Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: De som van misverstanden: Theodor Fontane

“De meest bijzondere eigenschap van Fontane’s romans is stellig dat zij van de hand zijn van een schrijver die de zestig al gepasseerd was. Weliswaar had Fontane, toen zijn eerste roman Vor dem Sturm in 1878 (Fontane was toen achtenvijftig jaar) uitkwam, al ruim tien jaar aan dit boek gewerkt en men zou dus kunnen zeggen dat Fontane al voor zijn vijftigste levensjaar als romanschrijver is begonnen. Maar Vor dem Sturm is niet karakteristiek voor Fontane; het heeft, afgezien van de laatste honderdvijftig bladzijden van de in totaal zevenhonderd bladzijden, niet die eigenaardige, jeugdige frisheid die zo kenmerkend is voor het latere werk, het is een te lange, saaie roman van een oud schrijver, een werk waarmee men een schrijversloopbaan afsluit, niet een debuut. Het lijkt het meest op Der Stechlin, Fontane’s laatste werk. Hubert Ohl heeft aangetoond dat in beide romans een vergelijkbaar soort symboliek te vinden is en hij klopt die symboliek op tot iets heel bijzonders maar in feite zijn het twee niet geheel geslaagde pogingen om via een symbool de geschiedenis en het leven van een individu te vervlechten.
De echte Fontane is de Fontane van de in 1882 verschenen novellen L’Adultera en Schach von Wuthenow. Om het eigenaardige verschijnsel te verklaren van een schrijver die na zijn zestigste begint en op zijn vijfenzeventigste zijn meesterwerk schrijft hebben zowel Thomas Mann als Georg Lukács het woord ‘rijping’ gebruikt, Thomas Mann in de zin van persoonlijke rijping, Georg Lukács in de zin van maatschappelijke rijping. Mij kunnen deze twee varianten van de rijpingstheorie niet bekoren; als iemand met het schrijven van romans begint na zijn vijfendertigste zou men kunnen spreken van rijping, van een late bloei juist zoals men in de muziek in het geval van Bruckner van een late bloei spreekt. Maar als iemand begint na zijn zestigste moeten er andere oorzaken zijn. “

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit: De vriendschap

“Iedereen die voor abnormaal wil doorgaan en er hard aan werkt om excentriek en uitzonderlijk te zijn, heeft een grotere voorspelbaarheid dan wie normaal, gewoon, alledaags en onopvallend heet te zijn. Zodra bijzonderheid gewild is, is het meest bijzondere er vanaf. Echt uitzonderlijke mensen weten zelden van zichzelf dat ze uitzonderlijk zijn en als ze er door de jaren heen achter beginnen te komen dat iets hen van anderen onderscheidt, kost het ze meestal hun verdere leven om zich er bij neer te leggen.”
(…)

“Ik denk dat wij onszelf verminken, omdat we ons onbruikbaar willen maken voor een verlangen, voor een ideaal, voor een verhaal. We ontzeggen ons het recht, en ontnemen ons bij voorbaat de kans, op een beloofd geluk, waarvan wij denken dat het niet voor ons is weggelegd. Door ons ongeschikt te maken, helpen wij het lot een handje en nemen het zelf op ons. We maken ons liever eigenhandig onaantrekkelijk, dan dat we dat oordeel over onze aantrekkingskracht, waarde en betekenis aan anderen overlaten. We worden liever dik, dronken, ontrouw en ongelukkig, dan dat we het angstaanjagend grotere aanpakken, een ideaal waarmaken dat we koesteren en daarvoor erkenning zoeken bij anderen.”

 
Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Zie ook alle tags voor Arturo Pérez-Reverte op dit blog.

Uit: The Club Dumas (Vertaald door Sonia Soto)

“My name is Boris Balkan and I once translated The Charterhouse of Parma. Apart from that, I’ve edited a few books on the nineteenth-century popular novel, my reviews and articles appear in supplements and journals throughout Europe, and I organize summer-school courses on contemporary writers. Nothing spectacular, I’m afraid. Particularly these days, when suicide disguises itself as homicide, novels are written by Roger Ackroyd’s doctor, and far too many people insist on publishing two hundred pages on the fascinating emotions they experience when they look in the mirror.
But let’s stick to the story.
I first met Lucas Corso when he came to see me; he was carrying “The Anjou Wine” under his arm. Corso was a mercenary of the book world, hunting down books for other people. That meant talking fast and getting his hands dirty. He needed good reflexes, patience, and a lot of luck-and a prodigious memory to recall the exact dusty corner of an old man’s shop where a book now worth a fortune lay forgotten. His clientele was small and select: a couple of dozen book dealers in Milan, Paris, London, Barcelona, and Lausanne, the kind that sell through catalogues, make only safe investments, and never handle more than fifty or so titles at any one time. High-class dealers in early printed books, for whom thousands of dollars depend on whether something is parchment or vellum or three centimeters wider in the margin. Jackals on the scent of the Gutenberg Bible, antique-fair sharks, auction-room leeches, they would sell their grandmothers for a firstedition. But they receive their clients in rooms with leather sofas, views of the Duomo or Lake Constance, and they never get their hands-or their consciences-dirty. That’s what men like Corso are for.
He took his canvas bag off his shoulder and put it on the floor by his scuffed oxfords. He stared at the framed portrait of Rafael Sabatini that stands on my desk next to the fountain pen I use for correcting articles and proofs.”

