Toon Tellegen, Willem Kloos, Hélène Gelèns

 

Dolce far niente

 


Schlafender Mann door Adolph Menzel, 1855

 

Slaap

Er is slaap in overvloed,
tot in de benauwdste ogenblikken toe,
maar niet genoeg voor iedereen

een enkeling blijft wakker,
ziet de hemel rood worden,
elke ochtend opnieuw

hij wacht tot er honger komt
en er komt honger, dor en stoffig
en van heel ver weg,
maar niet genoeg voor iedereen

hij is de eerste nu,
hij begint haastig te lijden,
grijpt zijn pen en beschrijft zijn honger met genadeloze
onbeholpenheid

de zon komt op
en tussen potvissen roggebrood hemelsblauw
slapen de laatsten,
spreken hun laatste dromen aan.

 


Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941)
De Zusterhof in Brielle

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

Ga niet voorbij, maar blijf bij mij

Ga niet voorbij, maar blijf bij mij, en voel,
Wat Ik voel in het diepst van dit mijn wezen
Dat niets dan Gij mij nog iets liefs kan wezen
En alles òm u – zonder u – zoo koel,

Zo leeg, zo vreemd dat ik mij-zelf niet voel,
Wen ver van u – en ‘k wens om weg te wezen,
Weg van mij-zelf, in ’t land des doods, doods vrezen
Vergetend om de vrees voor ’t donker koel

En doods gewoel des levens, dat in kringen
Rond-draait geduriglijk, en Ik draai mee,
Ach, ik, een klein arm ding in duizend dingen,
Met u geslingerd in één-zelfde dringen,
Wijl onze klare stemmen kalm als twee
Koralen uit het duister hoog-op zingen.

 

Geglimlach

De mensen doen, maar weten niet waaróm
Zij doen, en zitte’ in hun eentjes te wegen,
Hoe zij het meeste van het leven kregen,
’t Leven dat langs hen gaat en ziet niet om, —

Hopen en haken of er niet wat kom,
Voelen hun hartjes van blijdschap bewegen,
Stil in hun lekkere bedjes gelegen.. .
Maar áls ’t wat geeft, dan houden zij zich dom:

Dan kijken ze uit een paar onschuldige oogjes,
Willen niet, maar willen wel, en zijn bleutjes…
’t Leven zegt: „zo! ..” en neemt het weer weerom.

0, geef elkaar zo even maar wat droogjes
Oogjes en schuintjes en vriendlijke peutjes,
0, mensjes lief, wat zijn wij allen dom!

 

Mijn stemming is als van een stilstaand water

Mijn stemming is als van een stilstaand water
Vlak uitgemeten in een wijde kom.
Wat anders daalde en rees in luid geklater,
Is thans als een mooi avondweder stom.

O, ik gevoel zo innig, dat ik kom
Door droef geschrei en helderblij geschater
Op tot mijns levens hoogtepunt en ‘k som
Mijn smart van altijd op, mijn heil van later.

Ik ben een mens, die veel heeft liefgehad,
Die veel bemind was en die altijd wist,
Dat minnen zalig maakt en liefde deugd is.

Maar nu ik sta op ’t kruispunt van mijn pad,
Weet ik zo klaar, dat ‘k zeer mij heb vergist
En dat der Muze wil mijn eenge vreugd is.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)
Portret door Willem Witsen, 1893

 

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Mij nieuw

eind juli. in de boemel terug van de prinsentuin
naar amsterdam almaar dichter de mist almaar kouder

mijn mannen de deur uit en nieuwe laat ik aangeroerd staan
kans na kans voorbij zonder spijt maar nu trekt de kou bij mij in

de ik die ik ben denkt de ik die ik was ver van zich af
zonder spijt maar nu ik zo traag reis mis ik het minzieke

dan lees ik bij dichter W geen hoop geen zin geen bedvriendin
hoe weet ik niet maar zijn veertig en geen bed werkt over wrikt
mij open: de mist is maar mist de kou staat weer buiten
de helende kracht van poëzie? dit is mij nieuw

zomer en mannen laat ik staan – geen moed geen moed
en ook al geen moed – het voelt goed voor vandaag
maar veel langer? ach veertig ik weet hoe dat gaat
morgen of volgende maand vonk! ik weer

 

Halt

I
halt houden? hoe vaak al niet?
gister nog letterlijk halt: teruggepiept
naar een grutto op een niet brommen bord
vandaag nog in kwart tempo: geslingerfietst
door de tunnel die tinkelt reutelt plonkt
zo vaak halt! op een rechte weg naar huis een zijweg inslaan
want daar heuvelt het kronkelt het zindert het zomers
de dag beginnen met vrijen blijven vrijen eindeloos
vrijen terwijl je weet je moet weg aan het werk iemand wacht
zo vaak al
je legt je adem in wat zwiepzwaait wat vonkt wat klinkt
er is altijd een plek voor je hand om te rusten
maar je steigert als iemand klaagt
houd nou toch eindelijk eens halt

 

 
Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *