Julia Kasdorf, Karl Ove Knausgård

De Amerikaanse dichteres Julia Mae Spicher Kasdorf werd geboren op 6 december 1962 in Lewistown, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Julia Kasdorf op dit blog.

 

Before Dawn in October

The window frame catches a draft
that smells of dead leaves and wet street,
and I wrap arms around my knees,
look down on these small breasts,
so my spine forms a curve as perfect
as the rim of the moon. I want to tell
the man sleeping curled as a child beside me
that this futon is a raft. The moon
and tiny star we call sun are the parents
who at last approve of us. For once,
we haven’t borrowed more than we can return.
Stars above our cement backyard are as sharp
as those that shine far from Brooklyn,
and we are not bound for anything worse
than we can imagine, as long as we turn
on the kitchen lamp and light a flame
under the pot, as long as we sip coffee
from beautiful China-blue cups and love
the steam of the shower and thrusting
our feet into trousers. As long as we walk
down our street in sun that ignites
red leaves on the maple, we will see
faces on the subway and know we may take
our places somewhere among them.

 

Sometimes It’s Easy to Know What I Want

On a road that cuts through the richest, non-irrigated land
in the nation, according to some Lancaster, PA, natives,

a minivan slowed, and a woman with a good haircut yelled,
Do you want a ride, or are you walking because you want to?

I didn’t reply because my life felt so wrecked—
no matter the reason, either you get this or you don’t—

wrecked in the way that makes gestures of tenderness
devastating, like the time I showed up in Minnesota, brittle

with sorrow, and the professor sent to fetch me
asked if I wanted heat in the seat of his sports car

or the local apple he’d brought in case I arrived hungry.
I didn’t know people make seats to hold a body in radiance

like the merciful hand of God. The apple was crisp and cold
and sweet. Maybe I looked in his eyes and shook his hand

in both of mine when I left, I don’t remember. Months later,
he sent an empty seed packet, torn open, lithographed

with a fat, yellow annual no one grows any more, flamboyant
as Depression-era glassware. That was all, thank you.

Thank you, oh thanks so much, I finally told the woman
framed by a minivan window, but yes, I do want to walk.

 

Landschap met verlangen

Volgende maand zullen de esdoorns langs deze laan woeden
oranje en scharlaken. Sparren onderscheiden we nauwelijks
aan die verre kust zullen hun donkere vormen zichtbaar worden,
dus we worden verscheurd tussen het allemaal in ons opnemen
vanaf de veranda of een duik nemen. ’s Nachts
trekken we sweatshirts aan, gaan op de kade liggen,
hoofden genesteld in zwemvesten, en wachten
op meteoren die langs de augustushemel schieten
zoals ladders in de zwartste kous tegen
de witste dij. Bij elk dalend licht,
stijgen onze stemmen op als liefdeskreten, urgenter
en luider dan welke eenzame duiker of coyote dan ook
die naar zijn maatje roept. Alleen wij vermengen
verlangen en verlies op deze wijze; alleen wij wachten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Julia Kasdorf (Lewistown, 6 december 1962)

 

De Noorse schrijver en vertaler Karl Ove Knausgård werd geboren in Oslo op 6 december 1968. Zie ook alle tags voor Karl Ove Knausgård op dit blog.

Uit: Engelen vallen langzaam (Vertaald door Marianne Molenaar)

“Ze smakken en sluipen, hun kaken glimmen van het vet, zo nu en dan glijden hun oogappels naar boven en is hun blik wit en leeg. En ook al wordt Lot bang als hij dat ziet, toch wil hij niet dat er een eind komt aan de maaltijd, want zolang ze aan het eten zijn, schenken ze geen aandacht aan wat er om hen heen gebeurt en buiten op straat roept de menigte nu zijn naam. Daarom staat hij behoedzaam op zodra de hoeveelheid op tafel slinkt, hij glipt naar de voorraadkelder om meer eten te halen en zet dat zo discreet mogelijk voor hen neer om hun aandacht niet te trekken en de trance waarin ze verkeren niet te verbreken. Misschien lukt het, denkt hij. Na een maal als dit zijn ze vast slaperig, en als hij te kennen geeft dat hij zich terugtrekt voor de nacht, volgen ze misschien zijn voorbeeld. Het is tenslotte al laat, denkt hij. En hij heeft al een bed voor hen klaargemaakt. Uit die gedachte schept Lot moed. Dan ontdekt hij dat de twee engelen naar hem zitten te kijken. Met een rood hoofd vraagt hij of ze genoeg hebben gehad. Ze knikken en bedanken hem voor het eten. Buiten is het stil. Als hij de tafel heeft afgeruimd, rekt hij zich gapend uit.
`Het is al laat’, zegt hij. ‘Tijd om te gaan slapen, misschien?’ De engelen schuiven hun stoel naar achteren en komen overeind. Van hun onbeheerste gedrag tijdens de maaltijd is niets meer te bespeuren, de beide dienaren van de Heer stralen weer rust en waardigheid uit en heel even heeft Lot het gevoel dat hij het allemaal heeft gedroomd. ‘Ik heb daar een bed voor jullie klaargemaakt’, zegt hij en hij wijst naar de kamer ernaast. ‘Als jullie even meelopen …’ Het lukt! denkt hij. Het lukt! Net op dat moment klopt er iemand hard op de buitendeur. Lot doet alsof hij niets hoort, hij loopt door, maar achter hem zijn de engelen blijven staan. Wat was dat? vraagt de een. ‘Vast een paar kwajongens’, zegt Lot. ‘Niet de moeite waard.’ Dan dringt er geschreeuw van de straat tot hen door. ‘Lot!’ wordt er geroepen. Waar zijn die mannen die bij je overnachten? Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’
Er is niets aan te doen. Met de kaars in zijn hand loopt hij langs de twee engelen, doet de deur open en wendt zich tot de menigte die zich buiten heeft verzameld. Maar hij heeft de hoop nog steeds niet opgegeven. Want zoals in de Schrift staat: ‘Lot ging naar buiten en deed de deur achter zich dicht. “Maar vrienden, zoiets kunnen jullie toch niet doen!”‘ Waar het hier om gaat, is niet het verzoek dat hij tot zijn medeburgers richt, maar de informatie dat hij erop toeziet eerst de deur achter zich dicht te doen. Lot probeert dus nog steeds te vermijden dat de engelen erachter komen wat er gaande is. Dat heeft iets ontroerends, vind ik wat moet hij vertwijfeld zijn als hij probeert met behulp van een dichte deur te verhinderen dat de engelen iets merken.”

 

Karl Ove Knausgård (Oslo, 6 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e december ook mijn blog van 6 december 2018 en ook mijn blog van 6 december 2017