Sophie van der Stap, Christoph Meckel

De Nederlandse schrijfster Sophie van der Stap werd geboren in Amsterdam op 11 juni 1983. Zie ook alle tags voor Sophie van der Stap op dit blog.

Uit: Een blauwe vlinder zegt gedag

“27 maart 2007. Slechts een datum, maar ook zoveel meer dan dat. Die dag reed ik weg van huis. De opeenvolging van pijnlijke herinneringen ging te snel om van me af te schudden. Zelfs niet voor een dag, een minuut, of een moment. Ik reed met een omweg door Duitsland naar Spanje, maar algauw bleek Spanje niet groot en ver genoeg. De kilometers gingen hard, bijna net zo hard als mijn gedachten. Mijn hoofd stond bol van de woorden, de spiegels vol van de vrachtwagens, maar de weg voor mij was leeg. Blank. En vooral: vrij. 240.638, las ik op de display. Slechts de laatste 638 kilometers waren van mij. Ik reed weg van Amsterdam, van alles wat mijn leven beheerste en bepaalde, op weg naar een nieuwe, lege dag, die, in gedachten, alleen ingevuld kon worden in Spanje. Maar helaas kun je eenzaamheid niet vullen, daar ben ik inmiddels wel achter. Het was de eenzaamheid die mij vulde. Het leven bepaalde meer voor mij dan ik voor mijn leven. De rollenwisseling die hieraan vooraf was gegaan heb ik machteloos moeten toestaan, steeds verder weg rakend van mijn eigen speelterrein, de zijlijn op. Misschien dat het wel altijd zo geweest is. Misschien dat het gewoon zo is. Misschien dat mijn geloof in maakbaarheid meer weg heeft van dromen dan van wakker zijn. Dat weet ik niet. Hoe het ook zij, mijn ongeloof in grenzen knaagde als een bezetene aan mijn geloof in mogelijkheden. De acceptatie dat het leven van meer toevalligheden en omstandigheden aan elkaar hangt dan ik me ooit heb voorgenomen te accepteren, kroop grillig als een naaktslak bij me naar binnen. Het was oorlog binnen mijn eigen filosofie en het geschil had ik zelf op te lossen. Enerzijds volgde ik de paden van een droom, anderzijds vertrok ik uit een eerdere droom, die ik los moest zien te vlechten van mijn toekomst. Met het afsterven van Chantal en het inkrimpen van mijn hart, raakte ik meer en meer verstikt in de leegte, die als een koude deken om me heen was geslagen.
De werkelijkheid verschuift en verwachtingen schuiven mee. Ze passen zich stilletjes aan de nieuwe straatstenen aan, die ik twee jaar geleden op een winderige ochtend in januari voor het eerst bewandelde. Vanaf die ochtend was alles anders. Het is moeilijk te bevatten wat er met je gebeurt als op jonge leeftijd de weg vooruit ophoudt te bestaan. Je kunt niet meer dromen en je durft niet meer te dromen zonder de pijn te voelen van de eenzaamheid die niet in te vullen blijkt.”

 

Sophie van der Stap (Amsterdam, 11 juni 1983)

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

Vogel

DE VOGEL IS HET TEGENOVERGESTELDE VAN ALLES –
Maar niet het tegenovergestelde van lucht en hemel
zij zijn het paleis en de danszaal van de vogelvolken.

Tot het einde van de nacht een kauw,
die in de laatste sneeuw van de maartochtend roept,
Het zou een ekster kunnen zijn, het zilveren kettinkje van Stella
in de snavel, waar laat je het. Hij is niet
het tegenovergestelde van het licht, de zee, de zomer,
van stormen uit negentig richtingen van het nadir.

Hij is de zwarte wouw en heeft geen vijanden.
Mijn vogel, maar hij kent mij niet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph Meckel (12 juni 1935 – 29 januari 2020)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juni ook mijn blog van 11 juni 2021 en ook mijn blog van 11 juni 2020 en eveneens mijn blog van 11 juni 2019 en ook mijn blog van 11 juni 2017 deel 2.

