Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch, Robin Pilcher, Jorge Amado, René Crevel, Piet Bakker, Blanca Varela, Barbara Erskine

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2006 en ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009.

 Uit: Dagboek van een rij-instrukteur (Het groot bescheurboek)

“Maandag

Oude van Swieten opgehaald voor wekelijks uurtje Achteruit Parkeren. Grote genade: hoe lang geef ik die sul nou al les? Rechtsaf gaat nu wel, maar linksaf en parkeren nog hopeloos. Hij is ook zo doof als een kwartel. Maar geld geen probleem. Zwaait aan eind van les deur weer eens open zonder in achteruitkijkspiegel te hebben gekeken.

’s Avonds fietser opgezocht in RK Ziekenhuis, met bloemetje namens Rijschool. Directie verzocht om grotere L die ik op dak kan zetten als ik met van Swieten les. Policy van direktie echter er zo min mogelijk leswagen-achtig uit te zien, wat publiek wil. Als we ’83 in zijn geheel aan de hellingproef besteden, moet de man medio ’85 af kunnen rijden. Morgen nieuwe leerling.

Donderdag

Ik ben voor het eerst van mijn leven verliefd op een leerlinge! Ik zet haar vóór van Swieten, want dat geeft me de energie om dat uur door te komen. Vanmorgen het voor de bocht terugschakelen met haar doorgenomen, waarbij steeds hand op haar hand kon leggen voor zogenaamd korrigeren versnellingshandle. Wil theorie met haar niet op zaak maar in auto zien te doen. Koud maar aanblazer aan en stationair draaien. Zij draagt geen beha, dat heb ik ook gezien. Onweerstaanbare vrouw! Stel drie lessen per week voor. Zij vindt dit goed!”

kooten

Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

 

De Duitse schrijver Alfred Döblin werd op 10 augustus 1878 geboren in Stettin. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2006 en ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009.

 Uit: Berlin Alexanderplatz

 „Seine Nasenspitze vereiste, über seine Backe schwirrte es. «Zwölf Uhr Mittagszeitung

», «B. Z.», «Die neuste Illustrirte» , «Die Funkstunde neu«, «Noch jemand zugestiegen?« Die Schupos haben jetzt blaue Uniformen. Er stieg unbeachtet wieder aus dem Wagen, war unter Menschen. Was war denn? Nichts. Haltung, ausgehungertes Schwein, reiß dich zusammen, kriegst meine Faust zu riechen. Gewimmel, welch Gewimmel. Wie sich das bewegte. Mein Brägen hat wohl kein Schmalz mehr, der ist wohl ganz ausgetrocknet. Was war das alles. Schuhgeschäfte, Hutgeschäfte, Glühlampen, Destillen. Die Menschen müssen doch Schuhe haben, wenn sie so viel rumlaufen, wir hatten ja auch eine Schusterei, wollen das mal- festhalten. Hundert blanke Scheiben, laß die doch blitzern, die werden dir doch nicht bange machen, kannst sie ja kaputt schlagen, was ist denn mit die, sind eben blankgeputzt. Man riß das Pflaster am Rosenthaler Platz auf, er ging zwischen den andern auf Holzbohlen. Man mischt sich unter die andern, da vergeht alles, dann merkst du Strümpfen und Schuhen. Draußen bewegte sich alles, aber — dahinter — war nichts! Es — lebte— nicht! Es hatte fröhliche Gesichter, es lachte, nichts, Kerl. Figuren standen in den Schaufenstern in Anzügen, Mänteln, mit Röcken, mit wartete auf der Schutzilisel gegenüber Aschinger zu zweit oder zu

dritt, rauchte Zigaretten, blätterte in Zeitungen. So stand das da wie die Laternen — und — wurde immer starrer. Sie gehörten zusammen mit den Häusern, alles weiß, alles Holz.

Schreck fuhr in ihn, als er die Rosenthaler Straße herunterging und in einer kleinen Kneipe ein Mann und eine Frau dicht am Fenster saßen: die gossen sich Bier aus Seideln in den Hals, ja was war dabei, sie tranken eben, sie hatten Gabeln und stachen sich damit Fleischstücke in den Mund, dann zogen sie die Gabeln wieder heraus und bluteten nicht. Oh, krampfte sich sein Leib zusammen, ich kriege es nicht weg, wo soll ich hin ? Es antwortete: Die Strafe.