 
Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)

 

De Australische (Aboriginal) schrijfster Alexis Wright werd geboren op 25 November 1950 in de Gulf of Carpentaria. Zie ook alle tags voor Alexis Wright op dit blog.

Uit : Carpentaria

“Normal Phantom was an old tribal man, who lived all of his life in the dense Pricklebush scrub on the edge of town. He lived amidst thickets of closely growing slender plants with barely anything for leaves, which never gave an ant an inch of shelter under a thousand thorny branches. This foreign infestation on the edge of Desperance grew out of an era long before anyone in the Phantom family could remember. They had lived in a human dumping ground next to the town tip since the day Normal Phantom was born. All choked up, living piled up together in trash humpies made of tin, cloth, and plastic too, salvaged from the rubbish dump. The descendants of the pioneer families, who claimed ownership of the town, said the Aboriginal was really not part of the town at all. Sure, they worked the dunny cart in the old days, carted the rubbish, and swept the street. Furthermore, they said, the Aboriginal was dumped here by the pastoralists, because they refused to pay the blackfella equal wages, even when it came in. Right on the edge of somebody else’s town, didn’t they? Dumped the lot of them without any sign of lock, stock, or barrel.
No, the Pricklebush was from the time before the motor car, when goods and chattels came up by camel train until Abdul and Abdullah, the old Afghan brothers, disappeared along the track called the “lifeline,” connecting north to south. After much time had passed the jokes came about Afghans being shifty dogs, dodgy dogs, murdering dogs, and unreliable. When the cupboards turned bare, the town talk finally turned to the realisation that very likely the camel men were never coming back — then everyone in town assumed they had died.”

 
Alexis Wright (Gulf of Carpentaria, 25 November 1950)

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu. Zie ook alle tags voor Ba Jin op dit blog.

Uit: When the Snow Melted (Vertaald door Tang Sheng)

“Separation was of course one way to solve the problem. But things must be pretty serious if such a drastic solution was contemplated. I was worried. To tell the truth I would hate to see this young couple separate, though I didn’t like to see them quarrel all the time either.
“Separate?” I knitted my brows and then smiled to ease the tension. “Come, don’t get excited. Squabbles between husband and wife are really nothing unusual. If only both sides will compromise a little it’s quite easy to settle them amicably. To my mind, you two ought to make an ideal couple.” “I used to think so too,” she said wistfully. Then she sighed softly and a slight pause ensued before she continued, “But it hasn’t worked out that way. Just why, I don”t know. At any rate there is a barrier between us.”
“Barrier? What barrier?” I asked, as if the idea were quite incongruous.
“I don’t know either,” she replied in despair. “It’s something invisible and intangible, yet I feel it’s there . . .” She stopped and bit her lips. A look of grief, seemingly faint but in fact profound, clouded her pretty girlish face. And there was anguish in the depth of her eyes. When I saw the expression in them my own heart sank.
“Zisheng, you must find a way out for me!” she begged. “I haven’t the courage to go on living with him.”
I found myself in a most awkward position. I sympathized with her and was eager to help her – but her husband, Bohe, was my friend. Besides, I could see no good reason why they should split up. I was not ingenious enough to suggest a solution.
“But tell me, do you still love him?” was all I could think of asking after some thought. I only hoped that they would be reconciled.
“Yes, I do,” she answered positively after only a little pause. Her face glowed and I knew she was telling the truth. I was delighted, thinking that now the problem would not be difficult to solve.“


Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005)
Standbeeld in Shangaï.

 

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Zie ook alle tags voor Augusta de Wit op dit blog.

Uit:Orpheus in de dessa

 “De dag was gloeiend geweest; nu met zonsondergang begon het af te koelen.
Een nauw bemerkbare windtocht ging in donkerten en bleekheden door het geboomte en deed den daglang opgezamelden bloesemgeur uit neigende kelken uitvloeien op de lucht; gedragen daalden de doorschijnendwitte bloemblaadjes der njamploengs neder in het stof en het vaal-oranje geschroeide gras van den berm.
In de modderige rivier was het dessa-volk aan het baden: als pasgegoten brons glansden de bruine gestalten in den schuinschen rooden zonnegloed. Een naakte jongen, dien twee andere nazetten, kwam den weg afgerend en vloog met een sprong van de oeverhoogte af in het water, dat schitterend rond hem opspatte; een eind verder dook hij weer op en keek om, lachend, met oogen die tintelden onder het in het gezicht druipende haar. – Aan den kant stond een jonge vrouw, slank in haar rooden sarong, die, donker-gedrenkt, haar in waterige plooien van boezem tot knie omvloeide. Het hoofd een weinig neigend, hief zij beide armen op om haar zwarte haarwrong wat hooger te schikken. Haar schouders en haar gebogen nek glansden goudachtig boven het purperen gewaad.”

 
Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939)
Standbeeld van Orpheus naar de roman van Augusta de Wit in het Zuiderpark in Den Haag,
gemaakt door de beeldhouwster Lidi van Mourik Broekman

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn blog van 25 november 2012 deel 2.