Cynan Jones, Elisabeth Borchers

De Welshe schrijver Cynan Jones werd geboren op 27 februari 1975 in Aberystwyth, Wales. Zie ook alle tags voor Cynan Jones op dit blog.

Uit: De wetten van water (Stillicide, vertaald door Jona Hoek)

“De droom is als een droge mond.
Het gesuis in het oortje bracht Branner bij zinnen, en hij zag de rode stip knipperen op de omgevingsscanner in zijn hand. Zo tegen de wilg bij de vijftigmetergrens aangedrukt was hij gedeeltelijk tegen de regen beschut. De regen kwam met bakken omlaag. Temperde het ochtendlicht.
De afleiding was een verademing. Toen hij de woorden van de dokter hoorde, klonken ze alsof ze onder water werden uitgesproken. Waren nadien elke seconde in omvang en soliditeit toegenomen. Leken nu te tikken tegen de schaal van de droom die hij al weken had. Een herhaling waartegen hij zich bij het slapen schrap zet. De droom lijkt inmiddels een waarschuwing.
‘Ik heb het gezien,’ zei Branner in zijn microfoontje.
Hij zag hoe de rode stip over de scanner gleed, aarzelde en toen schijnbaar tot rust kwam. Hoe een lichte condens aan de randen van het scherm ontstond.
Je kon op geen enkele manier weten wat de rode stip was, maar het was in de sector en groot genoeg om de sensoren te activeren.
Hert. Hond. Mens. Als het nog leefde en aanwezig was wanneer de watervracht passeerde, zou het afweergeschut van de trein automatisch vuren.
Ze namen nu geen enkel risico meer. Aanvallen op de spoorlijn waren toegenomen.
Branner stond voor de keuze om uit de buurt te blijven of om zelf het gevaar te neutraliseren. Hij kon schieten, of, als hij het als ongevaarlijk kon beoordelen, het bij de toren melden en dan konden zij het geschut van de trein uitschakelen.
‘Kun je er komen?’ De stem van de brigadier klonk door het oortje, door het tikken van de regen tegen Branners capuchon.
‘Ik kan er komen,’ antwoordde Branner. Het was redelijk dichtbij. Aan de andere kant van het spoor.
‘Laat het geschut van de trein het pakken,’ zei de brigadier.
Branner voelde hoe het oude litteken op zijn kaak lichtjes aan de voering van zijn capuchon bleef haken.
‘Nee, ik ga wel.’
Het zal een dier zijn, dacht Branner. Het hoeft niet onnodig te sterven.
De druppels kwamen samen en vielen log van de lange wilgenbladeren.
Branner controleerde zijn geweer en liep de regen in.”

 

Cynan Jones (Aberystwyth, 27 februari 1975)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Elisabeth Borchers werd geboren in Homberg op 27 februari 1926. Zie ook alle tags voor Elisabeth Borchers op dit blog.

 

Februari

Er komt een tijd

dan zegt de kraai
Ik maak nu een lange reis

Hij gaat op een ijsschots zitten
en drijft de rivier af
De wereld is wit

van louter sneeuw
alleen ik ben zwart

Krah-krah zegt de kraai
dit betekent
Zwart zwart
In de zomer wil ik wit zijn
sneeuwwit

In de zomer wil ik
een meeuw zijn
die zijn witte veren
over blauwe zeeën draagt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elisabeth Borchers (27 februari 1926 – 25 september 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e februari ook mijn blog van 27 februari 2019 en eveneens mijn blog van 27 februari 2016 deel 2.

