De Tsjechoslovaaks-Duitse schrijver, dichter, journalist, componist en diplomaat Louis Fürnberg werd geboren op 24 mei 1909 in Jihlava, Moravië, Oostenrijk-Hongarije. Als zoon uit een joodse textielfabrikantenfamilie bracht hij zijn jeugd door in Karlsbad, waar zijn vader na een tweede huwelijk naar toe was verhuisd. Zijn moeder was kort na zijn geboorte overleden. In 1913 werd zijn broer Walter Fürnberg geboren. In Karlsbad bezocht Fürnberg vanaf 1919 het gymnasium. Met de op zijn vaders verzoek gevolgde opleiding tot pottenbakker in “Knolls Porzellanfabrik ” in Karlsbad moest hij in 1926 als gevolg van tuberculose stoppen. Op 17-jarige leeftijd sloot hij zich aan bij de socialistische jeugd. In 1927 ging hij naar Praag om de Duitse Handelsacademie te bezoeken. Hij begon daar zijn eerste gedichten te publiceren in de Duitstalige burgerlijke pers. In 1928 werd hij lid van de Duitse sectie van de communistische partij van Tsjechoslowakije. In 1932 richtte hij de Agitprop-groep “Echo von links” op, waarvoor hij tussen 1932 en 1936hoofdzakelijk teksten schreef. In 1936 ontmoette hij Lotte Wertheimer met wie hij in 1937 trouwde. Tot 1939 werkte hij voor de communistische pers in Praag, Nadat de Duitsers in maart 1939 Praag waren binnengevallen, probeerden de Fürnbergs naar Polen te vluchten, maar ze werden verraden en gevangen genomen. Terwijl de vrouw van Fürnberg na twee maanden werd vrijgelaten en naar Londen vluchtte, zat hij in verschillende gevangenissen en werd hij gemarteld. Pas later kon men hem door het omkopen van de Gestapo vrij krijgen. Via Italië vluchtte hij met zijn vrouw verder naar Joegoslavië, waar hun zoon in 1940 in Belgrado werd geboren, tot ze eindelijk in 1941 Palestina bereikten. Zijn in Duitsland gebeleven familie werd vermoord. In 1946 keerde Fürnberg terug van Jeruzalem naar Praag. In de volgende twee jaar werkte hij als journalist en correspondent voor diverse kranten in Praag, later in het ministerie van Informatie en 1949-1952 als cultureel attaché van de Tsjechoslowaakse ambassade in Berlijn en keerde daarna terug naar Tsjecho-Slowakije. Wegens de antisemitische tendensen en het politieke klimaat van de late Stalinistische Sovjet-Unie werd hij gedwongen om zijn naam te veranderen in Lubomír Fyrnberg. In 1954 verhuisde Fürnberg naar Weimar. Hij werd plaatsvervangend directeur van de “Nationalen Forschungs- und Gedenkstätten der klassischen deutschen Literatur” en was mede-uitgever van de Weimarer Beiträge. In 1955 werd hij lid van de Duitse kunstacademie. In hetzelfde jaar heeft hij echter een hartaanval gehad, waarvan hij niet meer herstelde. In het administratieve gebouw van de KZ-Gedenkstätte Buchenwald werd zijn werkkamer op in zijn originele staat herbouwd; Van Fürnberg stamt het “Lied der Partei” dat vele jaren als officieel volkslied van de SED heeft gediend.
An die ferne Geliebte
Wenn du nicht bei mir bist,
hängen die Blumen die Köpfe,
welk steht das Gras,
als hätte es nie ein Regen geküßt.
Und kein Gott erbarmt sich meiner,
dem ärmsten Geschöpfe
unter dem bleiernen Himmel,
wenn du nicht bei mir bist.
Wenn dich unsagbar Geliebte
mein Wort nur herbeirufen könnte!
Flög meine Seele zu dir
auf zartestem Flaum!
Schau – selbst wenn uns das Schicksal
die Ewigkeit gönnte,
wär sie kurz, Geliebte,
für unseren ewigen Traum!
Wenn du nicht bei mir bist,
schleichen die Stunden wie Greise,
unter der falben Last
ihres herbstlichen Alters gebückt.
Auf und ab im Zimmer wandl ́ ich
in endloser Reise,
während das Uhrwerk am Sims
erbarmungslos tickt.
Manchmal jagt Leidenschaft himmelwärts
Bündel Raketen
und sie stieben zur Erde,
wie glühende Sternschnuppe fällt.
Bin doch der Zeit verbunden
mit tausend Fäden und Drähten,
Mensch dieser Zeit,
zu harten Taten und Opfern bestellt.
Wenn du nicht bei mir bist,
sind meine Träume vergebens –
trügrischer Schemen,
der im Dunkel zerfließt.
Dank ich dir, Geliebte,
das holde Geschenk meines Lebens –
lebe ich leblos,
wenn du nicht bei mir bist.
Louis Fürnberg (24 mei 1909 – 23 juni 1957)