Er konnte nicht zurück, er war mit der Elektrischen so weit hierher gefahren, er war aus dem Gefängnis entlassen und mußte hier hinein, noch tiefer hinein.“

döblin

Alfred Döblin (10 augustus 1878 – 26 juni 1957)
De Alexanderplatz in 1903

 

De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava) werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009.

Uit: Abyssinian Chronicles

 “Serenity could not get over the way the Fiddler walked with legs wide apart. It would have been very impolite to ask the man why he walked that way, and Serenity feared that if he asked his children, they would tell their father, who in turn would report him to his father for punishment. Consequently, he turned to his aunt with the question “Why does the Fiddler have breasts between his legs?”

“Who said the Fiddler had breasts between his legs?”

“Have you never noticed the way he walks?”

“How does he walk?”

“With legs spread wide apart as if he were carrying two jackfruits under his tunic.” He then gave a demonstration, very exaggerated, of the way the man walked.

“It is very funny, but I have never noticed it,” Grandma said, humoring him the way adults did to get out of a sticky situation.

“How could you not have noticed? He has large breasts between his legs.”

“The Fiddler has no breasts between his legs. He is ill. He has got mpanama.”

Serenity’s sisters somehow got wind of the duckwalk and could not resist telling their village peers and schoolmates about the Fiddler, his breasts, and the little clown who portrayed him in silly mimicries. As a result, Serenity got the nickname Mpanama, a ghastly sounding word used out of adult hearing that dropped from gleeful lips with the wet slap of dung hitting hard ground from the rear of a half-constipated cow. Once again he was cured of an obsession, though he continued with his visits to the poor man’s home, faintly hoping to catch him pissing or, better still, squatting on the latrine, for he really wanted to see if the Fiddler’s breasts were as large and smooth as those of the women in his father’s homestead.

isegawa

Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009.

At the Gym

This salt-stain spot
marks the place where men
lay down their heads,
back to the bench,

and hoist nothing
that need be lifted
but some burden they’ve chosen
this time: more reps,

more weight, the upward shove
of it leaving, collectively,
this sign of where we’ve been:
shroud-stain, negative

flashed onto the vinyl
where we push something
unyielding skyward,
gaining some power

at least over flesh,
which goads with desire,
and terrifies with frailty.
Who could say who’s

added his heat to the nimbus
of our intent, here where
we make ourselves:
something difficult

lifted, pressed or curled,
Power over beauty,
power over power!
Though there’s something more

tender, beneath our vanity,
our will to become objects
of desire: we sweat the mark
of our presence onto the cloth.

Here is some halo
the living made together.

doty

Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

De Poolse schrijver Jerzy Pilch werd geboren op 10 augustus 1952 in Wisla. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009.

Uit: A Thousand Peaceful Cities (Vertaald door David Frick)

„The parchment map of the sky slowly took on life. Streams of deep blue air flowed across it. Golden sand poured from the planets. Within the large constellations you could hear music. I awoke in the middle of the night, and in the dark, gropingly, I recorded in my notebook the word “occupation,” which in a moment someone would whisper in the depths of the sleeping house.

In those days I never parted for a moment with my pencil and notebook. The desire, stronger than anything else, to record words and sentences that had just been or would in a moment be uttered, directed my every step, waking and sleeping. I would place the notebook and pencil on the nightstand, and when the golden-black grandfather clock in the entryway rang out the most terrible of hours, two or three in the morning, when the Antichrist himself touched my featherbed with a wet wing, when during every season of the year an infernal silence reigned, I would reach for notebook and pencil and record the word or sentence that brought relief. “Ocupation,” I wrote, but I didn’t feel relief or consolation. From the kitchen came noises unusual for that hour. Someone was moving a chair. Someone knocked delicately, probably at the window, since the panes rattled. Someone said something. Somebody answered. I lit the lamp, and Mr. Trąba’s voice became more distinct, as if intensified by the light. To this day I am absolutely certain that, throughout my entire childhood, I was awakened from sleep either by Mr. Trąba’s voice, or by the sound of the Wittenberg bells in the church tower.“

pilch

Jerzy Pilch (Wisla, 10 augustus 1952)