Philip Gross

De Engelse dichter, schrijver en academicus Philip Gross werd op 27 februari 1952 geboren in Delabole in het noorden van Cornwall, vlakbij de zee, als het enige kind van Juhan Karl Gross, een Estse vluchteling in oorlogstijd, en Jessie, dochter van de plaatselijke dorpsschoolmeester. Hij groeide op en werd opgeleid in Plymouth. Op de lagere school begon hij verhalen te schrijven en in zijn tienerjaren begon hij ook met poëzie. Hij studeerde aan de Universiteit van Sussex, waar hij zijn BA in het Engels behaalde. Hij werkte voor een correspondentieschool en in verschillende bibliotheken, aangezien hij een diploma als bibliothecaris behaalde. Sinds het begin van de jaren tachtig is hij freelance schrijver en schrijfdocent en meer recentelijk bekleedde hij functies aan verschillende universiteiten.  Toen hij in Bristol woonde, begon hij als workshopleider rond te reizen op scholen in Groot-Brittannië en later ging hij naar Bath Spa University om Creative Studies te doceren. In 2000 trouwde hij met zijn tweede vrouw, Zélie. In 2004 werd hij benoemd tot Professor of Creative Writing aan de University of Glamorgan, nu de University of South Wales, een functie die hij nog steeds bekleedt. In 2009 ontving hij de T.S. Eliot Prize voor de dichtbundel, “The Water Table”. Hij heeft verschillende poëziewedstrijden gejureerd. In de zomer van 2015 was hij writer in residence op het Poetry on the Move internationale festival aan de Universiteit van Canberra. Philip Gross publiceerde o.a. de dichtbundels “The Ice Factory”, “Cat’s Whisker”, “The Son of the Duke of Nowhere”, “I.D”., “The Wasting Game” – allemaal verzameld in “Changes of Address: Poems 1980-98”. Tot de tien romans van Gross voor jongeren behoren “Going For Stone”, “The Lastling” en “The Storm Garden”. Hij heeft ook toneelstukken geschreven, werk voor de radio, een kinderopera en in 2015 “The King In The Car Park”, een schoolcantate over de dood en herbegrafenis van Richard III, naar een partituur van Benjamin Frank Vaughan. Hij heeft veelvuldig samengewerkt met musici, schilders, dansers en andere schrijvers. Zijn gedichten en geschriften over poëzie verschijnen in een breed scala aan bladen en tijdschriften.

 

The Boat Made of Poem

sings and hums and talks and whispers to itself.
It never sleeps.
It groans, it shudders to the rhythm of the waves.
Its timbers creak
in the language of every port it has put into –
the backchat, the patois,
the babble, the Babel, the smuggled rich lingo
of each dockside bar.
But hush: don’t tell the captain or the bosun
or the loosely rhyming crew:

there’s really nothing to it, poetry,
just air, hot air and paper, oh, and skill
and love and hope, between them
and the deep dark silent sea.

 

The Duke Of Nowhere

I was the son of the Duke of Nowhere.
Nowhere was home. The first sound I remember

was engines sawing steam, the butt
and squeal of wagons full of clunk

shunted cruelly. Lifted to the window sill
I had my first sight of our exile

as I thought: Here, me,

watching . . . There, trains going away . . .

*

He was living incognito
but his secret was safe with me.

I was the solitary heir to everything
he never once mentioned. I guessed

from his brooding, his whole silent days,
it must be vast. The lost estates

grew vaster in the weeks,
then months, he went away and stayed.

*
Beyond the roofs, beyond the dockyard wall
were cranes, then the edge of the world.

On a clear day I could watch grey frigates
climb it and slip over. I woke one night

to singing in the streets that suddenly
grew small as all the hooters of the fleet

brawled up together, blurting
Home . . . as if any such place

existed, over the horizon, anywhere.

 

Borrowed Light

Sunup in the financial quarter, sheer
mirrorglass empires lit each by each other’s light

reflected. Cool moon-brightness, each
transaction stripping some heat out in passing it on:

value subtracted: that blue-silvery face
to my north-west now, too fiercely pale to look at—

a snowblinding dazzle, like the brilliance

that a climber as the blizzard eases might think

has been sent to show him where to go…

 

Philip Gross (Delabole, 27 februari 1952)