90 Jaar Guillaume van der Graft, Leonie Ossowski. Mary Jo Salter, R.J. Peskens, Daan Zonderland, Jan Campert, Susanne Mischke, Wanda Schmidt, Roger Willemsen, Edna Ferber, Marga Kool, Heinrich Eichen, Benedict Kiely, Thomas de Quincey, Matthias Claudius

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2007 en ook mijn blog van 15 augustus 2009. Guillaume van der Graft viert vandaag zijn 90e verjaardag.

Thalassa

Hier ecn huis bouwen waar het land uitscheidt
en haar hart voelen slaan tegen de binten,
haar adem horen gaan tegen de blinden,
infinitieven schrijven in de tijd

En toch blijf ik doodeenzaam in mijn huid.
Ik kan mijn naam niet met zeeschuim bedekken.
Ik kan haar proeven maar niet meer bereiken
want ik ben niet genoeg onvoorbereid.

Tussen de grieken die Thalassa riepen
en mij die roep moeder de eeuwigheid
liggen al die jaren des onderscheids
die nog altijd zout smaken op dc lippen.

 

Vogels en vissen

Ik zat in de bioscoop
en keek naar een film van Parijs
negentienhonderd.
De tijd werd spotgoedkoop
en de mensen leken niet wijs,
ik zag verwonderd
hoe men zich repte als vogels
op glad ijs,
de vrouwen het staartje omhoog,
de mannen de snavel omlaag,
— het navelstaartje,
het snavelbaardje —
wit waren de mensen en zwart
en met een veel vloeibaarder hart
dan wij die hard zijn en grijs.

Maar wij daarentegen,
wij bewegen
ons vloeiend als vissen van celluloid
zonder vleugelbeginsel
en zonder dracht van poten.
En ik bedacht:
ik ben zelf onverwachts
onder het ijs geschoten
van dit bevroren paradijs
waar men lacht om Parijs
negentienhonderd;
maar als ik weer opduik
en kom uit het wak van de Uitkijk
en sta op de Prinsengracht
onder de bomen,
dan kan ik mij niet vergissen:
vogels en vissen
werden geschapen op één dag
en overmorgen zullen de mensen komen.
graft
Guillaume van der Graft (Rotterdam, 15 augustus 1920)
Van links naar rechts Ad den Besten, Klaas Heeroma, Jan Wit, Jan Willem Schulte Nordholt (staand) en Guillaume van der Graft in 1955.

 

De Duitse schrijfster Leonie Ossowski werd als Jolanthe von Brandenstein geboren op 15 augustus 1925 in Röhrsdorf. Zij wordt vandaag 85 jaar. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Weichselkirschen 

„Wenn Suszko durchs Dorf fährt, hat er stets eine Mütze auf, eine verbeulte Postmütze, auf die er etwas hält.

Ohne Mütze ist er nur die Hälfte wert, denn ohne sein Amt wären Suszko alle Möglichkeiten genommen, mehr zu wissen als die anderen im Dorf. Deshalb nimmt er die Mütze nie vom Kopf. Und fragt man die Bewohner von Ujazd, wer denn den Suszko schon einmal ohne Mütze gesehen hätte, könnte das niemand außer der Sabina behaupten.

Aber auch Sabina hat Suszko nur ein einziges Mal ohne Mütze gesehen und das sehr kurz, weil er sie sofort wieder aufsetzte, obwohl er versuchte, es mit ihr zu machen. Bei Tag – im Kuhstall des Kombinats, wo sie beide im Grunde nichts zu suchen hatten.

Hinterher hatte der Suszko ein Stückchen Kuhfladen auf der Amtsmütze, was aber Gott sei Dank niemandem weiter auffiel.

Das Licht scheint gelbweiß vom Himmel. Kein Lüftchen in den Pappeln. Perkas Enten liegen flach auf der Straße, als wären sie bereits überfahren. Das Grün der Dorfstraßenbäume hat einen Blaustich. Die alte Jula sitzt auf einer Bank an der Stelle, wo früher das deutsche Kriegerdenkmal stand.
Unbeweglich blinzelt sie in die Sonne, und das -kann sie nur, weil sie fast blind ist.

