Maarten van Buuren

 

De Nederlandse schrijver en letterkundige Maarten van Buuren werd geboren op 3 juni 1948 in Maassluis. Van Buuren studeerde Frans en Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1986 promoveerde hij aan het Instituut voor Algemene Literatuurwetenschap in Nijmegen op een proefschrift over de metaforiek in Les Rougon-Macquart van Emile Zola. In 1988 werd hij benoemd tot hoogleraar Moderne Letterkunde aan de Universiteit van Utrecht.. Hij publiceerde onder meer de essaybundels Verschuivingen, verdichtingen (1993) en De innerlijke ervaring (2007), waarmee hij werd genomineerd voor de shortlist van de Socrates Wisselbeker. Daarnaast vertaalde hij werk van onder meer Cioran, Valéry en La Rochefoucauld. In 2005 verscheen van hem de cd-reeks Proust, een zevendelig hoorcollege over Op zoek naar de verloren tijd. Hij schrijft regelmatig over kunst en literatuur voor De Groene Amsterdammer, Armada en NRC Handelsblad.

 

Uit: Iris

 

“Toen Iris verkering kreeg met Jos en ik met Stein, mochten de jongens mee. Sinds een paar jaar blijven onze ouders thuis en gaan wij met ons vieren een maand, anderhalve maand op vakantie naar het zuiden. We beginnen in de Provence, dan gaan we door naar Spanje, soms tot aan de zuidkust. Dit voorjaar zijn we in Leningrad geweest. Onze vader wilde altijd nog een keer naar Rusland en wij mochten mee. Hij heeft alles vastgelegd in een fotoreportage. Ik zal hem even pakken. Kijk, dit is het vliegtuig en daarvoor staat het gezelschap waarmee we moesten reizen, want je mag niet in je eentje naar Rusland, dat moet via een reisbureau en onder begeleiding van een gids. Hier staan wij te giechelen, omdat onze vader een mooie foto van ons wilde maken. Zie je wel? Dat ben ik en dit is mijn zus Iris.’ Op dat moment viel het stil in mijn hoofd. Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik werd de foto in gezogen naar de vrouw die naast Stella stond. ‘O, is dat je zus,’ zei ik, terwijl ik probeerde mijn stem normaal te laten klinken en ik de neutrale, vriendelijk ontspannen gezichtsuitdrukking probeerde te bewaren die ik de rest van de avond spontaan had gehad, maar die ik nu opeens moest spelen, omdat mijn mond dreigde open te vallen, ik me naar voren wilde buigen en wilde roepen: ‘Wat? Is dát je zuster? Jezus nog an toe, is dát je zuster?’ De vrouw op de foto was mooi op een manier die geen tegenspraak duldde en me het gevoel gaf dat ik tot stilstand kwam en langzaam alle wapens neerlegde, waarvan ik pas op dat moment besefte (maar dan voornamelijk onbewust) dat ik ze voortdurend in de aanslag houd om vijandigheden te pareren.”

 

 

 

Maarten van Buuren (Maassluis, 3 juni 1948)