Rainer Maria Rilke, Paul Verlaine, Harry Mulisch, Chang-Rae, Marja Brouwers

 

Dolce far niente

 

Das ist die Sehnsucht: Wohnen im Gewoge

Das ist die Sehnsucht: Wohnen im Gewoge
und keine Heimat haben in der Zeit.
Und das sind Wünsche: Leise Dialoge
täglicher Stunden mit der Ewigkeit.

Und das ist Leben. Bis aus einem Gestern
die Einsamste von allen Stunden steigt,
die, anders lächelnd als die andern Schwestern,
dem Ewigen entgegenschweigt.

 


Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Herensteeg, Leiden

 

Chanson d’automne

Les sanglots longs
Des violons
De l’automne
Blessent mon coeur
D’une langueur
Monotone.

Tout suffocant
Et blême, quand
Sonne l’heure,
Je me souviens
Des jours anciens
Et je pleure;

Et je m’en vais
Au vent mauvais
Qui m’emporte
Deçà, delà
Pareil à la
Feuille morte.

 


Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896)

Pieterskerkhof, Leiden

 

De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Harry Mulisch op dit blog.

Uit: Keuring

Aan I.

“De dienstplichtige, die zich niet op de voorgeschreven tijd bij de keuringsdienst heeft vervoegd, wordt gestraft met ten hoogste de dood.’
Dat was kursief onder aan het formulier gedrukt. Sander Broodman, die hier ter diskussie staat, had er een uitroepteken bij geplaatst en was gaan biljarten. ‘We zullen eens zien,’ had hij tot een vriend gezegd.
Op de voorgeschreven tijd maakte hij een geraffineerde driebandenstoot van rood.
De volgende ochtend om 7 uur, in het holst van de nacht, bonkte een geweerkolf op de deur van zijn zolderkamertje. Terwijl een droom, waarin een meisje weer geweldig aanwezig was, snel wegtrok, kroop hij met gesloten ogen over zijn bed en draaide de sleutel om. Meteen vulde een gigantische sergeant het vertrek. Hij ontrolde een lang vel papier.
‘Sander Broodman, achttien jaar, zonder beroep, Van der Lubbestraat 47?’ schreeuwde hij.
‘Jawohl,’ grijnsde Sander.
‘Onmiddellijk aankleden en meekomen!’

In een verbazing, steiler van sekonde tot sekonde, bekeek hij de sergeant nu van top tot teen. Was dit een fatsoenlijk ambtenaar van de nederlandse weermacht? Een kantoorloper uit Schoonhoven? Een boerenzoon uit het drentse? Zijn gezicht was met een smerige substantie zwartgemaakt; de modderige, grauw bestoven helm daarboven had op verscheidene plaatsen diepe deuken; aan de rand was het staal ingescheurd. En zijn uniform? Half open, verflard en bebloed. Een linkerbroekspijp was niet aanwezig: bij de lies hingen een paar lange rafels, en op kniehoogte verdween het blote been in smerige, slordig gebonden lappen, waar bloed en etter doorheen geweekt kwam.
Sander sprong van zijn bed en struikelde naar het dakraam. Oorlog? Het land in puin?
Och heden. Zong ooit het vogelgebroed vrediger in de vier wilgen? Geen romp, geen arm hing in de takken; alleen het skelet van een vergane vlieger. Op het fabrieksveld, waaraan men hier grensde, duwden arbeiders hun lorries over de rails, ongewapend en nauwelijks verminkt. De schoorstenen zakten om hun rook vandaan, en in de verte lag het weiland in een bedaarde ochtendnevel, waarop de lichamen der koeien dreven als nieuwe vissen. De zon zou voorshands nog wel niet doorbreken, maar zij was er: achter de wolken boven een vaderland in vrede…”

 

Harry Mulisch (29 juli 1927 – 30 oktober 2010)

 

De Koreaans-Amerikaanse schrijver Chang-Rae Lee werd geboren op 29 juli 1965 in Seoel. Zie ook alle tags voor Chang-Rae Lee op dit blog.

Uit: Aloft

“FROM UP HERE, a half mile above the Earth, everything looks perfect to me.

I am in my nifty little Skyhawk, banking her back into the sun, having nearly completed my usual fair-weather loop. Below is the eastern end of Long Island, and I’m flying just now over that part of the land where the two gnarly forks shoot out into the Atlantic. The town directly ahead, which is nothing special when you’re on foot, looks pretty magnificent now, the late-summer sun casting upon the macadam of the streets a soft, ebonized sheen, its orangey light reflecting back at me, matching my direction and speed in the windows and bumpers of the parked cars and swimming pools of the simple, square houses set snugly in rows. There is a mysterious, runelike cipher to the newer, larger homes wagoning in their cul-de-sac hoops, and then, too, in the flat roofs of the shopping mall buildings, with their shiny metal circuitry of HVAC housings and tubes.

From up here, all the trees seem ideally formed and arranged, as if fretted over by a persnickety florist god, even the ones (no doubt volunteers) clumped along the fencing of the big scrap metal lot, their spindly, leggy uprush not just a pleasing garnish to the variegated piles of old hubcaps and washing machines, but then, for a stock guy like me, mere heartbeats shy of sixty (hard to even say that), the life signs of a positively priapic yearning. Just to the south, on the baseball diamond-our people’s pattern supreme-the local Little League game is entering the late innings, the baby-blue-shirted players positioned straightaway and shallow, in the bleachers their parents only appearing to sit church-quiet and still, the sole perceivable movement a bounding golden-haired dog tracking down a Frisbee in deep, deep centerfield.

Go, boy, go.”

 

Chang-Rae Lee (Seoel, 29 juli 1965)

 


De Nederlandse schrijfster Marja Brouwers werd geboren op 29 juli 1948 in Bergen op Zoom. Zie ook alle tags voor Marka Brouwers op dit blog.

Uit: Casino (Vertaald doorSusan Ridder)

“Until the day he met Philip van Heemskerk, nothing in Rink de Vilder’s life gave any intimation of his personal qualities.

The summary of his life until that moment cannot, therefore, be brief enough. He was born at sunrise on 17 October 1962 in The Hague, a city affected by the dullness and stuffiness, a court city in decline. His parents called him Richard, a name whose two Germanic components mean ‘rich’ and ‘courageous’ respectively. Soon, however, this was shortened to Rink, which meant hardly anything. Rink turned out to be a lively little boy with a tendency to bump and break. He fell off the dressing table three times before he learned to walk. After his first half hour in the inevitable playpen, he had broken two of its bars and sailed through the open balcony doors into the garden with them. In the sandpit at the nursery, he whacked other boys’ heads with toy spades. He progressed from there to breaking windows, demolishing bicycles and firing his catapult at the tram’s pantograph until, during his first year at the Haganum Gymnasium, he managed to decapitate an apocalyptic hybrid of Hercules and Paris with an accurate kick of a ball from the courtyard into the  hall. The statue’s head was smashed and his father had to pay for a new, even weirder face for it.

After that he left the material arrangement of man and the world alone and set about acquiring an education. He wrote papers in nine subjects, not eight, got a rounded-up sixty percent in all but one (fifty percent), worked six months as a courier for Euro Parcels, and travelled through Australia until he ran out of money. Then he registered to study Sociology at the University of Amsterdam.”

 

Marja Brouwers (Bergen op Zoom, 29 juli 1948)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juli ook mijn twee blogs van 29 juli 2011.