Maarten van der Graaff

 

De Nederlandse dichter en schrijver Maarten van der Graaff werd geboren op 14 oktober 1987 in Dirksland. Hij studeerde religiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht en publiceerde poëzie en proza in onder andere De Revisor, nY, De Brakke Hond, DWB en Het Liegend Konijn. Van der Graaff staat op verschillende podia in Nederland en België en is redacteur en medeoprichter van het online literair tijdschrift “Samplekanon”. Hij debuteerde met de bundel “Vluchtautogedichten” bij uitgeverij Atlas Contact.

 

Kanaal

Deze zacht
toegeschroeide kras
is een kanaal.

De wil tot vooruitgang een
Hunebed, bestand tegen de terreur
van smeekbedes.

Uit het landgraf aan het kanaal
klauteren kinderen die moeten worden
beschreven.

Zo staat de wind.

Niets is eenvoudiger dan inzicht
in dit geval te verkrijgen.

Niets gemakkelijker dan met alle
nagels in de zwerfstenen wil
geslagen te wachten,
reikhalzend,

op de volle tiet
van de slaap.

 

 

 
Maarten van der Graaff (Dirksland, 14 oktober 1987)

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2013 voor Svetlana Alexievich

Aan de Wit-Russische schrijfster en onderzoeksjournaliste Svetlana Alexandrovna Alexievich  werd gisteren in de Frankfurter Paulskerk de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels uitgereikt. Zie ook alle tags voor Svetlana Alexievich op dit blog.

Uit: Zinky Boys: Soviet Voices from the Afghanistan War

“I never want to write another word about the war, I told myself. Long after I’d finished “War is not a Woman”, a book about World War II, I could still be upset by the sight of a child with a nosebleed.
Out in the country I couldn’t bear to watch the fishermen cheerfully throwing their catch on to the sandy riverbank. Those fish, dragged up from the depts of God knows where, with their glassy, bulging eyes, made me want to vomit. I dare say we all have our pain threshold – physical as well as psychological. Well, I’d reached mine. The screech of a cat run over by a car, eventhe sight of a squashed worm, could make me feel I was going mad. I felt that animals, birds, fish, every living thing had a right to a life of its own. And then all of a sudden, if you can call it suddenfor the war had been going on for seven years…
One day we gave a lift to a young girl. She’d been to Minsk todo some food shopping for her mother. She had a big bag with chicken heads sticking out, I remember, and a shopping-net full of bread, which we put in the boot.
Her mother was waiting for her in the village. Or rather, standing at her garden gate, wailing.
‘Mama!’ The little girl ran up to her.
‘Oh, my baby. We’ve had a letter. Our Andrey in Afghanistan.
Ohhh… They’re sending him home, like they did Ivan Fedorinov. A little child needs a little grave, isn’t that what they say? But my Andrei was as big as an oak and over six foot. “Be proud of me Mum, I’m in the Paras now,” he wrote to us. Oh, why? .
Why? Can anyone tell me? Why? ”Each substance of agrief hath twenty shadoms.’ (Richard II) Then, last year, something else happened.
I was in the half-empty waitingroom of a bus station. An officer was sitting there with a suitcase, and next to him there was as kinny boy who you could tell from his shaved head was a soldier.
The young soldier was digging in a plant pot (a dryold ficus, Iremember it was) with an ordinary kitchen fork. A couple of simple country women went and sat next to them and, out ofsheer curiosity, asked where they were going, and why, who were they? It turned out the officer was escorting the soldier home.

 


Svetlana Alexievich(Stanyslaviv, 31 mei 1948)

Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie

De Nederlandse schrijver Herman Franke werd geboren op 13 oktober 1948 in Groningen. Zie ook mijn blog van 13 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Herman Franke op dit blog.

