Dolce far niente, Murat Isik, Charles Bukowski, Reiner Kunze, Moritz Rinke, Ferenc Juhász, Justus van Maurik

Dolce far niente

 


City Sphere Bijlmer: Overpass (man) door Baukje Spaltro, 2016

 

Uit: Wees onzichtbaar

“Het riante appartement in de Bijlmermeer met drie slaapkamers, een ruime woonkamer, centrale verwarming en een badkamer zo groot dat die mij deed denken aan de gemeenschappelijke badhuizen die ik uit Hamburg kende, stond symbool voor de duizelingwekkende vooruitgang.
Hoe moeizaam de eerste jaren van hun huwelijk ook waren geweest, toen mijn ouders na elf jaar voor het eerst een huis hadden dat alleen hun toebehoorde, moet hen dat als mens veranderd hebben. Het gaf ze onmiskenbaar een stuk van hun waardigheid terug, het schonk ze een tot dusver ontbrekend stukje levensgeluk en de hoop dat hun leven er vanaf dat moment anders zou inzien, omdat ze een weg waren ingeslagen die hun nog meer voorspoed zou brengen, een degelijke Hollandse weg in poldergebied, met bewegwijzering, heldere verlichting en een vluchtstrook voor de moeilijke momenten die ieder leven kent.
Misschien veranderden mijn ouders daardoor in die eerste jaren in de Bijlmer in de echtgenoten die ze nooit waren geweest, en leerden die twee zo wezenlijk van elkaar verschillende man en vrouw het iets beter met elkaar te vinden. Want niet langer werden ze alleen maar geconfronteerd met hun onoverbrugbare verschillen, niet langer was het gezin het enige wat hen bond; er was nu plotseling het nieuwe en gedeelde Hollandse geluk, dat net zo romig en vol was als de melk en kaas die we hier in overvloed leerden drinken en eten.
Het moet dat onbekende geluksgevoel zijn geweest dat ik als kind in die eerste jaren zo fel zag schitteren. Het schonk mijn kleine wereld een heerlijke warme gloed. En hoe vanzelfsprekend en vertrouwd dat geluk op een gegeven moment ook aanvoelde, het was broos. Maar dat zagen we toen niet, en ik als kleine jongen al helemaal niet. We wisten niet dat we dat geluk moesten koesteren. We wisten niet dat het maar kort zou duren. “


Murat Isik (Izmir, 11 september 1977)
Izmir

 

De Amerikaanse dichter en fictieschrijver Charles Bukowski werd geboren op 16 augustus 1920 in Andernach, Duitsland. Zie ook alle tags voor Charles Bukowski op dit blog.

Beasts Bounding Through Time

Van Gogh writing his brother for paints
Hemingway testing his shotgun
Celine going broke as a doctor of medicine
the impossibility of being human
Villon expelled from Paris for being a thief
Faulkner drunk in the gutters of his town
the impossibility of being human
Burroughs killing his wife with a gun
Mailer stabbing his
the impossibility of being human
Maupassant going mad in a rowboat
Dostoyevsky lined up against a wall to be shot
Crane off the back of a boat into the propeller
the impossibility
Sylvia with her head in the oven like a baked potato
Harry Crosby leaping into that Black Sun
Lorca murdered in the road by Spanish troops
the impossibility
Artaud sitting on a madhouse bench
Chatterton drinking rat poison
Shakespeare a plagiarist
Beethoven with a horn stuck into his head against deafness
the impossibility the impossibility
Nietzsche gone totally mad
the impossibility of being human
all too human
this breathing
in and out
out and in
these punks
these cowards
these champions
these mad dogs of glory
moving this little bit of light toward us
impossibly.


Charles Bukowski (16 augustus 1920 – 9 maart 1994)
Hier met de acteur Mickey Rourke (r) op de set van Barfly in 1987

 

De Duitse dichter en schrijver Reiner Kunze werd geboren op 16 augustus 1933 in Oelsnitz, Erzgebirge. Zie ook alle tags voor Reiner Kunze op dit blog.

