De Oekraïense dichter, romanschrijver, essayist en vertaler Serhiy Viktorovych Zhadan werd geboren op 23 augustus 1974 in in Starobilsk, in het gebied Loehansk. Zie ook alle tags voor Serhiy Zhadan op dit blog.
LUKOIL
Wanneer Pasen eraan komt en de hemel ons meer welwillendheid toont
en iedereen zich inspant – want, wat wil je, zeggen ze, het is Pasen,
beginnen de doden in de aarde zich om te keren,
en duwen ze met hun ellebogen de koude klei opzij.
Ik heb al vrienden ten grave gedragen,
ik weet wat het is, je vrienden begraven,
zoals een hond een bot begraaft,
wachtend tot de hemel
je meer welwillendheid toont.
Er zijn van die sociale groepen
waarvoor dergelijke rituelen van bijzonder belang zijn,
ik bedoel vooral de middelgrote business.
Iedereen heeft wel eens gezien
wat een droefheid hen treft, de regionale
vertegenwoordigers van Russische petroleumbedrijven,
wanneer ze samenkomen op het grenzeloze
kerkhofveld, om daar de zoveelste
broeder met weggeschoten longen te begraven;
iedereen heeft wel eens hun harde hartenklop gehoord
wanneer ze bij de doodskist staan
en hun schaarse tranen en snot afvegen
aan hun dolce en gabbana
en ze hennessy
achteroverslaan
uit een wegwerpbeker.
“Kijk eens Kolja”, zeggen ze, “daar heb je dan je aftocht.
Op grenzeloze offshore-velden
vallen wij, als wilde ganzen in de herfst, in de koude
rakken van de vergetelheid, met hagel in onze lever.”
“Waar”, zo overleggen ze, “zullen we
onze broeder van voorzien
voor zijn lange tocht
naar het stralende Walhalla van Lukoil?
Wie zal hem begeleiden
in de donkere grotten van het vagevuur?”
“Grieten, zeggen ze allemaal, “grieten,
hij heeft grieten nodig,
goede grieten,
duur en zonder slechte gewoonten,
ze zullen hem opwarmen in de winter
ze zullen zijn bloed doen afkoelen in de lente,
aan zijn linkerkant moet een platinablondine liggen,
en aan zijn rechterkant moet een platinablondine liggen,
ja, zodanig dat hij zelfs niet merkt dat hij al dood is.”
“Och, die dood is een territorium waar onze creditkaarten
weinig vermogen.
De dood is het territorium van de olie,
moge die dus zijn zonden wegwassen.
Aan zijn voeten zullen we wapens en goud leggen,
bont en fijngemalen peper.
In zijn linkerhand leggen we zijn laatste nokia,
in zijn rechterhand een amulet uit Jeruzalem.
Maar het belangrijkste zijn de grieten,
twee grieten, het belangrijkste, twee platinablonde grieten.”
“Ja, dat is het belangrijkste”, zegt iedereen instemmend.
“Het belangrijkste”, zeggen de grieten instemmend.
“Het aller-allerbelangrijkste”, beaamt Kolja vanuit zijn kist.
Met Pasen zijn we allemaal zo sentimenteel.
We staan te wachten totdat de doden
opstaan en naar ons toe komen vanuit het hiernamaals.
Nooit interesseer je je meer voor de dood
dan wanneer je vrienden begraaft.
Terwijl ze de derde dag de wacht houden
bij de deur van het lijkhuis, overwint hij ten slotte de dood
door de dood, tijdens de ochtend van de derde dag, en hij loopt
naar hen toe vanuit het crematorium, hij ziet
dat ze allemaal in diepe slaap liggen
na drie dagen drinken,
ze liggen gewoon in het gras,
in ondergekotste
dolce en gabbana’s.
En dan neemt hij stil,
om niemand te wekken,
bij één van hen
wat stroom voor zijn nokia,
en hij keert
naar de hel
terug
naar zijn blondines.
