De jaarlijkse VSB Poëzieprijs is afgelopen vrijdagavond in De Rode Hoed in Amsterdam uitgereikt aan Mark Boog (1970) voor zijn bundel De encyclopedie van de grote woorden (2005). De prijs bedraagt 25 duizend euro.
Mark Boog studeerde korte tijd Kunstmatige Intelligentie in zijn geboorteplaats Utrecht en werkte daarna even bij de PTT. In 1995 debuteerde hij als dichter in het tijdschrift De Appel. Daarna was hij actief in een schrijverscollectief dat onder meer het tijdschrift Mondzeer en de Reuzenkreeft uitgaf. In 2000 verscheen Boogs eerste dichtbundel “Alsof er iets gebeurt” (2000), waarvoor hij de C. Buddingh’-Prijs won. Later verschenen de bundels “Zo helder zagen we het zelden” (2002), “Luid overigens de noodklok (2003)“, “Seizoenen” (2005) en “Landman” (2006). Daarnaast publiceerde hij de romans “De Vuistslag” (2001), “De warmte van het zelfbedrog” (2002) en “De helft van liefde” (2005).
Zinloosheid
De zinloosheid staat als een kerk
om me heen. Natuurlijk niemand
op de kansel, of misschien een
wereld, generatie, wat dan ook.
Het zegt me niets. Toch vind ik
zin in het bekijken van de lege
nissen waar de beelden stonden.
Werkeloze kaarsen wachtend.
IJl de kerk, gewichtloos het dak,
en hoog, hemelhoog het licht,
bijna doorzichtig. Luchtspiegeling,
toevallig vormgegeven niets dat
in andere tijdsgangen slapend
was gebleven. Huis van mensen.
© Mark Boog, 2000 Alsof er iets gebeurt
LIEFDE
De lucht ligt als een blok op het land,
onzichtbaar en massief.
Je gaat gekleed in de kleur van je haar,
in je ogen, je passen en je woorden.
Je bent hier en elders. Ik draag je me na
en huiver. Je bent te groot misschien,
of te dichtbij. Je onbereikbaarheid
is onvergeeflijk. Kon ik een vogel zijn –
maar de nauwkeurigheid ontbreekt me
zoals het vertrouwen. Ik kijk naar je
en huiver. Spreek me aan, want ik zwijg,
verdraag mijn wurggreep, verdraag
de onbeholpenheid, verdraag mij, liefde.
© Mark Boog, 2005 De encyclopedie van de grote woorden
Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)