Uit: Wolfstonen

“Hij betwijfelde of die oude huizen het zouden pikken. Anders dan de overbuurvrouw geloofde hij wel in bezielde materie en hij dacht aan een harem vol oude wijven met verdorde schaamlippen waar een jong, stralend meisje werd binnengebracht; haar billen glommen als goud, op haar borsten schitterden zilverkleurige sieraden, tussen haar benen gloorde een vochtige hemel en haar liefdeszuchten klonken als engelengezang. De oude vrouwen maakten krabbend, schoppend en bijtend een wrak van haar. Maar zo fantasierijk en poëtisch waren de anderen niet. Zij herinnerden zich het gat dat tientallen jaren lang in de huizenrij gegaapt had en de vlakte met puinresten en uitbundig opschietend onkruid maar al te goed. Het gat werd rechts en links begrensd door de bontgekleurde tussenmuren van de belendende percelen, die buitenmuren waren geworden op de dag van de sloop. Je kon nog zien waar de vloeren en trappen hadden gezeten. De witte uitsparing in een geel geschilderde kamerwand verried waar een rechthoekige kast had gestaan. Je zag de betegelde wanden van doucheruimtes. This wall is now available in paperback, was er met een spuitbus op de rechtermuur geschreven, die opbolde en gestut werd door boomstammen. Er liepen altijd katten op het door een gazen hekwerk afgezette terrein, dat in feite de enige groenvoorziening in de wijk was maar als zodanig werd de plek niet gewaardeerd. Integendeel, het gat was iedereen een doorn in het oog. Er werd huisvuil en andere rotzooi gedumpt dat ging rotten en stinken en ongedierte aantrok. Ouders verboden hun kinderen het terrein te betreden maar via kleine openingen in het hek kropen zij stiekem toch naar binnen. Kort daarna kregen ze last van huiduitslag en misselijkheid. Er zouden giftige planten groeien. Er zou illegaal gif zijn gestort. Er zou ontucht bedreven worden door homo’s en kinderlokkers.”

 

Herman Franke (13 oktober 1946 – 14 augustus 2010)

Lees verder “Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie”

Stefaan van den Bremt, Eugenio Montale, Robert Fitzgerald

De Vlaamse dichter en essayist Stefaan van den Bremt werd geboren in Aalst op 12 oktober 1941. Zie ook alle tags voor Stefaan van den Bremt op dit blog.

 

Geboorte van de kleuren

Het grijs hield vol dat alles wit was
wat niet zwart was, dat alles dag was
wat niet nacht was. De vele kleuren
verbleven clandestien in het zonlicht
dat hen nog niet kon velen.

Wat wij nu rood vinden was wijnwit.
Oranje? Volle-melkwit.
Geel was een heel oud wit.
Groen, een grijzend wit.
Het blauw was nog zo bleu.
Indigo bleef maar bleken.
Violet werd olievet.

En verder was er zwart. Elke nacht
waren de tijden zwart. Elke zee
was zwart, elk woud, elk werelddeel.
De kunst was zwart, zo zwart als
de wereldziel. De inkt was Oost-Indisch
kleurendoof.

Moest er nog daglicht wezen?
vroeg de ochtend soms, of liever
vroeg de regen (’t regende pijpen-
stelen). De zon scheen daardoorhen
en kleurde als een boei,
werd een oranjeappel,
verschoot van vroeg goud
tot geel en groen,
zag dan weer blauw,
waste met indigo
een bloembed, violet.

De eerste regenboog
sprong in het eerste oog.

 

Motief op reis

Het motief was het moe
maar een patroon te zijn
in het vloerkleed. ’t Wou
de wijde wereld in, en ging
als een klimoprank in het
ijle. ’t Rekte zich, op zoek
naar een verband, dat er niet
was dan in het kleed. Dapper
steigerde het motief tegen
de hemel, helmboswuivend.
Omweef nu, hand, met wand,
met warme kleur en klank,
die wandelende tak.

 


Stefaan van den Bremt (Aalst, 12 oktober 1941)

Lees verder “Stefaan van den Bremt, Eugenio Montale, Robert Fitzgerald”

Paul Engle, Ann Petry, Louis Hemon, Paula von Preradović

De Amerikaanse dichter en schrijver Paul Engle werd geboren op 12 oktober 1908 in Cedar Rapids. Zie ook alle tags voor Paul Engle op dit blog.

Uit: A Lucky American Childhood

The name Paul Engle trembles on his tongue.
Should it be bellowed, sneered, whined, bleated, sung?
Look at his broken (football) crooked nose,
His shifty way of letting his eyes close
When they look into your own eyes.
Too grim.
How could you buy an old used car from him?

Yet as a father what he gave was love.
Yet as a husband what he gave was love.

He likes his liquor, but his hands don’t’ shake.
He talks too much, merely for talking’s sake.
He seldom bores you, but he makes you mad.
He is not really evil, only bad.
He likes all animals, dog, cat and woman
(For whom his love is human—all-too-human).
Some think him worse, now, than he really is.
Some think him better than he really is.
His hands still calloused from his working youth,
His brain is calloused bending too much truth.

Eyeball to eyeball, he and his memory stare
As glittering mirrors into mirrors’ glare.