Suszko rückt die Mütze zurecht, schwingt sich auf sein Rad und verläßt das Postgebäude…„

 ossowski

 Leonie Ossowski (Röhrsdorf, 15 augustus 1925)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Aubade for Brad

 At six o’clock begins the ritual dance

of bumping into bureaus in the dark;

           it’s time you went to work.

Holding one shoe at arm’s length like a candle,

you grope for its mate, but stumbling on a sandal

           of mine, abandon hope

and ask for guidance in the softest voice;

I whisper too, as if there’s still a chance

           we might not wake me up.

 

Once shod, you pull the creaking blinds whose slats

narrow their sleepy eyelids into slits,

           and I’m to take the cue

more sloth is my reward for finding you

the means by which you’ll disappear till dinner.

           Condemned to write

from dawn until you drop in bed at night,

you’ll spend a happy, virtuous day convinced

           you are a miserable sinner.

 

No doubt it is the hard fate of the Writer

to suffer like the rest, but not know better

           than to call it a job. What’s worse

than feeling so deeply one must doubly force

oneself to show it in both prose and verse?

           I sympathize, of course;

so much, in fact, I’d joyfully disprove

that formula by which all Energy

           converts to (Printed) Matter

and devote, this morning, some of it to Love.

           Darling, if you’ll untie

           your shoes again and lie

for a moment here, while the sun turns all to gold,

I may grow very bold.

salter

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

De Nederlandse schrijver R.J. Peskens (auteursnaam van uitgever Geert van Oorschot) werd geboren in Vlissingen op 15 augustus 1909. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008. en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Nop Maas. Een harde kei in de Nederlandse fatsoensvyver

Brieven van G.A. van Oorschot aan W.F. Hermans

“17.5.51

Beste Wim,

Dank voor je brief van 14 Mei. Ik wist niet dat je toch naar Duitsland was gegaan en ik hoorde er pas van toen Guus, Alissa die hier logeerde weer op kwam halen.

Het is je daar dus niet erg bevallen; maar dit kon je toch eigenlijk van tevoren wel geweten hebben. Duitsers zijn nu eenmaal geen mensen en de Duitsers die aan cultuur doen wantrouw ik vaak nog het meest. Wat jammer toch dat die vertaling van je novelle zo slecht was. Je had haar dan eigenlijk beter helemaal maar niet moeten voorlezen.

Ik hoop dat jouw gerechtvaardigde hoop op het tijdig klaarkomen van je roman in vervulling zal gaan. Ik ben zeer nieuwsgierig hoe het boek ten slotte uitvalt en ik zal je, als je daar althans prijs op stelt, mijn oordeel doen geworden.

Wat het geval van ’t Reve betreft, is natuurlijk de zaak zoals jij zegt: Elke letterkundige met enig zelfrespect moet weigeren nog ooit in een jury zitting te nemen indien de jury niet gerechtigd is een bindende uitspraak te doen.

Deze consequentie had de jury van de reisbeurzen in 1950 in het openbaar moeten trekken en de Vereniging voor Letterkundigen had dit standpunt in het openbaar alweer moeten verkondigen.

Dat het gevolg daarvan is dat alleen lapzwansen en roomse schooiers in toekomstige jury’s zitting nemen kan ons dan koud laten.

Een tweede consequentie zou moeten zijn dat geen enkele auteur aan een dergelijke jury nog iets inzond. Dat de Partij van de Arbeid ook op het terrein van de cultuur en kunstpolitiek een partij is, die als devies heeft: de roomsen te ontzien in verband met de instandhouding van de coalitie, moet die partij zelf maar weten. In ieder geval zou dan van de zijde der zichzelf en de literatuur-respecterende kunstenaars de kwestie scherp en duidelijk gesteld zijn. Maar scherp en duidelijk stellen behoort helaas niet tot het karakter van de meeste kunstenaars omdat zij niet politiek kunnen denken, omdat zij geen lef hebben om te vechten en omdat zij dermate in financiële nood verkeren, dat ze bijna verplicht zijn mee te dingen naar een prijs die uiteindelijk door de bisschoppen wordt uitgekeerd. Ik heb mij toch voorgenomen op de as. Vergadering van de Vereniging v. Letterkundigen daarover het mijne te zeggen. Veel succes zal het wel niet hebben, maar misschien is er toch een aantal lieden die het met mij eens is en ik stel er wel prijs op te weten wie dit zijn.

