Merijn de Boer, Mary Oliver

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: Lieve Hannibal

“Om vijf uur ’s ochtends verliet ik het huis van mijn broer, na een laatste zoen op de wang van mijn moeder. De taxi stond al in de Overveense laan. Omdat ik de voordeur niet open kreeg, sloop ik door de achterdeur de tuin in, waar twee bosuilen woonden die me de afgelopen nachten — tot mijn plezier — uit mijn slaap hadden gehouden. Nog even snoof ik de duinlucht op, keek ik naar de hoge dennen met hun takloze stammen en luisterde ik naar het ruisen van de zeewind. Ik hoopte dat ik erin zou slagen om dit alles op te roepen als ik weer in New York was, met geen bos of bosuilen in de buurt. Ik dacht aan de drukte daar, aan het constante gedender van de metro’s over de Manhattan Bridge en aan het verkeer waarin ik straks zou komen vast te zitten als ik in een Uber van JFIC. naar DUMBO reed. Het was januari 2018. Sinds een halfjaar woonde ik in New York en ik kon er nog niet aarden. In de jaren daarvoor hadden we in een oude tuinderswoning te midden van de weilanden gewoond, aan de rand van een bos. Al houthakkend, tuinierend en imkerend was ik een natuurmens geworden. Ljovin uit Anna Karenina was mijn rolmodel, met zijn afkeer van het mondaine leven en zijn toewijding aan het boerenbedrijf. En nu woonde ik midden in een metropool. Joost de Vries van De Groene Amsterdammer interviewde me per e-mail en vroeg onder andere: ‘Heb je verborgen talenten? Als je geen schrijver zou zijn, wat zou je dan zijn? Ik antwoordde: ‘Ik kan erg goed houthakken. En ik overweeg al jaren om een boswachtersopleiding te volgen.’ Zijn antwoord: ‘Ik denk wel dat je houthakambities in New York slecht tot hun recht komen.’ Het is vreemd: we woonden anderhalf jaar in New York en in die periode had ik heimwee naar ons huis in de natuur in Nederland. Inmiddels woon ik in Jeruzalem en heb ik heimwee naar New York. Ik mis The Met (zowel het museum als de opera), boekwinkel Strand en koffiehuis Brooklyn Routing Company. Een mede-ex-pat in Jeruzalem noemde me laatst een ‘city boy’ en ik dacht ja, je hebt gelijk. Maar wat is er dan met dat Ljovin-achtige natuurmens gebeurd? De eerste paar weken in New York verbleven we in een tijdelijk appartement op de achtendertigste verdieping in Midtown. Vanuit het raam keek ik neer op de Queensboro Bridge, waar een krankzinnige hoeveelheid auto’s zich traag en blikkerend in de ochtendzon naar de overkant van de East River bewoog. Mijn vrouw was overdag naar haar werk, ik zorgde voor onze dochter van zes maanden. Als ik met haar over First Avenue liep of in de metro zat, kon ze rekenen op veel aandacht en bewondering van de Amerikanen: ‘Oh, what a cutie!’ En: ‘Look how she smiles at me…’ Ook gehoord: `She’s gonna be a knockout!’ Een oudere vrouw boog zich over de kinderwagen, slaakte een zucht en zei: ‘Oh my God, I wamia be a granny.’ Tijdens haar middagdutjes las ik een boek van Evelyn Waugh, speelde ik online schaak met een vriend in Nederland of werkte ik aan het eerste hoofdstuk van een nieuwe roman.”

 

Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Viooltjes

Beneden bij de ruisende kreek en de hoge bomen –
waar ik drie dagen per week spijbelde
en daarmee het record verbrak –
stonden viooltjes wier leven net zo zorgeloos was
als alles wat je ooit hebt gezien
of waar je voorovergebogen de zoete adem van inademde.
Later, toen de benodigde huizen waren gebouwd,
waren ze verdwenen, en wie zou betekenis
geven aan hun afwezigheid.
Oh, viooltjes, jullie hadden wel degelijk betekenis, en wat zal
jullie plaats innemen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2021 en ook mijn blog van 7 september 2020 en eveneens mijn blog van 7 september 2018.

