De Nederlandse schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Simon Vestdijk op dit blog.
Uit: De kellner en de levenden
‘Gezichtsbedrog,’ glimlachte de tandarts, ‘een knappe truc. De moderne techniek staat voor niets. Later stonden ze weer op de gewone plaats, herinnert u zich maar… Misschien heeft u aan de Openbaring gedacht; maar daarin staat wèl geschreven, dat er geen nacht meer zal zijn, maar niets over de tijd. Ik ben natuurlijk geen autoriteit, al beschouw ik mezelf als tamelijk bijbelvast… Dominee, kunt u
ons ook zeggen of er in de Openbaring iets over de tijd staat: dat die er niet meer zijn zal, of stilgezet is, of iets van dien aard?’
‘Maar wat ik zeggen wou; dat-er-geen-tijd-meer-zal-zijn, – waar staat dat beschreven, meneer Veenstra?’
‘In de Bijbel toch zeker?’
‘Mij niets van bekend. We zouden dit aan onze dominee moeten vragen, het is niet mijn bedoeling om eh… Hm… U doelt waarschijnlijk op Mattheüs 24, maar daarin staat niets over de tijd; wel over de voleinding der wereld, en oorlogen, en verduistering der zon, en de sterren die van de hemel zullen vallen, en een bazuin met groot geluid, en natuurlijk de komst van Christus…’
‘En hebben we die sterren soms niet gezien? In die grote zaal met al die boeken?’
‘Gezichtsbedrog,’ glimlachte de tandarts, ‘een knappe truc. De moderne techniek staat voor niets. Later stonden ze weer op de gewone plaats, herinnert u zich maar… Misschien heeft u aan de Openbaring gedacht; maar daarin staat wèl geschreven, dat er geen nacht meer zal zijn, maar niets over de tijd. Ik ben natuurlijk geen autoriteit, al beschouw ik mezelf als tamelijk bijbelvast… Dominee, kunt u
ons ook zeggen of er in de Openbaring iets over de tijd staat: dat die er niet meer zijn zal, of stilgezet is, of iets van dien aard?’
Met inspanning van al zijn krachten richtte dominee Van der Woght zich op uit de dodelijke vermoeidheid, die hem nog steeds
gekluisterd hield. Werktuiglijk glimlachte hij zijn mooie oude-mannenglimlach, en wijd sperden zijn fletsblauwe ogen zich open, als om te zien, te weten, zich te herinneren wat hij vroeger geweten had. Voor ieder was het duidelijk, dat op dit moment de Openbaring voor hem een boek was met evenveel zegelen gesloten als het boek, waarvan in de Openbaring wordt gerept”.
Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)
De Spaanse schrijver Miguel Delibes werd op 17 oktober 1920 in Valladolid geboren. Zie ookmijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Miguel Delibes op dit blog.
Uit: Les Rats (Vertaald door Rudy Chaulet)
“Peu après le lever du jour, le Nini apparut à l’entrée de la grotte et contempla la nuée de corbeaux réunis en conseil. Les trois peupliers écimés de la rive, couverts de ces gros volatiles, ressemblaient à trois parapluies fermés, la pointe dirigée vers le ciel. Les terres basses de don Antero, le Puissant, tiraient sur le noir dans le lointain, comme un immense champ de cendres.
La chienne se blottit contre les jambes de l’enfant et il lui caressa l’échine à rebrousse-poil de son pied nu et crasseux, sans la regarder, puis il bâilla, s’étira et leva les yeux vers le ciel lointain et satiné :
« Le temps est à la gelée, Fa. Dimanche, on ira chasser les rats », dit-il.
La chienne agita nerveusement sa queue tronquée et fixa sur l’enfant ses prunelles vivaces et jaunâtres. Les paupières de la chienne étaient gonflées et dépourvues de poils ; les chiens de son espèce arrivaient rarement à l’âge adulte les yeux intacts ; ils les perdaient souvent aux broussailles des ruisseaux, criblés par les herses, la renouée et le chiendent.