Let it be said of Engle in his praise:
He loved his life-crammed, people-crowded days,
The rough of rock, the autumn’s hovering haze,
Skin rubbed on skin, the loving, living blaze,
Bird wing far brighter than the air it beats,
Cabbageworm greener than the leaf it eats,
The high hysteria that lies behind
The howling horror of the manic mind.

Let it be stated clearly—he was cruel,
But only to the cruel and to the fool.

He liked to laugh, and yet he laughed too loud.
He loathed the selfish, greedy, and proud

And told them so in language of too much lip.
Each day his eyes run the fast razor’s track,
But see the radiant mirror sneering back.

 

Paul Engle (12 oktober 1908 – 25 maart 1991)
In 1961

Lees verder “Paul Engle, Ann Petry, Louis Hemon, Paula von Preradović”

Conrad Ferdinand Meyer, Han Resink, Gertrud von Le Fort, François Mauriac

De Zwitserse dichter en schrijver Conrad Ferdinand Meyer werd geboren in Zürich op 11 oktober 1825. Zie ook mijn blog van 11 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Ferdinand Meyer op dit blog.

 

 

Das Heiligtum

 

Waldnacht. Urmächtge Eichen, unter die

Des Blitzes greller Strahl geleuchtet nie!

Dämmernde Wölbung, Ast in Ast verwebt

Von keines Vogels Lustgeschrei belebt!

Ein brütend Schweigen, nie vom Sturm gestört,

Ein heilig Dunkel, das dem Gott gehört

Darin, umblinkt von Schädel und Gebein

Sich ungewiss erhebt ein Opferstein …

Es rauscht. Es raschelt. Schritte durch den Wald!

Das kurze römische Kommando schallt.

Geleucht von Helmen! Eine Kriegerschar!

Vorauf ein Gallier und ein Legionar:

“Die Stämme können dienen. Beil in Schwung!

Cäsar braucht Widder zur Belagerung!”

Erbleichend spricht der Gallier ein Gebet

Den Römer selbst ergreift die Majestät

Des Orts, doch hebt gehorchend er die Axt –

Der Gallier flüstert: “Weisst du, was du wagst?

Die Stämme – diese Riesen – sind gefeit,

Hier wohnt ein mächtger Gott seit alter Zeit

In dessen Nähe nur der Priester tritt,

Ein totenblasses Opfer schleppt er mit.

Versehrtest nur ein Blatt du freventlich

Stracks kehrte sich die Waffe wider dich!” …

Die heilgen Eichen drohen Baum an Baum

Die Römer lauschen bang und atmen kaum,

Schwer, schwerer wird der Hand des Beiles Wucht

Und ihr entsinkts. Sie stürzen auf die Flucht.

“Steht!” und sie stehn. Denn es ist Cäsars Ruf

Der ihre Seelen sich zu Willen schuf!

Er ist bei seiner Schar. Er deutet hin

Auf eine Eiche. Sie umschlingen ihn,

Sie decken ihn wie im Gedräng der Schlacht,

Sie flehn. Er ringt. Er hat sich losgemacht,

Er schreitet vor. Sie folgen. Er ergreift

Ein Beil, hebts, führt den Schlag, der saust und pfeift …

Sank er verwundet von dem frevlen Beil? Er

lächelt: “Schauet Kinder, ich bin heil.

Erstaunen! Jubel! Hohngelächter! Spott!

Soldatenwitz: “Verendet hat der Gott!”

Die Rinde fliegt! Des Stammes Stärke kracht!

Vom Laub zu dunklerm Laube flieht die Nacht.

Die Beile tun ihr Werk. Die Wölbung bricht,

Und Riesentrümmer überströmt das Licht.

 

 

 

Die Felswand

 

Feindselig, wildzerrissen steigt die Felswand.

Das Auge schrickt zurück. Dann irrt es unstät

Daran herum. Bang sucht es, wo es hafte.

Dort! über einem Abgrund schwebt ein Brücklein

Wie Spinnweb. Höher um die scharfe Kante

Sind Stapfen eingehaun, ein Wegesbruchstück!

Fast oben ragt ein Tor mit blauer Füllung:

Dort klimmt ein Wanderer zu Licht und Höhe!

Das Aug verbindet Stiege, Stapfen, Stufen.

Es sucht. Es hat den ganzen Pfad gefunden,

Und gastlich, siehe, wird die steile Felswand.