 

De Russische schrijver Michail Michailovitsj Zosjtsjenko werd geboren in Sint-Petersburg op 10 augustus 1895. Zosjtsjenko begon al op jonge leeftijd met het schrijven van kortedroog-humoristische en satirische verhalen, aanvankelijk onder invloed van Maupassant. In 1921 werd hij lid van de bekende literaire broederschap Serapionbroeders. Zosjtsjenko verkreeg in de jaren twintig en dertig grote populariteit met zijn Švejk-achtige verhalen, ook in het buitenland. Later begon Zosjtsjenko ook grotere, meer experimentele werken te schrijven. Pogingen uit de jaren dertig om zich aan te passen aan het sociaal realisme kunnen echter als mislukt worden beschouwd. Zijn zwartgallige, in 1943 gedeeltelijk in het tijdschrift Oktjabr verschenen zelfanalyse Voor zonsopgang viel niet in de de gratie viel bij de CPSU en kreeg felle kritiek van Andrej Zjdanov. Zosjtsjenko werd een “verderfelijke Freudiaan” genoemd. Zijn werken mochten niet meer gedrukt worden en vanaf 1946 publiceerde hij enkel nog feuilletons en kinderboeken. Zosjtsjenko leefde na de oorlog lange tijd in kommervolle omstandigheden. Pas na de dood van Stalin in 1953 werd hij gerehabiliteerd. Hierdoor kon in 1956, twee jaar voor zijn dood, nog een band met verzameld werk worden uitgegeven.

An Old Man Dies

I am standing in a peasant hut. On the table lies an old man dying.

He’s been there for three days and hasn’t died.

Today there is a small wax candle in his hand. It falls over and goes out, but they light it again.

His relatives stand at the head of the table. Their gaze never wanders from the old man. All around there is the most unbelievable poverty, filth, rags, misery.

The old man is lying with his feet toward the window. His face is dark, tense. His breathing is irregular. At times it seems that he is already dead.

Leaning toward the old woman, his wife, I say softly: “I’ll go get the doctor. He shouldn’t be left lying there on the table for three days.”

The old woman shakes her head.

“Don’t upset him,” she says.

The old man opens his eyes and looks with his bleary gaze at those standing around him. His lips whisper something.

One of the women, young and dark complexioned, bends over the old man and listens silently to his mumblings.

“What’s he want?” asks the old woman.

“He wants titty,” answers the woman. And, quickly unbuttoning her blouse, she takes the old man’s hand and places it on her naked breast.

I see the old man’s face brighten up. Something like a smile spreads across his lips. His breathing becomes more regular and peaceful.

Everyone stands silently, stock-still.

Suddenly the old man’s body is shaken by a violent spasm. His hands fall helplessly. His face becomes stern and absolutely still. He stops breathing. He’s dead.

Immediately the old woman begins to wail. And after she starts they all wail.

I leave the hut.

 Zosjtsjenko

Michail Zosjtsjenko (10 augustus 1895 – 22 juli 1958)

 

De Duitse dichter en pastor Philipp Nicolai werd geboren in Mengeringhausen op 10 augustus 1556. Hij was leerling Ludwig Helmbold in Mühlhausen (Thüringen) en studeerde tussen 1575 en 1579 theologie in Erfurt en Wittenberg. Hierna werd hij pastor in Herdecke, waar hij moest vertrekken toen Spaanse soldaten tijdens de contrareformatie in de stad kwamen. Hij werd vervolgens luthers predikant van een ondergrondse kerk in het katholieke Keulen. In 1588 werd hij hofprediker in Wildungen en leraar van de graaf Wilhelm Ernst von Waldeck. Vanaf 1596 was hij predikant in de stad Unna in Westfalen. Unna werd in 1599 getroffen door de pest, waardoor honderden kerkleden omkwamen. Toen de dood er rondwaarde schreef Nicolai de liederenbundel Freudenspiegel des ewigen Lebens, een visioen van de hemel in het aangezicht der dood. In deze bundel komen twee van zijn beroemde koralen Wie schön leuchtet der Morgenstern en Wachet auf, ruft uns die Stimme voor. Johann Sebastian Bach inspireerde zich op deze koralen in gelijknamige cantates. Nicolai was een groot verdediger van het Lutheranisme tegen het Katholicisme en het Calvinisme.