Zuflucht noch hinter der Zuflucht
(für Peter Huchel)

Hier tritt ungebeten nur der wind durchs tor

Hier
ruft nur gott an

Unzählige leitungen läßt er legen
vom himmel zur erde

Vom dach des leeren kuhstalls
aufs dach des leeren schafstalls
schrillt aus hölzerner rinne
der regenstrahl

Was machst du, fragt gott

Herr, sag ich, es
regnet, was
soll man tun

Und seine antwort wächst
grün durch alle fenster

 

Nach der Geschichtsstunde

Die damals, der
Tamerlan war der
grausam: zehntausende seiner gefangenen ließ er

binden an pfähle, mit mörtel und lehm
übergießen lebendig
vermauern

Tochter, die teilweise ausgrabung
jüngster fundamente
wird bereits
bereut

 

Die Mauer

Als wir sie schleiften, ahnten wir nicht,
wie hoch sie ist
in uns

Wir hatten uns gewöhnt
an ihren horizont

Und an die windstille

In ihrem schatten warfen
alle keinen schatten

Nun stehen wir entblößt
jeder entschuldigung


Reiner Kunze (Oelsnitz, 16 augustus 1933)
Cover

 

De Duitse (toneel)schrijver Moritz Rinke werd geboren op 16 augustus 1967 in Worpswede bij Bremen. Zie ook alle tags voor Moritz Rinke op dit blog.

Uit: Also sprach Metzelder zu Mertesacker …

“Es gab schon viele Momente, in denen ich zu einem Bewunderer von Franz Beckenbauer hätte werden können. 1974 zum Beispiel, während der WM, da war ich sechs. Mein Großvater, der eigentlich seit 1945 die Schnauze voll hatte von Lichtgestalten, sagte immer: »Ohne Franz und die Nacht von Malente hätten wir die Holländer nie geschlagen!« Die Nacht von Malente fand in der schleswig-holsteinischen Sportschule statt nach der 0:1-WM-Niederlage gegen die DDR durch das Tor von Sparwasser. In Malente gab es winzige Zimmer, Toiletten und Waschräume nur auf dem Gang. In irgendeinem dieser Waschräume soll Beckenbauer zur Lichtgestalt geworden sein. Mein Großvater war Maschinist bei der »Kaiserbrauerei Beck & Co« in Bremen. 1974 hielt auch mein Großvater im kleinen Aufenthaltsraum der Maschinisten, die ihre Arbeit niederlegen wollten, eine Rede im Geiste von Beckenbauer und Malente. Kurze Zeit später expandierte die Produktion vom Hemelinger (so eine Art Sparwasser) zum landesweiten Beck’s als Fassbier. Als mein Großvater fünfundzwanzig Jahre nach sei-nem letzten Arbeitstag beerdigt wurde, habe ich auf dem Friedhof in Bremen von Malente gesprochen. Und vom Aufenthaltsraum der Maschinisten. Von Beck’s-Bier war keiner da, vermutlich waren jene, die meinen Großvater noch kannten, schon tot. Eine Woche später habe ich dann Beckenbauer beim DFB-Pokalfinale im Berliner Olympiastadion kennengelernt, wir wurden uns sogar vorgestellt, vom Altbundeskanzler, ich glaube, der dachte, ich sei Brdarid von seinem Heimatklub Hanno-ver 96. Ich will ja nicht mit Namen um mich werfen, aber Karl-Heinz Rummenigge und Oliver Bierhoff standen auch daneben. Mensch BIER hoff, dachte ich, das ist doch ein Zeichen! »Mein Großvater hat Sie sehr verehrt, obwohl er Bremer war und Sie Bayer«, sagte ich zu Beckenbauer. »Mein Großvater sprach oft von der Nacht von Malente.« »Ach, Malente«, sagte Beckenbauer. Er schien gerührt. Der Altbundeskanzler sagte noch: »Ich habe so etwas mal auf dem Parteitag in Mannheim erlebt, wenn man plötzlich zusammenrückt!« Auch der Altbundeskanzler war nun gerührt, inmitten des Trubels in dieser Ehrenhalle der Selbstdarsteller. Beide schienen zurückzublicken, der eine nach Mannheim, wo er dicht an der Basis war; der andere nach Malente, wo ein großer Geist in einem winzigen Zimmer war. »Sie schreiben also Gedichte?«, fragte Beckenbauer, ich hatte ihm mittlerweile erklärt, dass ich nicht Brdaric von Hannover 96 bin, sondern Schriftsteller. »Nein, Herr Beckenbauer«, antwortete ich, »aber ein Kollege von mir aus München schreibt sogar Gedichte über Fußball. Kennen Sie die Ode an Kahn?« »Es gibt eine Ode an Kahn?«, fragte Beckenbauer begeistert und erkundigte sich bei Rummenigge, ob er diese Ode kenne, aber Rummenigge sagte nur: »Hm, nee, Ode??«, und sprach schon mit einem anderen.“