 

 

 

Conrad Ferdinand Meyer(11 oktober 1825 – 28 november 1898)
Het Conrad Ferdinand Meyer huis in Kilchberg

Lees verder “Conrad Ferdinand Meyer, Han Resink, Gertrud von Le Fort, François Mauriac”

Daniel Falb

De Duitse dichter en schrijver Daniel Falb werd geboren op 11 oktober 1977 in Kassel. Falb deed in 1977 eindeamen gymnasium in Kassel en studeerde daarna in Berlijn onder meer filosofie, politieke wetenschappen en natuurkunde. Vervolgens deed hij vervangende dienstplicht aan het universitaire ziekenhuis in Marburg / Lahn (Psychiatrie). In 1998 werd hij voor het eerst actief in de literatuur en hij nam langdurig deel aan het schrijversforum “lauter niemand”, hield lezingen in en buiten Berlijn en publiceerde in tijdschriften en bloemlezingen. Daarnaast werkte met daklozen, als portier en als een telefonist. In 2003 debuteerde hij met “die räumung dieser parks”, gevolgd door BANCOR in 2009.

bei sonnenaufgang

fühlte ich mich schon wie ein wirt
                      und war vom paketdienst. auf dem weg zum empfänger
kein laufband auslassen, keine spuren, nur infekte, nur verschleiß.
                  mein tourette-syndrom hatte immer für mich kommuniziert,
 aber jetzt hielten die zeremonien.
                             der witz mit der bananenschale wurde substanziell,
 und um die form zu wahren, wiederholte ich ihn noch mal.
        ich fand den briefkasten nicht, oder vielmehr nur den briefkasten.
 diese büros waren leer, aber verwanzt, das waren stallungen,
                      die viren meiner nutztiere wie erspartes noch in der luft.

 

die messbare tiefe der organisation

die messbare tiefe der organisation, die uns animierte. den urmeter
prüfen. die häuser bestehen aus kuchen.

montagne sainte-victoire´s twenty four expiring versions per time
unit. beachte das frischedatum der umgebenden dinge.

die natur produziert fertiggerichte. durch öffentliche ämter mithin
geht das geerntete, geht das körpergewicht bekleidet hindurch.

wir lagen übereinander, in der generationszeit. auf mir befand sich
ein präsident und die endlose reihe seiner lebendigsten darsteller. 

sagt eine erbse zur andren. die nachschublinien sind über und über
mit wohngebieten bedeckt. rasen von bürgerbüros.

wenn strukturen auf die straße gehen, was ist dann die straße. und
das obst, am strauch sekundenlang optimal konserviert.

ich zahlte in der lebensmittelabteilung und bekam das geld am automaten zurück, das an den bäumen wächst. 

 
Daniel Falb (Kassel, 11 oktober 1977)

Nobelprijs voor Literatuur 2013 voor Alice Munro

Nobelprijs voor Literatuur 2013 voor Alice Munro

 

De Canadese schrijfster Alice Munro krijgt dit jaar de Nobelprijs voor Literatuur. Alice Munro werd geboren op 10 juli 1931 in Wingham, Ontario. Zie ook alle tags voor Alice Munro op dit blog.

 

Uit: Differently

 

“It was true. Maya had a lot of servants, for a modern woman, though they came at different times and did separate things and were nothing like an old-fashioned household staff. Even the food at her dinner parties, which seemed to show her own indifferent touch, had been prepared by someone else.
Usually, Maya was busy in the evenings. Georgia was just as glad, because she didn’t really want Maya coming into the store, asking for crazy titles that she had made up, making Georgia’s employment there a kind of joke. Georgia took the store seriously. She had a serious, secret liking for it that she could not explain. It was a long, narrow store with an old-fashioned funnelled entryway between two angled display windows. From her stool behind the desk Georgia was able to see the reflections in one window reflected in the other. This street was not one of those decked out to receive tourists. It was a wide east-west street filled in the early evening with a faintly yellow light, a light reflected off pale stucco buildings that were not very high, plain storefronts, nearly empty sidewalks. Georgia found this plainness liberating after the winding shady streets, the flowery yards and vine-framed windows of Oak Bay. Here the books could come into their own, as they never could in a more artful and enticing suburban bookshop. Straight long rows of paperbacks. (Most of the Penguins then still had their orange-and-white or blue-and-white covers, with no designs or pictures, just the unadorned, unexplained titles.) The store was a straight avenue of bounty, of plausible promises. Certain books that Georgia had never read, and probably never would read, were important to her, because of the stateliness or mystery of their titles.
In Praise of Folly. The Roots of Coincidence. The Flowering of New England. Ideas and Integrities.