Wie schön leuchtet der Morgenstern…(Fragment)

Wie schön leuchtet der Morgenstern,
voll Gnad und Wahrheit von dem Herrn
uns herrlich aufgegangen.
Du Sohn Davids aus Jakobs Stamm,
mein König und mein Bräutigam,
du hälst mein Herz gefangen.
Lieblich, freundlich, schön und prächtig,
groß und mächtig, reich an Gaben,
hoch und wunderbar erhaben.

Du meine Perl, du werte Kron,
wahr Gottes und Marien Sohn,
ein König hochgeboren!
Mein Kleinod du, mein Preis und Ruhm,
dein ewig Evangelium,
das hab ich mir erkoren.
Herr, dich such, hosianna,
himmlisch Manna, das wir essen,
deiner wird ich nie vergessen.

Gieß sehr tief in mein Herz hinein,
du leuchtend Kleinod, edler Stein,
die Flamme deiner Liebe
und gib, daß ich an deinem Leib,
dem auserwählten Weinstock, bleib
ein Zweig in frischem Triebe.
Nach dir steht mir mein Gemüte
ew’ge Güte, bis es findet
dich des Liebe mich entzündet.

 nicolai

 Philipp Nicolai (10 augustus 1556 – 26 oktober 1608)

 

De Franse schrijver Joseph Bialot werd op 10 Augustus 1923 geboren in Warschau. Hij vluchtte met zijn familie in 1930 voor de anti-semitische represailles naar Frankrijk. In 1944 werd hij met valse papieren gearresteerd in Grenoble. Een dag na zijn 21e Verjaardag volgde de deportatie naar Auschwitz-Birkenau. Hij overleefde de hel van het concentratiekamp – door zijn joodse geloof te ontkennen. Na zijn terugkeer naar Frankrijk schreef hij tal van detectives, die hem bekend maakten bij een breed publiek. Pas tientallen jaren na zijn bevrijding vond hij de kracht om te schrijven over Auschwitz. In 2002 verscheen C’est en hiver que les jours rallongent.

Uit: C’est en hiver que les jours rallongent

 Un soir, il y a quelques années de cela, je feuilletais un bouquin en attendant l’heure des infos à la télévision.

Son coupé, je jetais pas intermittence un coup d’oeil sur le téléviseur.

Sans préavis, une image capte mon attention. Une photo de barbelés encadrant un ensemble de bâtisses en briques, d’arbres, de miradors. Pas de doute, le décor incrusté sur l’écran est celui d’un Lager, d’un camp. Plus précisément: Auschwitz. Le camp central, Auschwitz I. Mon lieu de séjour en 1944.

J’ ignorais que, ce soir-là, FR3 passait ‘La mort est mon métier’, le film tiré de l’ouvrage de Robert Merle.

Mais un détail m’impressionne, m’intrigue, les arbres!

– Où ont-ils donc tourné? Ces arbres n’existaient pas à Auschwitz I.

Eclair. Mémoire idiote. Il y avait des arbres au camp. Ils venaient d’être plantés, de jeunes arbustes encore soutenus par leurs tuteurs. Et, plus de quarante ans après, ils étaient montés à l’assaut du ciel.

Le lendemain, encore étonné de ma découverte,j’en fais part au téléphone à une amie, une ancienne de Bergen-Belsen, Isa C. Sa réponse arrive d’un jet.

-Que veux-tu, les arbres ont poussé après notre mort.

(…)

 Tout cela nous apparaissait naturel à l’époque. Chacun pour soi et Dieu pour tous ! L’ennui est que, lorsqu’Il s’est aperçu de ce que faisaient les êtres qu’Il avait bâtis à son image, Il a été pris d’une telle trouille qu’Il s’est enfui et qu’Il court encore.