 C. J. Dennis

De Australische dichter en journalist (Clarence Michael James Stanislaus) C. J. Dennis werd geboren op 7 september 1876 in Auburn, Zuid-Australië, als eerste van drie zonen van de in Ierland geboren ouders James Dennis en zijn tweede vrouw Katherine “Kate” Frances. Beiden waren in de jaren 1860 naar Australië geëmigreerd. Zijn vader pachtte hotels in Auburn en later in Watervale, Gladstone en Laura. Zijn moeder had een slechte gezondheid, dus Clarrie (zoals hij genoemd werd) werd aanvankelijk opgevoed door zijn oudooms en bezocht het Christian Brothers College in Adelaide. Dennis verliet de school op 17-jarige leeftijd en werkte als junior klerk voor een vee- en stationsagent en een inkoopfirma van wol in Adelaide. Op 19-jarige leeftijd werd hij aangenomen als klerk bij een notaris. Terwijl hij in deze functie werkzaam was, werd zijn eerste gedicht gepubliceerd onder het pseudoniem “The Best of the Six”. Later publiceerde hij onder zijn eigen naam in The Worker, en als “Den”, en in The Bulletin. Zijn verzamelde gedichten werden uitgegeven door Angus & Robertson. Zijn bekendste werk is de roman in versvorm “The Songs of a Sentimental Bloke” uitgegeven in 1915. In 1897 trad hij toe tot de literaire staf van The Critic en na een periode van klusjes in en rond Broken Hill keerde hij terug naar The Critic, waar hij rond 1904 een tijdje redacteur was. Hij werd opgevolgd door Conrad Eitel. In 1906 was hij medeoprichter en redacteur van The Gadfly, een literair tijdschrift; het stopte in 1909 met verschijnen. Dennis zelf verliet The Gadfly en Adelaide in november 1907 voor Melbourne. In 1908 kampeerde hij met de kunstenaar Hal Waugh in Toolangi, ten noordoosten van Melbourne, nabij Healesville. Toolangi was zijn thuis voor het grootste deel van de rest van zijn leven. C. J. Dennis trouwde in 1917 met Margaret Herron. Zij publiceerde twee romans en een biografie van Dennis, getiteld “Down the Years”. Vanaf 1922 was hij stafdichter bij de Melbourne Herald. Dennis overleed in 1938 aan hart- en longfalen. Hij wordt o.a. herdacht met een plaquette op Circular Quay in Sydney, die deel uitmaakt van de serie ‘New South Wales Ministry for the Arts – Writers Walk’, en met een borstbeeld voor het stadhuis van Laura. In Auburn, zijn geboorteplaats in Zuid-Australië, werden in 1953 ter ere van hem een ​​drinkfontein en een vogelbad onthuld. In 1976 produceerde en zond ABC The Life and Times of C. J. Dennis uit, ter gelegenheid van Dennis’ 100e geboortejaar.

 

A Blind Man in the Street

“He’s blind,” we say. Then turn aside
Upon our way, again to view
Familiar things – some prospect wide,
Some olden scene for ever new.
Heedless we pass along, and soon
The groping figure’s out of mind,
Lost in the sunlit afternoon.
“Poor chap, he’s blind.”

Slowly he taps along the street,
Pitch black beneath our smiling skies:
While ours the boon again to greet
New scenes with ever thoughtless eyes.
Thoughtless indeed if, passing, we
Grudge thanks for this most precious sense.
He asks of us – not sympathy –
But recompence.

 

 

‘Fathercraft’

Well (said the small, meek man) we look for change
In this sad world, for these are stirring days;
And men pin hopes to methods new and strange
And see lost happiness thro’ altered ways.
And I, who many a bitter cup have quaffed,
Hailed with delight this cult of Fathercraft.

But (said the small, meek man) I’ve scanned the rules
And studied well all that this author says,
Oh, I have pinned such faith to modern schools,
Hoping one day to see a great light blaze.
And now, it seems, I’m rather at a loss;
For all I glean is that the wife should be boss.

If (said the small, meek man) yielding one’s pay,
Yielding one’s will, seems new to Fathercraft,
And letting woman have her own sweet way;
Then (said the small, meek man) the author’s daft!
I had such hopes!  But, far as I can see,
Things go on in the same old way.  Ah, me!

 


C. J. Dennis (7 september 1876 – 22 juni 1938)