Sometimes she got up and put the books in stricter order. The fiction was shelved alphabetically, by author, which was sensible but not very interesting. The history books, however, and the philosophy and psychology and other science books were arranged according to certain intricate and delightful rules — having to do with chronology and content — that Georgia grasped immediately and even elaborated on. She did not need to read much of a book to know about it. She got a sense of it easily, almost at once, as if by smell.”

 

 

Alice Munro (Wingham, 10 juli 1931)

Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

 

Kamer 421

Mijn moeder gaat kapot. Ze heeft een hok,
nog net geen kist, waar ze haar stoel bepist
en steeds dezelfde dag uitzit. Uitzicht
op bomen heeft ze, in die bomen vogels
en geen daarvan die zijn verwekker kent.

Ik ben al meer dan veertig jaar haar zoon
en zoek haar op en weet niet wie ik groet.
Ze heeft me voorgelezen, ingestopt.
Ze wankelt, hapert, stokt. Ze gaat kapot.

Geen dier, zegt men, dat aan zijn moeder denkt.
Ik lepel bevend eten in haar mond
en weet haast zeker dat ze me nog kent.

Het zullen merels zijn. Ze zingen door.
De aarde roept. Krijgt vloek na vloek gehoor.

 

Promesse de bonheur

Ik in haar bed en zij die net de douche uit stapt.
Zoals zij loopt, zoals zij naakt het huis door loopt,
zo zullen vanaf nu de dagen lopen.

Ze neuriet en ik zit verhevigd in haar bed.
Oneindig wakker is ze, warm en trots en zacht
en mooi, zo mooi, ik krijg het niet gezegd.

Het is een liefde die. Het is een wonder dat.
En alles wat ik van een lichaam heb verlangd
staat voor mijn ogen naakt te zijn,

naakt en van mij. De kamer hijgt nog, geil en stroef.
Haar mond, gemaakt voor lippen en genot, haar mond,
haar stoere, hoogverheven mond staat goed.

 

Levensloop

Voor bijna alles heb ik mij geschaamd.
Mijn nek, mijn haar, mijn handschrift en mijn naam,

de schooltas die ik van mijn moeder kreeg,
mijn vader die zich in een blazer hees,

het huis waar ik voor vriendschap heb bedankt.
Maar nu mijn vader aan vijf slangen hangt,

zijn mond steeds heser over afscheid spreekt,
nu hurkt mijn schaamte in een hoek. Hij stierf

zoals hij in zijn Opel reed: beheerst,
correct, zijn ogen dapper op de weg.

Geen zin in dom geworstel met de dood.
Hoe alles wat ik nog te zeggen had

onder de wielen van de tijd wegstoof.

 

Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

Lees verder “Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen”

Tadeusz Różewicz, Herman Brusselmans, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

The Story of Old Women

I like old women
ugly women
mean women

they are the salt of the earth

they are not disgusted by
human waste

they know the flipside
of the coin
of love
of faith

dictators clown around
come and go
hands stained
with human blood

old women get up at dawn
buy meat fruit bread
clean cook
stand on the street
arms folded silent

old women
are immortal

Hamlet flails in a snare
Faust plays a base and comic role
Raskolnikov strikes with an axe

old women
are indestructible
they smile knowingly

god dies
old women get up as usual
at dawn they buy bread wine fish
civilization dies
old women get up at dawn
open the windows
cart away waste
man dies
old women
wash the corpse
bury the dead
plant flowers
on graves

I like old women
ugly women
mean women

they believe in eternal life
they are the salt of the earth
the bark of a tree
the timid eyes of animals

cowardice and bravery
greatness and smallness
they see in their proper proportions
commensurate with the demands
of everyday life
their sons discover America
perish at Thermopylae
die on the cross

conquer the cosmos

old women leave at dawn
for the city to buy milk bread meat
season the soup
open the windows

only fools laugh
at old women
ugly women
mean women

because these beautiful women
kind women
old women
are like an ovum
a mystery devoid of mystery
a sphere that rolls on

old women
are mummies
of sacred cats

they’re either small
withered
dry springs
dried fruit
or fat
round buddhas

and when they die
a tear rolls down
a cheek
and joins
a smile on the face
of a young woman

 

Vertaald door Joanna Trzeciak

 

Tadeusz Różewicz (Radomsko, 9 oktober 1921)

Lees verder “Tadeusz Różewicz, Herman Brusselmans, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer”