Maskerade (Toon Hermans), Richard Blanco

 

 

Pour le retour du Carnaval….door Philippe Walle, 2023

 

Maskerade

Dit is de tijd van het grote vermommen,
voor armen en rijken, voor wijzen en dommen,
we sieren het lijfje, de voetjes, de kop,
en zetten er prachtige mijtertjes op.

Omhangen de knoken met T-shirts en ‘swetters’
en schrijven de borst en de ruggen vol letters,
we klunzen en strikken, met helmen en hakken,
met bloezen en biezen, met kralen en jakken.

De een kiest de smoking, de ander de vodden,
drapeert zeer zorgvuldig de ‘modische’ todden,
de een in de jurk van het strikt progressieve,
de ander is listig vermomd in het lieve.

Er zijn er die lopen in ziekelijke slepen,
neurotische moppen en ruiten of strepen,
er zijn er die vaak tot in lengte van dagen
het kinderlijk kleed van de onschuld nog dragen.

Maar dat is de mens, zie hem gaan, sla hem gade.
Wie schuilt er achter deze unieke façade?
Zo was hij gisteren en zo is hij morgen,
het eigenste ik blijft angstvallig verborgen.

De mens is een kei in de kunst van ’t vermommen,
het hoort bij het spel van ‘wie hoog is of laag’,
een dier is een dier, en de blommen zijn blommen,
maar Jansen. ..Wie Jansen is …da’s nog een vraag.

 

Toon Hermans (17 december 1916 – 22 april 2000)
Carnaval in Sittard, de geboorteplaats van Toon Hermans

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Sindsdien onvoltooid

Ik schrijf dit al sinds
de zomer waarin mijn grootvader
mij leerde hoe ik een grassprietje
tussen mijn duimen moest houden
en het moest laten fluiten, sinds
ik voor het eerst leerde groen
te maken van blauw en geel,
papier in sneeuwvlokken veranderde, geloofde
dat een zeeschelp de zee echode,
en dat er geen einde aan de zee kwam.

Ik schrijf dit al sinds
er een mus mijn klas binnen vloog
en tegen het raam te pletter sloeg,
op een bedje van tissues werd gelegd
in een schoenendoos bij de schommels, sinds
de ochtend dat ik voor het eerst
op de wastafel in de badkamer stond om te kijken
hoe mijn vader zich schoor, sinds onze ogen
elkaar ontmoetten in die mistige spiegel, sinds
mijn moeder de splinter
uit mijn duim trok, mijn bloed kuste.

Ik schrijf dit al sinds
de vrouw met wie ik sliep in die nacht
van mijn vaders wake, sinds
mijn grootmoeder mij voor het eerst
flikker noemde en ik zweeg, sinds
ik haar vergaf haar en mijn lichaam
hard tegen Michael drukte
op de dansvloer bij Twist, sinds
de jaren die ik doorbracht met een martini
en mannen waarvan ik wist dat ik er niet van kon houden.

Ik schrijf dit al sinds
de nacht dat ik stopte langs de weg
bij Big Sur en mijn ogen vielen op
de waanzin van de sterren, sinds
die maanden bij het keukenraam
kijkend naar de sneeuw die naar beneden kwam
als neerslag van een wanhoop waar ik
geen woord voor had, sinds ik gestopt ben
met zoeken naar een naam en ik
mezelf tiktak in een hangmat terugvond
niets vragend van de hemel.

Ik schrijf dit al sinds
de lente, dat ik de kleine blaadjes bestudeerde
op de eiken, trillend als motten,
in contrast met de eeuwenoude veldstenen
ontdaan van sneeuw, maar voor altijd
werk in uitvoering, sinds vanavond
met de bevochten maan achter
de takken die de wereld bespioneren –
hetzelfde als hij altijd al was – perfect
onvoltooid, mijn bril en pen
weer rustend op het nachtkastje.

Ik schrijf dit al sinds
mijn ogen minder begonnen te zien,
mijn knieën meer pijn deden, sinds
ik begon takjes, veren op te rapen,
en zonder reden mooie steentjes
te verzamelen op de veranda, waar
ik zit te lezen en naar de zonsondergang kijk,
zoals mijn grootvader elke dag deed,
me hem herinner en hoe ik
een grassprietje kan laten fluiten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2023 en ook mijn blog van 13 februari 2022 en ook mijn blog van 13 februari 2019 en eveneens mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.