Jan Terlouw

De Nederlandse schrijver, fysicus en voormalig politicus voor Democraten 66 Jan Terlouw werd geboren in Kamperveen op 15 november 1931 Hij groeide op in de Veluwse dorpen Garderen en Wezep, waar zijn vader Gereformeerde Bonds-predikant was. In 1948 begon hij zijn studie wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waarin hij in 1956 zijn doctoraalexamen behaalde. Vervolgens deed hij dertien jaar lang wetenschappelijk onderzoek. Terlouw promoveerde in 1964 op onderzoek naar kernfusie.In 1970 debuteerde hij met zijn eerste boeken ‘Pjotr’ en ‘Oom Willibrord’, en werd hij actief als gemeenteraadslid. In 1971 kwam hij voor de D66 in de Tweede Kamer. Twee jaar. In 1999 werd Terlouw senator in de Eerste Kamer. Terlouw heeft een aantal boeken geschreven; voornamelijk jeugdliteratuur. Zijn boeken zijn talloze malen herdrukt, bekroond, en vertaald in vele talen. De laatste jaren schrijft Terlouw sommige boeken samen met zijn dochter Sanne Terlouw.

Uit: Oosterschelde windkracht 10

„Henk en Anne, pas getrouwd, wonen voorlopig nog in bij haar ouders, totdat hij zijn diploma behaald heeft. Het is 31 januari 1953. In de loop van de avond wakkert de wind aan, er is storm op zee en in de polders op Overflakkee een Zeeuws eiland, vreest men voor overstromingen. Zullen de dijken het houden ? Henk is samenmet zijn zwager Piet poolshoogte gaan nemen, terwijl de rest van het gezin zijn voorzorgen neemt en naar de zolder verhuist. Op de dijken rijden auto’s af en aan om de bedreigde families naar Nieuwe Tonge te brengen, dat hoger gelegen is dan Battenoord.

“Vlug in mijn auto,” riep Tegelaar. “Ik draai om en neem jullie mee naar Tonge.”

De vrouw en de kinderen stapten in, terwijl Piet en de mannen naar de andere auto liepen om te kijken waarom hij niet wegreed.

“Hij slaat niet aan – te nat,” riep de chauffeur. “Help me duwen.” Hij kwam er zelf uit en met z’n vieren begonnen ze de auto door het water te duwen. ’t Was geen doen. Waar moest dat heen ? Plotseling kwam er een grote waterhoos op hen af en sloeg bruisend over hen heen. Tegelaar verloor zijn evenwicht, gaf een akelige schreeuw, die even de wind overstemde, en werd meegevoerd

door het water.

Nu pas begreep Piet dat zij in levensgevaar verkeerden. Lang had hij niet om zich daar zorgen over te maken. De situatie werd snel slechter. Steeds hogere golven sloegen over de dijk, tegen de auto aan, tegen hen aan. Hij keek om en zag iets afschuwelijks gebeuren. De auto van Tegelaar, waar juist de vrouw met de twee kinderen in waren gestapt, zakte scheef weg omdat er een stuk dijk afbrokkelde, bleef een paar tellen hangen. Een grote golf kwakte ertegenaan. De auto verdween in het woedende water.

“De auto, de andere auto !” schreeuwde Piet.

“Duwen, duwen,” riep de chauffeur van de overgebleven wagen. “In godsnaam, duw!”

De man die net zijn vrouw en kinderen had zien omkomen, stond wezenloos voor zich uit te kijken. Met z’n tweeën probeerden ze het nog even. Het ging niet meer.“


Jan Terlouw (Kamperveen, 15 november 1931)