scream in pain, —
Dawn will find them still again;
This has neither wax nor wane,
Neither stop nor start.

 

People dress and go to town;
I sit in my chair.
All my thoughts are slow and brown:
Standing up or sitting down
Little matters, or what gown
Or what shoes I wear.

 

Edna_St__Vincent_Millay

Edna St. Vincent Millay (22 februari 1892 – 19 oktober 1950)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ottilie Wildermuth werd geboren op 22 februari 1817 in Rottenburg am Neckar. Zie ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Klagst du leise, daß hienieden.

 

Klagst du leise, daß hienieden

Dir ein Frauenloos beschieden?

Neidest du des Mannes Streben

Und sein keckes, freies Leben?

Nimm das Beste dir zu eigen,

 

Was den rechten Mann kann zeigen!

Einen guten, reinen Willen,

Kraft und Muth, ihn zu erfüllen,

Feste Treue fort und fort,

Daß wie Gold dein schlichtes Wort;

 

Lust zu graben nach dem Quell

Edlen Wissens recht und hell;

Füg’ dazu in Ernst und Scherz

Warm und treu ein Frauenherz,

Liebevolles Frauensorgen,

 

Das da waltet still verborgen;

Ruhig heiteres Ergeben,

Was auch bringe dir das Leben:

Du und andre sinds dann wohl zufrieden

Daß nicht Mannesloos dir ward beschieden.

 

ottilie

Ottilie Wildermuth (22 februari 1817 – 12 juli 1877)