Le père Ratier s’agita à l’intérieur, dans la paille, et la chienne, en l’entendant, aboya deux fois ; alors, la bande de corbeaux s’éleva péniblement au-dessus du sol d’un vol paisible et profond, rythmé par un brouhaha de croassements sinistres. Seule une corneille resta immobile sur les mottes sombres et l’enfant, en l’apercevant, courut vers elle en zigzaguant dans les sillons lourds d’humidité, évitant la chienne qui le poursuivait et aboyait à côté de lui. Lorsqu’il ouvrit le piège pour libérer le cadavre de l’oiseau, le Nini observa l’épi d’avoine intact, il le broya alors entre ses petits doigts nerveux et les grains s’éparpillèrent sur le sol.
Élevant la voix par-dessus les croassements des corbeaux qui battaient lourdement des ailes, très haut, au-dessus de lui, il dit :
« Il n’a pas réussi à y goûter, Fa ; il n’en a même pas mangé un grain. »
Miguel Delibes (17 oktober 1920 – 12 maart 2010)
De Duitse schrijver Georg Büchner werd geboren op 17 oktober 1813 in Goddelau. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Georg Büchner op dit blog.
Uit: Dantons Tod
„(Camille Desmoulins und Philippeau treten ein.)
Hérault. Philippeau, welch trübe Augen! Hast du dir ein Loch in die rote Mütze gerissen? Hat der heilige Jakob ein böses Gesicht gemacht? Hat es während des Guillotinierens geregnet? Oder hast du einen schlechten Platz bekommen und nichts sehen können?
Camille. Du parodierst den Sokrates. Weißt du auch, was der Göttliche den Alcibiades fragte, als er ihn eines Tages finster und niedergeschlagen fand: »Hast du deinen Schild auf dem Schlachtfeld verloren? Bist du im Wettlauf oder im Schwertkampf besiegt worden? Hat ein andrer besser gesungen oder besser die Zither geschlagen?« Welche klassischen Republikaner! Nimm einmal unsere Guillotinenromantik dagegen!
Philippeau. Heute sind wieder zwanzig Opfer gefallen. Wir waren im Irrtum, man hat die Hebertisten nur aufs Schafott geschickt, weil sie nicht systematisch genug verfuhren, vielleicht auch, weil die Dezemvirn sich verloren glaubten, wenn es nur eine Woche Männer gegeben hätte, die man mehr fürchtete als sie.
Hérault. Sie möchten uns zu Antediluvianern machen. St. Just säh’ es nicht ungern, wenn wir wieder auf allen vieren kröchen, damit uns der Advokat von Arras nach der Mechanik des Genfer Uhrmachers Fallhütchen, Schulbänke und einen Herrgott erfände.
Philippeau. Sie würden sich nicht scheuen, zu dem Behuf an Marats Rechnung noch einige Nullen zu hängen. Wie lange sollen wir noch schmutzig und blutig sein wie neugeborne Kinder, Särge zur Wiege haben und mit Köpfen spielen? Wir müssen vorwärts: der Gnadenausschuß muß durchgesetzt, die ausgestoßnen Deputierten müssen wieder aufgenommen werden!
Hérault. Die Revolution ist in das Stadium der Reorganisation gelangt. – Die Revolution muß aufhören, und die Republik muß anfangen. – In unsern Staatsgrundsätzen muß das Recht an die Stelle der Pflicht, das Wohlbefinden an die der Tugend und die Notwehr an die der Strafe treten. Jeder muß sich geltend machen und seine Natur durchsetzen können. Er mag nun vernünftig oder unvernünftig, gebildet oder ungebildet, gut oder böse sein, das geht den Staat nichts an. Wir alle sind Narren, es hat keiner das Recht, einem andern seine eigentümliche Narrheit aufzudrängen. – Jeder muß in seiner Art genießen können, jedoch so, daß keiner auf Unkosten eines andern genießen oder ihn in seinem eigentümlichen Genuß stören darf.”
Georg Büchner (17 oktober 1813 – 19 februari 1837)
Scene uit een opvoering van Dantons Tod in Wiehl, 2009
De Amerikaanse toneelschrijver Arthur Miller werd geboren in New York op 17 oktober 1915. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Arthur Miller op dit blog.
Uit: Timebends: A Life
“Already in the sixties I was surprised by the common tendency to think of the late forties and early fifties as some sort of renaissance in the New York theatre. If that was so, I was unaware of it. I thought the theatre a temple being rotted out with commercialized junk, where mostly by accident an occasional good piece of work appeared, usually under some disguise of popular cultural coloration such as a movie star in a leading role.
