De Nederlandse dichter en schrijver Coen Peppelenbos werd geboren in Raalte op 4 oktober 1964. Zie ook alle tags voor Coen Peppelenbos op dit blog.
Dubbelfocus
De straatstenen die jouw voeten
droegen wilde ik kussen,
maar we reden altijd door
en ‘later’ en ‘ooit’ haalden ons in.
Later reed ik met de dichter,
op zoek naar zijn jeugd,
over de paden van je step,
een routeplan waarbij ik
de lijnen trok.
De dichter keek uit over het Wad
en zag in de mist zijn leven als roman;
de Razende Bol, de feeëntrein.
Ik stond ernaast en zag je lopen,
in korte broek naar het strand:
‘voorkantje, achterkantje,
net een wentelteefje,’
alleen de handdoek je vriend,
slechts in de Noordzee vertrouwen.
De dichter vond bij de kerk,
het wijwater onder zijn zolen terug,
en ik zag je, vermoeide koorknaap,
na een doorwaakte nacht
bij de pastoor en zijn zwarte vriend;
jij ontving het zaad, je vader de zegen.
De dichter wees op de bunkers
verstopt in het gras
wachtend op een vijand van zee
die niet kwam. Ik herkende je wel.
En natuurlijk krijsende meeuwen.
God wat een krijsende meeuwen.
Laat ze hun bek houden.
Coen Peppelenbos (Raalte, 4 oktober 1964)
De Surinaamse schrijfster Cynthia Henri McLeod werd geboren op 4 oktober 1936 in Paramaribo als Cynthia Ferrier. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Cynthia McLeod op dit blog.
Uit:Hoe duur was de suiker?
“Zachte voetstappen op de gang en een bescheiden klopje op de deur. ‘Ja kom maar Maisa, ik ben al lang op’. Binnen kwam Maisa met een blad met 2 kopjes cacao in de ene hand en een emmer water in de andere. ‘Ai Maisa, is het vandaag geen prachtige dag?’ ‘Ja misi’, antwoordde Maisa glimlachend terwijl ze het blaadje op een tafel neerzette en de lampetkannen op de 2 wastafels met water vulde. Vervolgens liep ze naar de kast en haalde er een lichtgroene mousseline japon uit en vroeg ‘Misi o weri disi?’.2 Enkele ogenblikken later had Elza zich opgefrist en ze zat op het bed terwijl Maisa geknield voor haar zat en haar één voor één de kousen aantrok, nadat ze haar meesteres eerst de pantalette had aangedaan. Dun wit katoen tot aan de enkels, met kant aan de onderkant bij de pijpen, daarna een wit batisten hemd en twee onderrokken. Weer een bescheiden klopje op de deur. Op het ‘Ja’-geroep van Elza kwam een mooi bruin meisje binnen; dat was Mini-Mini, het 15-jarig slavinnetje dat Sarith moest aankleden.
Elza keek naar het bed waar nog steeds geen beweging onder ’t witte laken te zien was en zei: ‘Sarith, sta nu op, je weet dat vader wil dat we op tijd klaar zijn’. ‘Ach wat, dat gezeur ook’, klonk het en met een ruk werd het laken op de vloer gegooid en Sarith liep met een boos gezicht in de richting van het kamertje waar de nachtpotten stonden. Elza en Maisa wisselden even een veelbetekende blik en de schuchtere Mini-mini bleef bij de muur staan terwijl ze het hoofd liet hangen en nederig met de voeten over de vloer schuifelde. Elza zuchtte, Sarith was weer eens uit haar humeur zoals ze de laatste tijd zo vaak was. Wat was er toch met Sarith? Vroeger vertelde die haar alles maar de laatste tijd niet meer. Nou ja, ze zou zich er maar niet druk over maken. Maisa beduidde Elza dat ze op een stoel moest gaan zitten en ontstak de kaars op de tafel. Vervolgens hield ze daarin een klein krulijzer en begon voorzichtig krullen in het haar van haar jonge meesteres te maken.”