Martina Hefter

De Duitse dichteres en schrijfster Martina Hefter werd geboren op 11 juni 1965 in Pfronten, Allgäu. Na haar studie aan het Duitse Literatuurinstituut in Leipzig, waar ze sinds 1997 woont, werkt Martina Hefter als performancekunstenaar en schrijver. Zij combineert taalkundige en danselementen in haar werken. In 2012 startte ze het project ‘Motion Recorder’. Poetry Meets Dance” in Dock 11 (Berlijn) en ontwierp in augustus 2013 “Speaking Corridors” als onderdeel van het project. KOOKwalks through Berlin” is een choreografisch spel waarin een ruimtelijke installatie werd gecreëerd op basis van meningen en houdingen ten opzichte van gedichten. Hefter’s roman “Hey guten Morgen, wie geht es dir?”vertelt het verhaal van Juno, een danseres die samenwoont met haar ernstig zieke echtgenoot Jupiter en ’s nachts haar toevlucht zoekt in de wereld van liefdesfraude. Juno gebruikt online ontmoetingen om een ​​alternatieve identiteit te creëren en te ontsnappen aan haar dagelijkse leven, wat haar een vorm van vrijheid biedt die in haar echte leven ontbreekt. In een gesprek met een fraudeur genaamd Benu ontstaat er een onverwachte connectie waardoor de grenzen tussen realiteit en leugens vervagen. De roman gaat in op menselijke verlangens, de kracht van illusies en sociale omstandigheden. In 2024 ontving Hefter de Grote Prijs van het Duitse Literatuurfonds, ter waarde van 50.000 euro. De jury rechtvaardigde haar beslissing door te zeggen dat de gedichten van Hefter “poëtisch en hedendaags tegelijk” waren.

 

Nach den Diskotheken

I

Bis hin zur Pferdehaftigkeit.
Mach Böckchen vorm Security-Mann,
kann er sein gold durchschossnes Ohr verschwenden
an eine winselnd kleine Einlassbitte? Meister?
Hab ich gesagt, dass heute Sonntag ist?
Nicht aufhörn können ist kein Spazierritt.
Unters Hemd schleicht Trockennebel,
nimmt, was ihm gehört, den Beutel Herz,
der sich ein Lied zusammenklampft,
Arme anlegt, den Affen grad mal im 4/4 schafft,
so Bildungslücke, so Sardine, das Seit-tipp-Ran.
Da hilft nur sich entrücken, Schwan.
Man spürt den Nebel schon am Knie.

 

stampfen

                       Weintrauben bei der Ernte, Ein-Euro-Job

In einem der Fässer schwimme ich, mime
umgebaut Würde, eines Hauses Schwere, derart
labil gestützt, wünsch ich mich – kippe bald um –
aus diesem Sumpf, natürlich.

Die Paten der Bank rollten in den Keller
kein Geld, ich bestehe nur aus wenig Gewicht.
Springe bald ins Glas, ich Arme, ich wiederhole:
nach Hause gehen macht nicht reich,

habe nur noch meine Beinchen.
Man müsste innig posen
mit den Stabilen, die Stabilen aber,
sie scheren sich nicht.

 

gehen

                      neben jemandem, in den man heimlich verliebt ist

Wie das Angestupstwerden puscht. Ich pulse.
Bleib so, ich kaufe, surfe – Surplus – auf Trugblüten,
dufte, koste von diesem ausgesprochnen Gold.

Der Trick mit dem Schwanenhals.
Schaff das noch mal so rasch,
ich fahre per Tacker die Umrisse nach.

Immer das ganze Meer trinken, immer mich werfen
in uraltes Repertoire: gehen wie unter Wolken,
das muss ich endlich verlernen.

Einfach spazieren. Gern patzen. Mitten spinnen im Reden
über Wertpapiere und Flieder. Ich zeig dir im Gehen
das Glimmen.

 

Martina Hefter (Pfronten, 11 juni 1965)