Vertaald door Eric Metz
De Nederlandse schrijver, journalist en dichter Koos Dijksterhuis werd geboren op 23 augustus 1962 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Koos Dijksterhuis op dit blog
K(l)oos
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedichten
en zit in ’t binnenst van mijn rijm ten troon
maar soms roert zich in mij een woordenkloon
en moet ik wel voor regeldiefstal zwichten.
Maar als een ander mij wil beentje lichten
en mij beschuldigt op zo’n boventoon;
ik hef mijn hand en hak: zijn Judasloon!
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedichten.
Toch: soms als ik klassieke regels vond,
dan was ’t of ik ze zelf had opgeschreven
en warmde mij die echte scheppersgloed…
En daarom moet men mij het wel vergeven
als Kloos doorschemert in mijn woordenvloed
hij haalt mij zelf die woorden uit de mond!
Werklui
Ze vragen me de werkploeg te versterken
tot dusver doe ik aan geen opdracht mee
ik zap de hele dag door mijn tv
en heb geen fut en zin om te gaan werken
Toch stap ik maar eens naar die werklui toe
ik ben nou eenmaal liever lui dan moe
Wentelteefje
Een loopse jachthond paart gedwee
met tegelijk een reu of twee
‘Ik ben’, verklaart de teef terloops,
‘allicht als jachthond dubbelloops.’
De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.
Uit: Bij de bron van leven en zien, deel II, sectie 1: ‘Op zondag het strand verlaten in een tram’
Ze verlaten het strand op zondag in een tram,
een gezin van drie: moeder, zoon en dochter:
de moeder, ver in de dertig, blond haar, bezorgd gezicht;
de zoon, ongeveer twaalf jaar oud, tegenover haar gezeten,
en de dochter, ongeveer acht of negen, naast haar.
De jongen was ook blond; een knappe kleine kerel
met dromerige ogen. Het kleine meisje was heel gewoontjes;
mond naar beneden getrokken bij de hoeken,
scherpe boze ogen achter een bril.
Nauwelijks waren ze gaan zitten of de jongen zei zachtjes:
“Vandaag was een van de mooiste dagen die ik ooit heb meegemaakt.”
Het meisje zei schril: ‘Ik wou dat we in een van die huizen konden wonen’ –
kijkend naar de bungalows langs de kust –
“dan konden we elke dag naar het strand.”
De moeder antwoordde geen van twee.
Het strand waar ze vandaan kwamen was vol met arme mensen;
en de familie was goedkoop gekleed, maar netjes en brandschoon,
zelfs na een dagje uit.
Ik vroeg me zinloos af waar de vader was: aan het werk? dood? gescheiden?
Na een tijdje zei de moeder, haar woorden afwegend:
“Weet je meneer. . .”
Ik heb de naam niet verstaan: hij werd zo zacht uitgesproken.
Ze was met de jongen aan het praten.
“Elke woensdag gaat hij vissen.
Ik denk dat ik hem wel kan overhalen om je mee te nemen.’
De jongen antwoordde een minuut of twee niet
en zei toen met zijn zachte stem:
“Dat zou ik heel leuk vinden.”
“Kan ik ook mee?” vroeg het kleine meisje schril,
maar niemand antwoordde haar.
Moeder en zoon hadden alleen oog voor elkaar.
Ze pakte haar zakdoek en veegde zijn gezicht af.
Hij klaagde over iets in zijn oog…
zeker niet genoeg om het te laten knipperen…
en ze tilde het bovenste ooglid op
en liet het onderste ooglid zakken om ernaar te zoeken.
Het kleine meisje stond op en keek uit het raam
en de jongen zei tegen zijn moeder: ‘Ze trad op mijn tenen
en zei niet eens: Excuseer mij alstublieft.
De moeder wendde zich tot het kleine meisje en zei scherp:
‘Waarom zei je niet: Pardon?
Je had moeten zeggen: Excuseer mij, broer.’
Het kleine meisje zei niets,
gezicht naar het raam gekeerd,
met haar mondhoeken ver naar beneden en haar ogen,
helder en droog, scherp kijkend door haar bril.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 23e augustus ook mijn blog van 23 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 23 augustus 2018 en ook mijn blog van 23 augustus 2016 en ook mijn blog van 23 augustus 2015 deel 2.