Met hartelijke groeten,

Geert”

peskens

R.J. Peskens (15 augustus 1909 – 18 december 1987)

Hier met de schrijfster Josine Meyer en Gerard Reve

 

De Nederlandse dichter Daan Zonderland (pseudoniem van Dr. Daniel Gerhard (Daan) van der Vat) werd geboren in Groningen op 15 augustus 1909. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2006 en ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Alfabet

Toen Alfa voor het eerst zijn Bet ontmoette,
Heeft hij haar lang met kennersblik aanschouwd.
En nog dezelfde dag deed hij zijn aanzoek
En nog dezelfde maand zijn zij getrouwd.

En waren samen letterlijk gelukkig
En hadden lief in letterlijke zin.
En Bet schonk na verloop van negen maanden
Het leven aan een vierentwintigling.

Dat was de aanvang van de overwinning
Van dit geletterd, kinderrijk geslacht
Dat duizendtallen dromen heeft geschapen,
Maar honderdduizenden heeft omgebracht,

Dat menige bibliotheek heeft volgelogen,
Dat dagelijks smaad schrijft in het ochtendblad,
Dat laster pleegt in duizend conversaties,
Dat roddelt op het land en in de stad.

En was de dichter niet ter hulp gekomen,
en wisten wij na alle laster niet
Dat wat in proza enkel maar kan liegen
Tot waarheid wordt gelouterd in een lied,

Wie zou dan niet de tijd terug begeren,
Toen Alfa vrijgezel was en haast stom,
Wie zou niet liever vreedzaam vegeteren,
In een sereen analfabetendom?

 zonderland

Daan Zonderland (15 augustus 1909 – 5 augustus 1977)
Groningen

 

De Nederlandse schrijver, dichter en journalist Jan Campert werd geboren op 15 augustus 1902 in Spijkenisse.Zie ook mijn blog van 15 augustus 2006 en ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

In memoriam J.H. Leopold

Hoezeer in zich besloten, van elke schijn ontdaan
is uwe stem tot ons gegaan
zingende en voor gòed in ons verloren,
de weinigen, de enkelen uitverkoren
om te bestaan.

Achter de eerste stilte aarzelend begint
het woord, zwevende als de wind
in het herfsten, – o, het vlagen
der verrukkingen, het martelend klagen
om wat eèns werd bemind!

 

Verlaine sterft

Een kamer, een tafel, een bed,
grillige bloemen van ijs
waaieren wit aan het raam –
de nacht staat over Parijs.

Een oud man weet zich alleen,
geen hand die de zijne vindt;
zelfs niet eens de goede troost
van een enkel glas absinth.

De muren zijn verveloos
in het armzalige vertrek,
waar ik, denkt Paul Verlaine,
alleen, als een hond verrek.

Een kamer, een tafel, een bed,
bloemenwaaiers van ijs –
zo crepeerde Paul Verlaine,
rue Descartes, Parijs.

 campert

Jan Campert (15 augustus 1902 – 12 januari 1943)
Hier met de kleine Remco Campert

 

De Duitse schrijfster en draaiboekauteur Susanne Mischke werd geboren op 15 augustus 1960 in Kempten. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Zickenjagd

„Ines war froh, als sie aus der Straßenbahn steigen konnte. Irgendwie hatte sie heute das Gefühl, dass alle sie anstarrten, aber wahrscheinlich bildete sie sich das nur ein. Als sie und ihre Mutter voriges Jahr in dieses öde Dorf gezogen waren, hatte Ines kurz überlegt, auch die Schule zu wechseln. Es gab eine Gesamtschule mit einem gymnasialen Zweig im nächsten Ort, nur zehn Fahrradminuten entfernt. Vielleicht würde ein Neuanfang vieles zum Positiven wenden, vielleicht würde sie in einer anderen Schule endlich Freunde finden? Aber Ines war vor dem Schritt ins Ungewisse zurückgescheut. Okay, sie hatte an ihrer alten Schule keine Freunde und häufig wurde über sie gelästert und gekichert, aber selbst das hatte in letzter Zeit nachgelassen. Man schien sich an sie gewöhnt zu haben, sie war einfach da, wie ein Teil des Mobiliars, unbeachtet, so lange sie sich unauffällig verhielt. Ein Zustand, über den sie zwar nicht glücklich war, mit dem sie sich aber arrangiert hatte. Wer konnte schon sagen, was in einer neuen Schule auf sie zukommen würde? Als Neue stand man automatisch im Mittelpunkt des Interesses, wahrscheinlich wäre alles nur noch schlimmer geworden. Außerdem hatte das Gymnasium, das sie jetzt besuchte, einen guten Ruf. Also hatte sie sich entschlossen zu bleiben, auch wenn ihr Schulweg mit Bus, S-Bahn und Straßenbahn nun fast eine Stunde dauerte.“

mischke

Susanne Mischke (Kempten, 15 augustus 1960)