That said, it now needs correction; it was also a time when the audience was basically the same for musicals and light entertainment as for the ambitious stuff and had not yet been atomized, as it would be by the mid-fifties, into young and old, hip and square, or even political left and middle and right. So the playwright’s challenge was to please not a small sensitized supporting clique but an audience representing, more or less, all of America. With ticket prices within reason, this meant that an author was writing for his peers, and if such was really not the case statistically, it was sufficiently so to support an illusion that had a basis in reality. After all, it was not thought particularly daring to present T.S. Eliot’s The Cocktail Party on Broadway, or Laurence Olivier in a Greek tragedy, or Giraudoux’s The Madwomen of Chaillot, or any number of other ambitious works. To be sure, such shows had much shorter lives than the trash, but that was to be expected, for most people would much rather laugh than cry, rather watch an actor being hit on the head by a pig bladder than by some painful truth.
The net of it all was that serious writers could reasonably assume they were addressing the whole American mix, and so their plays, whether successfully or not, stretched toward a wholeness of experience that would not require specialists or a coterie to be understood. As alienated a spirit as he was, O’Neill tried for the big audience, and Clifford Odets no less so, along with every other writer longing to prophesy to America, from Whitman and Melville to Dreiser and Hemingway and so on.”
Arthur Miller (17 oktober 1915 – 10 februari 2005)
De Nederlandse schrijfster en dichteres Nel Noordzij (Eig. Pieternella Margaretha Breevoort-Noordzij) werd geboren in Rotterdam op 17 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Nel Noordzij op dit blog.
Uit: Nel Noordzij en het desillusionerende proza (Bespreking door Marianne Vogel)
„Dat Nel Noordzij met haar roman de regels voor een fatsoenlijke beschrijving van de werkelijkheid en tevens die voor een fatsoenlijke beschrijving van de vrouw overtrad, doordat ze beschrijft hoe Renée naar de w.c. gaat, overgeeft, haar onthaarde oksels bekijkt, slechts zelden een ‘aardige’ opmerking tegen iemand maakt en als arts een tot het lichamelijke gereduceerd beeld van haar medemensen heeft, demonstreren de recensies over haar roman. Er wordt weliswaar beweerd dat de kritiek ‘over het algemeen positief [reageerde], omdat iedereen doorzag dat Renée’s moedwillige cynisme de keerzijde vormde van een grote kwetsbaarheid.’ Maar alleen al de recensies van de belangrijkste critici geven een tegenstrijdiger beeld. Waar Jan Greshoff en H.A. Gomperts de modieuze, ja pubertaire woordenschat en het overdreven realisme bekritiseren, wijst Pierre Dubois deze bezwaren in twee recensies af en benadrukt de functionaliteit van de stijl van Noordzij, die zijns inziens niet overdreven is, maar juist de eerlijkheid en geloofwaardigheid van de roman ten goede komt. Waar Gomperts de roman alleen als glad cliché beschrijft, prijst Greshoff de overtuigingskracht en buitengewone helderheid van het boek, en besluit zijn recensie met de woorden: als Noordzij zich ‘losmaakt van de gril van de dag, wordt zij een van de allerbelangrijkste schrijvers van ons land. En misschien is zij dat al, in weerwil van haar kinderachtig te koop lopen met de verboden woorden uit de dictionnaire onzer schooljaren.’
Een dergelijk lovend oordeel komt echter maar een keer voor, en ongeveer twee derde van de recensies over Het kan me niet schelen is ronduit afkeurend. De argumenten die daarbij opduiken zijn in twee categorien te verdelen. De ene soort valt onder dezelfde kritiek die ook op het desillusionerend proza van de mannen gegeven werd: saai, naar, pijnlijk, moreel verwerpelijk, getuigt van een monomaan interesse voor bepaalde lichamelijke functies, maakt bezorgd over het effect op jeugdige lezers etc. etc. Dergelijke bezwaren wekken geen verbazing; pas de volgende generatie zou aan het eind van de jaren vijftig enthousiast zijn over deze nihilistisch-onverbloemde literatuur.”
Nel Noordzij (17 oktober 1923 – 7 september 2003)
Cover
Zie voor nog meer schrijvers van de 17e oktober ook mijn blog van 17 oktober 2011 deel 1 en eveneens deel 2.