Cynthia McLeod (Paramaribo, 4 oktober 1936)
De Nederlandse schrijver Oek de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Oek de Jong op dit blog.
Uit: Flatternde Sommerkleider (Vertaald door Thomas Hauth)
„Tagelang hatte seine Mutter ihr Möglichstes getan, um sein inneres Gleichgewicht nicht zu erschüttern. Immer wieder hatte sie in kritischen Augenblicken seinen Vater, seinen jüngeren Bruder und seine jüngere Schwester mit einem verschwörerischen Blick, einem Zusammenziehen der Augenbrauen oder mit listiger Beinarbeit unter dem Tisch daran erinnert, daß man ihn zu schonen habe. Dann und wann hatte sie ihn subtil an den Termin erinnert, um ihn an dem fraglichen Tag nicht damit zu überfallen. Jeden Abend hatte sie sich zu ihm aufs Bett gesetzt und ihm so viele Schmetterlingsküßchen gegeben, wie er nur wollte. All seine Fragen hatte sie beantwortet, seine Befürchtungen ausgeräumt, soweit es ihr möglich war, und seinen Beschreibungen von Dingen gelauscht, die er wahrgenommen hatte oder meinte, wahrgenommen zu haben, bis er murmelnd einschlief.
Die Tür der Waschküche wurde unhörbar aufgedrückt, aber er, der gut und gern achtjährige Held, hörte es, als hätte er die ganze Nacht darauf gewartet. Augenblicklich wurde ihm klar, was die Schritte auf dem Kiesweg zu bedeuten hatten. Er tastete nach seiner Brille auf dem Stuhl neben dem Bett und stand auf. Die Sonne war gerade wässerig gelb über dem Schlachthaus und dem kleinen Bahnhofsgebäude mit den zugenagelten Fenstern sichtbar geworden. Über den Weiden auf der anderen Seite der Bahngleise schwebten noch dünne Nebelfetzen. Er schob das Fenster nach oben. Die Luft war kühl und roch nach dem Wasser in den Gräben.
Er sah seinen Vater in der hellbraunen Offiziersuniform, einen Koffer in jeder Hand. Neben ihm ging seine Mutter und rieb sich mit den Händen die bloßen Oberarme, da es sie in ihrem Sommerkleid fröstelte.
Er wunderte sich über die Leere, mit der der Tag begann, über die Klarheit der Geräusche: die Schritte der beiden auf den Pflastersteinen, das Säuseln des Windes in den Bäumen in der Bahnhofstraße, das Hüsteln und die gedämpfte Unterhaltung der Männer, die an der Straßenecke standen. Es erschien ihm unwirklich.“
Oek de Jong (Breda, 4 oktober 1952)
De Franse dichter en schrijver Matthieu Gosztola werd geboren op 4 oktober 1981 in Le Mans (Sarthe). Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en alle tags voor Matthieu Gosztola op dit blog.
Uit: Etnachta
Tu ne me connais pas. Tu ne sais
pas qui je suis. Ma peau ne laisse
rien deviner de ce que je suis, de qui
je suis. Tu me répètes que tu me
connais, puisque tu m’aimes. Je ne
te dis pas que je t’ai menti sur mon
pays d’origine. Je te dis que ma peau
ne laisse rien deviner de mon intérieur.
Je te dis que ce qui se cache à l’intérieur
de moi est pour toi comme un ruisseau
insoupçonnable qui emporte avec lui
de l’ombre, le fourmillement de lumières et
de la terre sienne. Et qui contourne les troncs
des arbres qui se trouvent sur son passage
en épousant délicatement
quelques-unes
de leurs écorces. Tu me prends la main et me
regarde longtemps et tes yeux sont comme des
pâtes de fruits, tu me regardes comme ça,
exactement comme ça pour que je
sache que c’est ta façon à toi de me prendre
dans les bras, car on ne peut pas se laisser
aller à se mettre l’un contre l’autre, dans une
étreinte, même amicale, pas ici.