 

De Zwitserse dichteres en schrijfster Wanda Schmid werd geboren op 15 augustus 1947 in Zürich. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Im Intercity

Er hat sich zu ihr durchgenät, durchgeschnorrt. Balzgebaren. Sie hat ihn kommen

sehen. Sie hat sich schlafend gestellt. Die sanfte Abwehr. Er plumst neben ihr ins

Polster. Er ist im Militär Oberst und laute klare Direktiven gewohnt. Winke durch die

Blume zerfleddern. Ihre Augenbrauen sind wütend hochgefahren.

“Erlauben Sie , dass ich lese.”

Er erlaubt nicht.

Regen peitscht ans Zugsfenster. Ein willkommener Gesprächsstoff. Im Intercity

gefangen. Er öffnet die Schnallen seines Metallkoffers. Wichtige Papiere, er fährt

an eine Sitzung. Er ist der Pfeiler, die Säule seiner Firma. Ohne ihn läuft alles ziemlich

schief. Sie geht zur Toilette und dann in den Speisewagen. Sie will erst kurz vor B.

wieder ihren Sitzplatz einnehmen.

Der Schwenkarm des Baggers hat den Wagen seitlich aufgeschlitzt wie eine Sardinen-

büchse. Er hält ein Papier in den Händen und wird am Kopf getroffen, ist sofort tot. Mit

ihm sterben noch drei Passagiere. Es gibt Verletzte.

Sie ist rechtzeitig geflüchtet. Sie verdankt ihm ihr Leben.

schmidt

Wanda Schmidt (Zürich, 15 augustus 1947)

 

De Duitse schrijver, essayist en televisiepresentator Roger Willemsen werd geboren in Bonn op 15 augustus 1955. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Der Knacks

Das weiße Huhn
Mein Vater starb letzten August. Das ist jetzt bald vierzig Jahre her.
Der Tag war so heiß, dass die Vögel unter den Blättern blieben und alles ringsum sich verlangsamte. Wir dachten an die Hitze des Krankenzimmers, des Krankenbetts, in dem der inzwischen zu einem dünnen Herrn zusammengeschmolzene Mann seinen Tod erwartete. Dass es Regen geben solle, war das Thema auf den Fluren. Erst für den Abend wurde er erwartet, als er endlich fi el, war er der erste Regen, den mein Vater nicht mehr erleben sollte.
In München nahmen an diesem Tag ein paar Männer die Kunden und Angestellten einer Bank als Geiseln und verlang­ten 500 000 Mark. Die Eilmeldungen im Radio überschlugen sich, dauernd gab es »neue Entwicklungen«, das Land blickte nach München. Wir nicht.
Mittags aß ich bei einem Freund, folgte aber dem Tisch­gespräch nicht, bis ein Erwachsener eine längere Geschichte abschloss mit dem Seufzer:
»Unsere Familie wurde geboren, Gräber zu füllen.«
In die Pause, die folgte, schepperte das Gelächter, erst lang­sam, dann selbstbewusst. Man traute sich, die drastische For­mulierung mit Ironie zu beantworten. Ein Aperçu war gebo­ren. In die Pause, die diesem folgte, sagte ein anderer:
»So gesehen, dauert der Tod ein Leben lang.«
Die beiden Sätze standen unverbunden nebeneinander, und aus der Pause, die dann folgte, erhob sich kein Gelächter mehr. Komische Art, sich zu unterhalten, war alles, was ich dachte.
In den Wochen davor war meine Mutter täglich ins Kran­kenhaus gefahren, einen Krebsbunker mit massiven Strah­lungsapparaten, Kobalt-Kabinen, dreißigjährigen Untoten auf den Fluren und diesem einen, nie mehr aufzulösenden Geruch. Nicht Kampfer, nicht Melisse roch so, unnatürlich, chemisch, strahlend roch es.“

willemsen

Roger Willemsen (Bonn, 15 augustus 1955)