Au camp, tout était simple. Croyant ? Il ne restait qu’à se suicider… Athée ? Il fallait absolument découvrir la foi, ou du moins croire en soi, non pour vivre mais pour durer. Ceux qui n’ont pas résolu le dilemne sont morts les premiers.”

 bialot

 Joseph Bialot (Warschau, 10 Augustus 1923)

 

De Britse schrijver Robin Pilcher werd geboren op 10 augustus 1950 in Dundee. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: Starburst

„The confetti was a bit of a mystery. Two weeks after the wedding and the multicoloured flakes still kept appearing in every room of the flat. Sometimes they materialized in force under the new king-sized bed or piled up in small drifts behind the television in the sitting room; other times no more than a single fragment floated delicately on toaster thermals around the kitchen. At first, despite the need to vacuum every room on a daily basis, its presence had given Tess a warming sense of fulfilment, a constant reminder of everything that had happened on her Big Day. But now, as she pulled the polo-necked jersey from the top shelf of her wardrobe and a fresh flurry drifted down onto the polished floorboards of the bedroom, she felt it was all becoming a bit of an inconvenience and, like thawing snow, it had been around too long.

 Tess had a sneaking suspicion that it was Allan who was to blame for it all. She had visions of him tiptoeing about the flat, sprinkling the tissue petals around like love dust so as to keep the spirit of their wedding day alive. But when she had broached the subject on the previous morning as he stood stark-naked shaving in front of the full-length bathroom mirror, he had rather disappointingly denied the whole idea. “Nice thought, angel”—mouth to the left as he scraped away at the right cheek—“but I’m afraid it’s not been me”—chin pulled down for more scraping under nose—“probably like sand after being on a beach”—turns to look at newly-wedded wife with perfectly formed shaving-foam goatee and gesticulates with razor in hand—“you know, you find it between your toes and in your belly button and other places for days afterwards.”

pilcher

Robin Pilcher (Dundee, 10 augustus 1950)

 

De Braziliaanse schrijver Jorge Amado de Faria werd op 10 augustus 1912 geboren in Ferradas, in de gemeente Itabuna. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: The War Of The Saints (Vertaald door Gregory Rabassa)

That day, though the hour was surprisingly late, the Sailor Without a Port was only just entering the far side of the Bay of All Saints, from upriver, under full sail–the sea, a blue mantle, the lover told his beloved. And strangely enough, in the wake of the wind, Maria Clara”s voice was not to be heard trailing off in the throes of a love song.
If it happened that way it was simply because, in addition to the customary cargo of aromatic pineapples, cashews, and mangos, at Santo Amaro da Purificação the sloop had undertaken the responsibility–the mission, we should say–of transporting to the state capital a statue of Saint Barbara of the Thunder, famed for her eternal beauty and miraculous powers. Despite the evident displeasure of the vicar, the parish had agreed to loan the statue, to be displayed at a highly touted religious art exhibit that was being celebrated in prose and verse in the press and among intellectuals: “The cultural event of the year,” as the newspapers proclaimed. In order to carry out this sacred commission, the sloop”s captain, Master Manuel, had had to put off his habitual morning departure, delaying almost twelve hours, but he did it willingly: It would be worth the trouble, and besides, Dona Canô never requested favors, she gave orders.
The vicar felt less upset when he learned that a priest and a nun were also going along; he was young and modern, hair in disarray, wearing civilian clothes, while she was on in years, thin, pale, in a black habit. Divine providence, which never fails, had sent them to accompany the saint.”

 amado

 Jorge Amado (10 augustus 1912 – 6 augustus 2001)

 

De Franse dichter en schrijver René Crevel werd geboren op 10 augustus 1900 in Parijs. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Regard

Ton regard couleur de fleuve
Est l’eau docile et qui change

Avec le jour qu’elle abreuve.

Petit matin, Robe d’ange

Un pan du manteau céleste
Sous tes cils, entre les rives

S’est pris. Coule, coule eau vive.

La nuit part, mais l’amour reste

Et ma main sent battre un cœur.

L’aube a voulu parer nos corps de sa candeur.

Fête-Dieu.

Le désir matinal a repris nos corps nus

Pour sculpter une chair que nous avions cru lasse.

Sur les fleuves au loin déjà les bateaux passent.

Nos peaux après l’amour ont l’odeur du pain chaud.

Si l’eau des fleuves est pour nos membres,

Tes yeux laveront mon âme ;

Mais ton regard liquide au midi que je crains

Deviendra-t-il de plomb ?

