Dolce far niente
Daken in de sneeuw door Gustave Caillebotte, 1875
Der Januar
Das Jahr ist klein und liegt noch in der Wiege.
Der Weihnachtsmann ging heim in seinen Wald.
Doch riecht es noch nach Krapfen auf der Stiege.
Das Jahr ist klein und liegt noch in der Wiege.
Man steht am Fenster und wird langsam alt.
Die Amseln frieren.
Und die Krähen darben.
Und auch der Mensch hat seine liebe Not.
Die leeren Felder sehnen sich nach Garben.
Die Welt ist schwarz und weiß und ohne Farben.
Und wär so gerne gelb und blau und rot.
Umringt von Kindern wie der Rattenfänger,
tanzt auf dem Eise stolz der Januar.
Der Bussard zieht die Kreise eng und enger.
Es heißt, die Tage würden wieder länger.
Man merkt es nicht. Und es ist trotzdem wahr.
Die Wolken bringen Schnee aus fremden Ländern.
Und niemand hält sie auf und fordert Zoll.
Silvester hörte man’s auf allen Sendern,
dass sich auch unterm Himmel manches ändern
und, außer uns, viel besser werden soll.
Das Jahr ist klein und liegt noch in der Wiege.
Und ist doch hunderttausend Jahre alt.
Es träumt von Frieden. Oder träumt’s vom Kriege?
Das Jahr ist klein und liegt noch in der Wiege.
Und stirbt in einem Jahr. Und das ist bald.
Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)
Buste door de beeldhouwer Frayber, 1958
De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Bernard Dewulf werd op 30 januari 1960 in Brussel geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Dewulf op dit blog.
Uit: Kleine dagen
“In de curve van zijn hals ligt Winnie de Poeh. Terug van weg geweest. Ineens weer lievelingsbeest. Links ligt Grote Beer, onder de arm die onderweg was. Grote Beer is hij het trouwst. Alle passies, elk gescharrel hebben zij doorstaan.
Grote Beer heeft een groot hart. Dat van opa, dat niet meer bestaat en toch trouwhartig naast hem ligt.
Rechts rust Kangoeroe. Tegen zijn rug. Wat hij in Kangoeroe ziet weet ik niet. Grote Beer is voor het leven, Kangoeroe voor het nachtleven. Zoiets. Het precieze verschil is een geheim waar ik niet naar vraag.
Zo ingebed, als een juweel in watten, ligt hij dus te slapen. Hij heeft zich in zijn afwezigheid verzekerd van liefde. Elke avond worden ze ritueel geschikt. Meestal in dezelfde verhoudingen. Soms kan Grote Beer zijn rug op. Dan hebben ze ruzie misschien.
(…)
Het gebeurt meestal tussendoor. Dat men denkt: wat word ik met de jaren hém, die er al jaren niet meer is, en wat wordt hij met zijn weinige jaren al mij, die vertrouwde vreemde groeiende aanwezigheid in huis, de steppende benen die ik herken naast mij op straat. Hij lacht in mij door naar een oerlach, hij twijfelt mijn twijfel, hij vertoont tekenen die ik niet kan ontwijken, waar ik niet naast kan kijken.”
Bernard Dewulf (Brussel, 30 januari 1960
De Nederlandse schrijver Tijs Goldschmidt werd geboren op 30 januari 1953 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Tijs Goldschmidt op dit blog.
Uit: Vis in bad
“Het had maar weinig gescheeld of Charles Darwin was in 1831 niet vertrokken met de hms Beagle om kapitein Fitzroy als gentleman-naturalist te vergezellen op een wereldreis die vijf jaar zou duren. En als Darwin niet was meegegaan, maar, zoals even de bedoeling was, in Midden-Engeland een plattelandsgeestelijke zou zijn geworden, dan was On the Origin of Species (1859), het belangrijkste biologische boek sinds de werken van Aristoteles, waarschijnlijk nooit geschreven. Net zomin als die reeks andere, al haast even oorspronkelijke werken die hij na 1859 nog schreef. Die lopen in onderwerp sterk uiteen, van de
evolutionaire oorsprong van de mens tot het universeel voorkomen van menselijke emoties en gelaatsexpressies, van de bewegingsmogelijkheden van slingerplanten tot de doorluchtende werkzaamheid der aardwormen. Een onderwerp als dat laatste lijkt misschien een geringe urgentie te bezitten, maar dat is een grote misvatting. Alles waarover Darwin schrijft, krijgt er door zijn oorspronkelijke visie een dimensie bij en neemt iets van zijn brille mee. Een worm is niet meer dezelfde zodra je die eenmaal met een darwinistische blik hebt leren bekijken. Je kunt geen bospad meer oversteken, geen weiland meer doorkruisen zonder eraan te denken dat ondergronds miljoenen wormen keihard werken aan een schitterend nieuw landschap.
In Down House bij Londen, waar Darwin met zijn gezin de laatste decennia van zijn leven doorbracht, liet hij eens enkele van zijn ve le kinderen musiceren voor een publiek van aardwormen. Dat is een van de frivolere experimenten van deze doorgaans oerdegelijke en wat tobberige vorser. Weinig negentiende-eeuwers zullen zo hoopvol hebben gewacht op een teken van muzikaal contact tussen mens en worm. Het was tevergeefs, maar dat is niet zo belangrijk. Want waar het om gaat is dat Darwin er nooit voetstoots van uitging dat zoiets onmogelijk zou zijn. De mens had tenslotte niet alleen met andere primaten, duiven en paarden een gemeenschappelijke voorouder, maar in een diep geologisch verleden zelfs met de aardworm. Dat idee was onvoorstelbaar en vooral beschamend voor de meeste van zijn christelijke tijdgenoten, maar Darwin zelf was al in 1838 volledig overtuigd geraakt van de juistheid van deze radicale visie. Hij meende dat het leven op aarde slechts eenmaal was ontstaan en dat dientengevolge alle soorten, uitgestorven in een ver verleden, zoals verreweg de meeste, of nog levend, afstamden van dat eerste zich replicerende oerwezen. Een gevaarlijk radicaal idee dat, bekent hij in zijn autobiografie, die voor familiegebruik was geschreven, eigenlijk niets te zoeken had in zijn trage, goedmoedige hoofd.”
Tijs Goldschmidt (Amsterdam, 30 januari 1953)
Zie voor nog meer schrijvers van de 30e januari ook mijn blog van 30 januari 2014 en ook mijn blog van 30 januari 2012 deel 2.