 

De Amerikaanse schrijfster Edna Ferber werd geboren op 15 augustus 1885 in Kalamazoo, Michigan. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Dawn O’Hara, The Girl Who Laughed

“It’s hard trying to develop into a real Writer Lady in the bosom of one’s family, especially when the family refuses to take one seriously. Seven years of newspaper grind have taught me the fallacy of trying to write by the inspiration method. But there is such a thing as a train of thought, and mine is constantly being derailed, and wrecked and pitched about.
Scarcely am I settled in my cubbyhole, typewriter before me, the working plan of a story buzzing about in my brain, when I hear my name called in muffled tones, as though the speaker were laboring with a mouthful of hairpins. I pay no attention. I have just given my heroine a pair of calm gray eyes, shaded with black lashes and hair to match. A voice floats down from the upstairs regions:
“Dawn! Oh, Dawn! Just run and rescue the cucumbers out of the top of the ice-box, will you? The iceman’s coming, and he’ll squash ‘em.”
A parting jab at my heroine’s hair and eyes, and I’m off to save the cucumbers.
Back at my typewriter once more. Shall I make my heroine petite or grande? I decide that stateliness and Gibsonesque height should accompany the calm gray eyes. I rattle away happily, the plot unfolding itself in some mysterious way. Sis opens the door a little and peers in. She is dressed for the street. “Dawn, dear, I’m going to the dressmaker’s. Frieda’s upstairs cleaning the bathroom, so take a little squint at the roast now and then, will you? See that it doesn’t burn, and that there’s plenty of gravy. Oh, and Dawn–tell the milkman we want an extra half-pint of cream today. The tickets are on the kitchen shelf, back of the clock. I’ll be back in an hour.”

ferber

Edna Ferber (15 augustus 1885 – 16 april 1968)

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Marga Kool werd geboren in Beekbergen op 15 augustus 1949. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Een kleine wereld

“Toen ik een kind was, woonde hier een timmerman, een wagenmaker, een bakker. De geur van pasgebakken brood zweefde over de straat als ik naar school liep. Het winkelbelletje van de VIVO van tante Stien, die niet mijn tante was maar die gewoon zo heette, rinkelde wanneer een boek met de klink in de hand, de winkeldeur al open, uit zijn klompen stommelde.”

(…)

“Vroeger kleurde de essen ’s zomers in alle tinten groen: het blauwgroen van de rogge, het geelgroen van de haver, het grijsgroen van de gerst. Waar de rogge dun stond, op het magere zand, straalde aan de voet van het koren de geelwitte kamille, hogerop het blauw en het wit van korenbloemen en margrieten, de felle hartstocht van de klaprozen. Er trilden sluiers van stuifmeel boven de akker. Leeuweriken jubelden zich kleiner en kleiner tegen de strakke hemel, tot ze volledig opgingen in lucht en zang”

 kool

Marga Kool (Beekbergen, 15 augustus 1949)

 

De Duitse dichter en schrijverHeinrich Eichen werd geboren op 15 augustus 1905 in Bonn. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Regenabend in der Kohte

Verwunschen glüht das rote

Nachtfeuer still im Zelt,

und seltsam ist die Kohte

von seinem Glanz erhellt.

 

Wir sitzen still und träumen,

geschlossen ist der Kreis,

und draussen von den Bäumen

tropft sanfter Regen leis.

 

Wir lauschen seinem Singen,

das unser Herz erfüllt

mit wundersamen Dingen,

die uns der Tag verhüllt.

 

Bis plötzlich einer leise

nach seinem Banjo greift

und perlend eine Weise

aus dessen Saiten streift.

 

Auf klingt ein Lied als Bote

aus alter Sagenwelt,

und gross ist unsre Kohte

von seinem Glanz erhellt.

eichen

Heinrich Eichen (15 augustus 1905 – 30 mei 1986)
Bonn, Münsterplatz

 

De Ierse schrijver en journalist Benedict Kiely werd geboren in Omagh op 15 augustus 1919. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008.en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Proxopera

“That, for him, had been the well at the world’s end mentioned in the old stories. No water had ever tasted like that water. One of the best meals he had ever eaten had been eaten there: raw turnips taken from a neighbouring field, cleaned in the spring and sliced, washed down by the clear ice-cold water.