J’ai peur du jour, du jour trop long

Du jour qu’abreuve ton regard couleur de fleuve

Or dans un soir pavé pour de jumeaux triomphes

Si la victoire crie la volupté des anges,

Que se révèle en lui la Majesté d’un Gange.

 crevel

René Crevel (10 augustus 1900 – 18 juni 1935)
Portret door Jacques-Emile Blanche

 

De Nederlandse journalist en schrijver Piet Bakker werd geboren in Rotterdam op 10 augustus 1897. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: Ciske de Rat

“Zo kwam Ciske de Rat bij ons op school”
“We krijgen vandaag een exemplaar, waar we nog wel vreugde van zullen beleven,” zei Maatsuyker, de bovenmeester, toen we vanmorgen op de gang een laatste trekje aan onze sigaren deden. “Nee mensen, een nummer! En jij krijgt ‘m in je klas, Bruis!”
Dat laatste was voor mij bestemd.
Ik keek hem een beetje onverschillig aan, want Maatsuyker doet altijd zo opgewonden en gewichtig. Speciaal tegen mij omdat ik nog maar een blauwe Maandag op z’n school ben. Van de anderen weet hij, dat hij ze moeilijk kan imponeren, van mij moet hij dat nog ondervinden.
“Wat is er aan de hand?” deed ik droogjes.
Maatsuyker liet de as op zijn vest vallen en deed onaangenaam druk.
“Nou dat zal ik je vertellen. Gisteren is Verdoef van de Roomse school bij me geweest en die zei, dat we een jongen van hun bij ons kregen en dat schijnt me een knááp te zijn, anders zouden ze niet zo vrijgevig wezen. Hoe hiet dat jog…? ‘k Heb ‘m hier op een briefje … Franciscus Aloysius Gerardus Vrijmoeth, Roomser kan het niet me al die voornamen! Maar bij Verdoef noemden ze ‘m de Rat. Da’s in ieder geval kort en krachtig.“

bakker

Piet Bakker (10 augustus 1897 – 1 april 1960)
Boekomslag

 

De Peruaanse dichteres Blanca Leonor Varela Gonzáles werd geboren in Lima op 10 augustus 1926. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Swifter is Time

being in something
once or always
stone animal man
story of a color
swift shadow in my chest
time
time badgers me and clashes with me
I ask
I write in the air
with my tongue I write
with my hands and feet I wrote
with my eyes

love
a hostile wave knocks me over
I join words against words
I don’t believe in any of this story
and nevertheless each morning
I invest the absurd brilliance that awakes me
the border of shadow
consciousness
the original trap
sun up
earth down

at the center of the old gesture
of a tree that assaults me
with the innocence of trees
the song
that crosses the night
things
move beautifully toward death
the hour falls apart by itself
far from everything
brilliance and destruction
air in the rift
or rift in the air
neither stone or animal or man
the flower points out the crime
with a silent blush

nobody not even time itself
dare to interrupt time

 

Vertaald door Michael L. Smith

varela

Blanca Varela (10 augustus 1926 – 12 maart 2009)

 

De Britse schrijfster Barbara Erskine (eig. Barbara Hope-Lewis) werd geboren op 19 augustus 1944 in Nottingham. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: What do Druids Believe? door Philip Carr-Gomm

When I was a child I set up an altar in woodland at the bottom of the garden. on it I put a little gold cross wedged into a lump of plasticine. Now, many years later, I realise this was a first expression of leanings towards what I now recognise as druidic Christianity, or Christian Druidism.

I came from a Church of England family and went to a school which worshipped daily in the chapel. Faith foundered however when I studied history at university. I encountered for the first time Christianity’s downside: it had been too much mediated by politics, cruelty, misogyny and fundamentalism, caring little for Jesus’s teachings of tolerance and love; it seemed to encourage exploitation of the natural world and it used the heavy hand of guilt rather than love to corral its followers. Like many others I questioned and fell away.

When I discovered Druidry it was a homecoming into a philosophy which encompassed all that I held dear and it brought me into the western spiritual tradition, something which had been part of my soul without my realising it. My world was animistic. I had always prayed to the one God and all the gods, feeling that that expressed my true beliefs even though I was not comfortable with wholesale paganism. (Barbara Erskine April 2005).

erskine

Barbara Erskine (Nottingham, 10 augustus 1944)