 
Moritz Rinke (Worpswede, 16 augustus 1967)

 

De Hongaarse dichter Ferenc Juhász werd geboren op 16 augustus 1928 in Biatorbágy. Zie ook alle  tags voor Ferenc Juhász op dit blog.

Eternal Moment

What you don’t trust to stone
and decay, shape out of air.
A moment leaning out of time
arrives here and there,

guards what time squanders, keeps
the treasure tight in its grasp –
eternity itself, held
between the future and the past.

As a bather’s thigh is brushed
by skimming fish – so
there are times when God
is in you, and you know:

half-remembered now
and later, like a dream.
And with a taste of eternity
this side of the tomb.

 

Rayfiower

Rayflower
about the head
so flickery
then fled

Above the shoulders
below the chin
a lonely night-light
is carried in

In front of the chest
lace-foam flying
already the fire there
fading dying

In the swelling
of the belly
a shadow spreads
enormously

Ina dark sea
no foot lingers
fearing to leave
the lucifer finger

 

Vertaald door Sandor Weöres

 
Ferenc Juhász (16 augustus 1928 – 2 december 2015)

 

De Nederlandse schrijver en sigarenfabrikant Justus van Maurik werd geboren in Amsterdam op 16 augustus 1846. Zie ook alle tags voor Justus van Maurik op dit blog.

Uit:Toen ik nog jong was

“- En nu krijg je dan je zin, hè? We gaan strakjes op den toren; bij me blijven, nergens aankomen en precies doen, wat ik zeg, begrepen?
‘k Hoor nog den vriendelijk-stelligen toon, waarop mijn vader me dat zei. Ik was nog maar een klein ventje, hoe oud, weet ik niet juist meer, maar wel herinner ik me, dat ik destijds nog een grijs kieltje droeg met een zwart-lederen riem erom, waarvan de sluiting, een vergulde leeuwenkop, mijn bijzondere voorliefde had.
Mijn lieve, zorgzame moeder trok mijn kieltje glad, streek even over mijn omgeslagen wit boordje, en strikte het gekleurde dasje wat netter er onder, terwijl ze min of meer angstig vroeg: – En beloof je me, dat je je goed zult vasthouden op die steile, donkere trappen! Zul je niet op de balustrade klimmen, of er te ver over gaan hangen? Kindlief, denk erom, er kwam geen stuk van je terecht, als je van zoo’n hoogte naar beneden viel! Heel bedaard blijven, geen haantje de voorste willen wezen en voorzichtig zijn, hoor, vent!
Trappelend van ongeduld – vader stond al op de stoep – beloofde ik alles. Ik luisterde eigenlijk maar half naar hetgeen moeder me zoo bezorgd en vriendelijk zei; het denkbeeld: we gaan boven op den Oudekerkstoren, beheerschte mij volkomen. Ik had zoo dikwijls erom gevraagd, al zoo lang naar dat oogenblik gewenscht – en nu was het gekomen. Ik trilde van zenuwachtige haast en ontworstelde mij eensklaps aan moeders handen, die nog in moeilijkheid waren met de weerbarstige veters van mijn rijglaarsjes.
Moeder keek ons na, toen we samen de straat opgingen en schudde langzaam, vriendelijk glimlachend het hoofd, als wilde zij zeggen: – er is geen zalf aan jou te strijken, kind!
– Gaan we heelemaal naar boven, tot aan ’t haantje toe. – Zien we den torenwachter ook? Mag ik zelf met hem spreken? Ik kreeg een kleur van opwinding, toen ik dat vroeg. Mijn vader lei onder ’t gaan een paar malen zijn kalme hand op mijn petje en zei glimlachend: – Bedaard aan, ventje! vraag niet zoo alles door elkaar, je zult zoo aanstonds je adem wel noodig hebben op de steile trappen.”