(…)

Below, in a hollow of quaking bog was a small lake, surrounded by sallies and bog-birch, in which demented old ladies and others were continually drowning themselves. There was an almost vocal sadness about the place.

(…)

Fight the Brits, says Binchy Two, to the last Catholic shop in the village of Belleek or the town of Strabane. Man, you love the Brits, you couldn’t exist without them. The nickname is affectionate. They give you the chance to be Irish heroes. They give you targets you can easily see.”

kiely

Benedict Kiely (15 augustus 1919 – 9 februari 2007)

 

De Engelse schrijver Thomas De Quincey werd geboren op 15 augustus 1785 in Manchester. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Uit: Confessions of an English Opium-Eater

„And, first, one word with respect to its bodily effects; for upon all that has been hitherto written on the subject of opium, whether by travellers in Turkey (who may plead their privilege of lying as an old immemorial right) or by professors of medicine, writing ex cathedrâ, I have but one emphatic criticism to pronounce, — Lies! lies! lies! I remember once, in passing a book-stall, to have caught these words from a page of some satiric author: “By this time I became convinced that the London newspapers spoke truth at least twice a week, namely, on Tuesday and Saturday, and might safely be depended upon for — the list of bankrupts.” In like manner, I do by no means deny that some truths have been delivered to the world in regard to opium; thus, it has been repeatedly affirmed, by the learned, that opium is a dusky brown in colour, — and this, take notice, I grant, — secondly, that it is rather dear, which also I grant — for, in my time, East India opium has been three guineas a pound, and Turkey, eight; and, thirdly, that if you eat a good deal of it most probably you must do what is particularly disagreeable to any man of regular habits, namely, — die. These weighty propositions are, all and singular, true; I cannot gainsay them; and truth ever was, and will be, commendable. But, in these three theorems, I believe we have exhausted the stock of knowledge as yet accumulated by man on the subject of opium. And, therefore, worthy doctors, as there seems to be room for further discoveries, stand aside, and allow me to come forward and lecture on this matter.

First, then, it is not so much affirmed as taken for granted, by all who ever mention opium, formally or incidentally, that it does or can produce intoxication. Now, reader, assure yourself, meo periculo, that no quantity of opium ever did, or could, intoxicate. As to the tincture of opium (commonly called laudanum) that might certainly intoxicate, if a man could bear to take enough of it; but why? because it contains so much proof spirit, and not because it contains so much opium.“

quincy

Thomas de Quincey (15 August 1785 – 8 December 1859)
Buste door John Robert Steell

 

De Duitse dichter Matthias Claudius werd op 15 augustus 1740 geboren in het Duitse stadje Reinfeld in de buurt van Lübeck. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2008 en ook mijn blog van 15 augustus 2009.

Ein Lied hinterm Ofen zu singen

Der Winter ist ein rechter Mann,
kernfest und auf die Dauer;
sein Fleisch fühlt sich wie Eisen an
und scheut nicht süß noch sauer.

War je ein Mann gesund, ist er’s;
er krankt und kränkelt nimmer,
weiß nichts von Nachtschweiß noch Vapeurs
und schläft im kalten Zimmer.

Er zieht sein Hemd im Freien an
und läßt’s vorher nicht wärmen
und spottet über Fluß im Zahn
und Kolik in Gedärmen.

Aus Blumen und aus Vogelsang
weiß er sich nichts zu machen,
haßt warmen Drang und warmen Klang
und alle warmen Sachen.

Doch wenn die Füchse bellen sehr,
wenn’s Holz im Ofen knittert,
und um den Ofen Knecht und Herr
die Hände reibt und zittert;

wenn Stein und Bein vor Frost zerbricht
und Teich’ und Seen krachen;
das klingt ihm gut, das haßt er nicht,
dann will er sich tot lachen. –

Sein Schloß von Eis liegt ganz hinaus
beim Nordpol an dem Strande;
doch hat er auch ein Sommerhaus
im lieben Schveizerlande.

So ist’ er denn bald dort, bald hier,
gut Regiment zu führen.
Und wenn er durchzieht, stehen wir
und sehn ihn an und frieren.

 claudius

Matthias Claudius (15 augustus 1740 – 21 januari 1815)
Portret, vermoedelijk door Friederike Leisching, rond 1797