Matthieu Gosztola (Le Mans, 4 oktober 1981)
De Oostenrijkse schrijver Gabriel Loidolt werd geboren op 4 oktober 1953 in Eibiswald. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Gabriel Loidolt op dit blog.
Uit: Yakuza
„Um heute ohne geistigen Schaden zu überleben, muss man die Augen schließen und sich der Kunst widmen. In der Kunst sieht man mit geschlossenen Augen besser als mit geöffneten.
In meiner Gasse war es still. Verkehrsberuhigte Zone, Parken nur für Anrainer. Zudem Sonntag.
Ein lauer Wind strich durch mein graues Haar, das einmal blond geleuchtet hatte. Auf dem Gehsteig lagen die ersten Blätter. Fast über Nacht war die schweißtreibende Kraft der Sonne geschwunden, hatte sich das Laub des Kastanienbaums zwischen dem Gebäude mit der Druckerei und dem, wo ich Studio und Wohnung hatte, verfärbt. Kinder mit umgeschnalltem bunten Rucksack waren zu Mittag, als ich das TOKYO aufsuchte, umhergetollt und hatten sich eine kleine Schlacht mit den stacheligen Früchten geliefert, bis sie mich erblickten und davonlaufend riefen: – Uhhh! Da kommt ein böser Mann!
Als die schwere Haustür hinter mir einschnappte, umfing mich eine Kühle, die im Lauf der nächsten Wochen bestimmt in Kälte umschlagen würde: zerkratzte Messingbriefkästen, eine Steintreppe mit schmiedeeisernem Geländer, im Hinterhof die Mülltonnen, der Geruch von Muff aus Wohnungen, deren Parkettboden bei jeden Schritt knarrte.
Hier gab es nur Mieter, die in so großen Wohnungen lebten, dass sie diese nicht mehr allein putzen konnten. Ein altes Gesetz schützte sie vor drastischen Preiserhöhungen. Kaiserzins. Meine Wohngegend gehörte sonst zu den teuersten der Stad.”
Gabriel Loidolt (Eibiswald, 4 oktober 1953)
De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Jacobus Gerardus (Koos) Schuur werd geboren in Veendam op 4 oktober1915. Zie ook alle tags voor Koos Schuur op dit blog.
Novemberland (Fragment)
Maar dikwijls komen grijze nevels hangen
over het land, sluiten den hemel af
en houden in hun sluiers mij gevangen.
Over de wegen gaan in tragen draf
de groote paarden en het kort geblaf
van heesche honden komt vanuit de dichte
en vochte misten dwalend op mij af.
Wie op dit land hun daaglijksch werk verrichten
donkere schaduwbeelden op den lichten
achtergrond van den mist – zijn norsch en sterk
en dragen in hun handen en gezichten
merkteekens van het weer en van hun werk.
Novembernevels; en de zuivre dagen
dragen van kil water de weeë smaak;
het bleeke zonlicht legt zich neer bij vlagen
over het akkerland, dat zwart en braak
den winter afwacht en de nieuwe taak.
Laat nu de wilde najaarsstormen woeden
met wíndlawaai en met het kort gekraak
van doode takken, laat over de moede
aarde de regen slaan met scherpe roeden:
in menig schouw stookt men het eerste vuur.
De zomeroogst, die mensch en dier zal voeden.
ligt droog en hooggestapeld in de schuur.
Dit land is van den wind en van den regen
en van de wolken en den horizon;
de strakke en lijnrechte vaarten kregen
een diepen zin: die dit land overwon
met strakke wilskracht – die den dag begon
met graven bij zonsopgang en de spade
niet rusten liet eer de bloedroode zon
hem duidde, dat het avond werd en na de
moeizame dagtaak in het huis zijn gade
reeds op hem wachtte bij de simple disch
de oeverlijnen der vaarten verraden
zijn aard, die wijd en rechtgesneden is.
Koos Schuur (4 oktober 1915 – 1 december 1995)
Zie voor nog meer schrijvers van de 4e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.