 
Justus van Maurik (16 augustus 1846 – 18 november 1904)
Portret door Johan Braakensiek, ca. 1900

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e augustus ook mijn blog van 16 augustus 2016 en ook mijn blog van 16 augustus 2015 deel 2.

Miriam Van hee

De Vlaamse dichteres en slaviste Miriam Van hee werd geboren in Gent op 16 augustus 1952 en groeide op in Oostakker en Gent, waar ze slavistiek studeerde aan de Rijksuniversiteit Gent. Ze vertaalde poëzie van onder meer Anna Achmatova, Osip Mandelstam en Joseph Brodsky en doceert momenteel slavistiek aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen. In 1978 debuteerde ze met haar bundel Het karige maal, waarmee ze de Oost-Vlaamse prijs voor Letterkunde won. Haar poëzie is vertaald in tien talen en ze is lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Haar tiende bundel werd in 2017 bekroond met de Ultima voor Letteren.

Komt er een dag

komt er een dag waarop
geen spijt meer klinkt geen
treurigheid in onze stem
in de woorden die we zeggen zoals:
vroeger wij soms toch
wanneer waartoe zoniet

komt er een dag waarop
we lachen om de dagen
die nog voor ons liggen
sprankelend vol
stadsgeluiden

dat we de dingen kunnen
noemen bij hun namen
en ze veranderen

 

Reis en bestemming

ik denk dat ik aanknopingspunten bedoel, een
uitzicht bijvoorbeeld, contouren van bergen die
opdoemen in de mist, cipressen, een linde, een
halfopen kanten gordijn, druppels aan stoelen

op het terras, iets tastbaars en het is waar,
in andere steden doen wij meer moeite, kijken
naar peuken en stof op de weg, naar plantengroei
op het voetpad, we voelen hoe tocht uit de roosters

komt, vragen ons af wie onder de golfplaten daken
woont, willen iets zeggen over de vogels, iets wat
ze recht doet, zoals ze nu op de draden overleggen
en op een teken wachten, we willen iets zeggen

 

Reeën

ik vroeg of je nog van me hield
en je zweeg lange tijd
tot je ‘kijk’, zei, ‘beneden’

daar stonden in langzaam
en laaghangend licht
twee reeën een ogenblik stil,
toen vluchtten zij snel en gewichtloos
het struikgewas in

hier en daar werden bladeren geel
dat was wat je daarna zou zeggen
‘september, de herfst komt er aan’

Miriam Van hee (Gent, 16 augustus 1952)


Valeria Luiselli

De Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli werd geboren in Mexico-Stad op 16 augustus 1983. Luiselli is de dochter van een diplomaat. Deze werd de eerste Mexicaanse ambassadeur in Zuid-Afrika. In die tijd leerde de opgroeiende Valeria Luiselli Nelson Mandela kennen. Na omzwervingen door Costa Rica, Zuid-Korea, Zuid-Afrika, India, Frankrijk en Spanje woont Luiselli sinds 2008 in New York, samen met haar man, de schrijver Álvaro Enrigue en haar dochter. Ze studeerde aan de Universidad Nacional Autónoma de México, UNAM (Nationale Autonome Universiteit van Mexico), en studeert inmiddels voor een doctoraat vergelijkende literatuurwetenschappen aan Columbia University. “Valse papieren” (2010) is een zoektocht in verhalen, essays en beschrijvingen. Geen roman, reisverhaal of essay op zich, maar alles tegelijk. Cees Nooteboom schreef het voorwoord voor de Nederlandse editie uit 2012. Het boek begint met de tocht naar het graf van de Russische dichter Joseph Brodsky. De roman “De gewichtlozen: verscheen in Nederland in 2014. “De geschiedenis van mijn tanden” verscheen in Nederland in 2015 en gaat over een veilingmeester met een verzamelwoede. De schrijfster zelf noemde De geschiedenis van mijn tanden een roman-essay. “Vertel me het einde” is een essay over de problematiek omtrent de Centraal-Amerikaanse (en in dit geval voornamelijk jonge) vluchtelingen die proberen de grens met de Verenigde Staten te bereiken en over te steken. Het verscheen in Nederland in 2017. Luiselli schrijft ook een maandelijkse column in de krant El País en een van haar libretto’s werd opgevoerd door het New York City Ballet. Haar boeken zijn in meerdere talen vertaald, waaronder Engels, Frans, Italiaans, Portugees en Nederlands.

Uit: De gewichtlozen (Vertaald door Merijn Verhulst)

“Alles begon in een andere stad, in een ander leven, een leven voor dat van nu maar na dat andere. Daarom kan ik dit verhaal niet opschrijven zoals ik dat zou willen – alsof ik nog altijd daar, en alleen maar die andere persoon was. Ik vind het moeilijk om over de straten en de gezichten te schrijven alsof ik ze nog elke dag voor me zie. Ik weet niet goed wat de werkwoordtijden zijn die ik moet gebruiken. Jong, dat was ik in ieder geval, en ik had sterke, smalle benen.

(Ik had dit verhaal graag willen beginnen zoals Hemingways A Moveable Feast eindigt.)

*

In die stad woonde ik helemaal alleen in een bijna leeg huis. Ik sliep weinig. Ik at slecht en zonder al te veel variatie. Ik leefde eenvoudig, routineus. Ik werkte als lector en vertaalster bij een kleine uitgeverij die zich tot doel had gesteld ‘buitenlandse pareltjes’ te redden die vervolgens niemand kocht – omdat we ze per slot van rekening in het diepe wierpen, midden in een eilandcultuur waar vertalingen als onrein worden gezien. Maar ik hield van mijn werk en geloof dat ik een tijd lang mijn best heb gedaan. Daarbij: op de uitgeverij mocht gerookt worden. Van maandag tot woensdag zat ik op kantoor; de donderdag en de vrijdag waren bestemd om research te doen in de bibliotheek. Elke maandag was ik vroeg ter plekke, met een kartonnen beker koffie en goede zin. Ik groette Minni, de secretaresse, en daarna mijn chief editor, de enige editor van de uitgeverij, maar wel mijn chief. Hij heette White. Ik ging aan mijn bureau zitten, rolde een sigaret van halfzware tabak en werkte tot het begon te schemeren.

*

In dit huis wonen twee volwassenen, een baby en het middelste kind. We zeggen dat hij de middelste is, want hoewel hij de oudste van de twee is, vindt hij het veel fijner als we hem ons middelste kind noemen. En hij heeft gelijk. Hij is de oudste, maar nog klein, dus noemen we hem onze middelste.
Een paar dagen geleden stapte mijn echtgenoot op een dinosaurusskelet terwijl hij de trap afliep en daarop volgde een catastrofe. Kreten, gejammer, een aardbeving: de dinosaurus viel niet meer te repareren. Nu is de T-Rex niet meer te redden, zei het middelste kind tussen twee snikken door. Soms hebben we de indruk dat we twee paranoïde Gullivers zijn, dat we de hele tijd op onze tenen lopen om niemand wakker te maken, om niet op iets belangrijks, op iets breekbaars te stappen.”

 
Valeria Luiselli (Mexico-Stad, 16 augustus 1983)