A. F.Th. van der Heijden, Heinz Helle, Boualem Sansal, Riekus Waskowsky, Friedrich Nietzsche, Alfred Neumann

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook alle tags voor A. F.Th. van der Heijden op dit blog.

Uit: Kwaadschiks

“Met de vurige kegel van een half opgerookte Marlboro brandt cliënt zorgvuldig gaatjes in een bijna leeg koffiebekertje. De kleine ruimte vult zich met een scherpe menggeur van tabak, koffie en verschroeid plastic. Hij verwijdt met de peuk een van de ontstane openingen, en opeens ziet Quispel wat het voorstelt: niet zomaar een gezicht, maar een rudimentaire versie van De schreeuw van Edvard Munch. Alles om maar geen kennis te hoeven nemen van de filmbeelden. Langs de overvloedig met grind bestrooide oprijlaan naar de aula staat een rij politieagenten, eerder ‘op de plaats rust’ dan in de houding. Bij het gebouw heeft zich een kleine menigte verzameld, waaruit bossen bloemen opwolken. `Zo’n teraardebestelling krijgen doorgaans alleen de zogeheten Bekende Nederlanders,’ zegt Quispel. ‘Of vaderlandse criminelen van aanzien.’ `Jouw begrafenis, Ernst,’ zegt cliënt, rook uitblazend, ‘wordt opgeluisterd door alle misdadigers die jij uit de bak hebt weten te houden. De oude seriemoordenaar Peddemors voorop. Honderden dankbare onschuldigen, die zich alleen in zoverre schuldig voelen dat ze een nagel aan jouw doodskist waren. Ik hoop ook van de partij te zijn.’ `Praat wat zachter,’ zegt de advocaat, geschrokken van het plotselinge stemgeluid. Hij werpt een waarschuwende blik op het one-way venster in de wand. ‘Let op wat je uitkraamt. Het klinkt al bijna als een bekentenis.’ ‘Ik dacht dat je mij juist van mijn zwijgrecht afwenste te helpen.’ `Ik wil gewoon dat je ophoudt met stommetje spelen tijdens de verhoren.’ Quispel fluistert nu bijna. ‘Je beroepen op het zwijgrecht, akkoord, maar je moet het wel consequent doen. Jou een beetje kennende, Nico… jij houdt dit niet lang vol. Daar neem ik vergif op in.’ Voor hem zit een gedrongen man van zevenenveertig, niet buitensporig gezet, maar wel met een puntig embonpoint. Zijn gezicht, al wat minder pafferig na een week ‘in volledige beperking’, staat dodelijk vermoeid, met onder de ogen wallen van een goor blauw dat aan verkleurde stempelinkt doet denken. Als hij het hoofd over zijn kunstwerk buigt om er met zijn sigaret nog wat aan te veranderen, wordt zijn kalende kruin zichtbaar. De huid daar heeft de tint van bloedsinaasappel, ongeveer zoals Quispel zich een gescalpeerde in de boeken van Karl May voorstelde, die hij rond zijn twaalfde las. De haarkrans rondom is nog donker maar grijst aan de slapen — en ook in de oren, waar vlassige plukken uitsteken. Iemand moet hem in het huis van bewaring kleren gebracht hebben, want hij draagt niet langer de plunje die hij bij zijn arrestatie aanhad. Zijn verder niet versleten, zelfs nog nieuw ogende sweater zit vol schroeigaatjes, als van iemand die regelmatig onder invloed in slaap valt met een brandende peuk. De zwarte merkbroek is vol grijze asvingers gestempeld, alsof een bakker zijn meelhanden aan zijn zondagse kledij heeft afgeklopt. Wat ik zocht,’ zegt cliënt, ‘was niet het zwijgen, maar de stilte.’

 

 
A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

De Duitse schrijver Heinz Helle werd geboren op 15 oktober 1978 in München. Zie ook alle tags voor Heinz Helle op dit blog.

Uit: Eigentlich müssten wir tanzen

„Im letzten Licht erreichen wir ein Dorf. Auch hier sind alle Fenster verrammelt, die Türen verschlossen, wir treffen keinen Menschen und finden keinen Hinweis auf den Verbleib der Bewohner. Durch eine bereits eingeschlagene Glastür betreten wir einen Supermarkt, wir wandeln zwischen leeren und halbleeren Regalen, der Boden ist übersät mit aufgerissenen Verpackungen, zerbrochenem Glas, zerbeultem Aluminium und zertretenen Kartons, und über allem liegt der entsprechende, schwer zu ertragende Geruch: der Geruch von allem, was ein Supermarkt je enthalten hat. Tütensuppen, Chips, Schokolade, Katzenfutter, Abflussfrei, Tiefkühllasagne, Deodorant, Bier, verfaulendes Fleisch. Wir finden eine Palette Wasserflaschen und ein paar in Plastikfolie eingeschweißte Knoblauchbaguettes. Mit unserem Essen ziehen wir uns in den wärmsten und sichersten Raum des verwüsteten
Komplexes zurück: die abgetaute Kühlkammer. Wir essen, wir trinken, wir schweigen. Es ist ein gutes Schweigen, ein Na also, es geht doch, wir kommen schon klar, irgendwie finden wir schon eine Lösung, und wir genießen das kalte Knoblauchbaguette, die Butter schmeckt richtig gut, wenn sie so hart ist, man muss zubeißen, ehe man den intensiven Geschmack spürt, nach den Strapazen der letzten Tage wirkt das Fett wie eine Offenbarung. Nachdem wir uns vergewissert haben, dass man uns nicht von außen einschließen kann, bauen wir ein Lager aus mehreren Schichten Karton mit zerknüllter Plastikfolie dazwischen, wir legen uns einer neben den anderen, dann decken wir noch mehr Kartonbahnen über uns, unsere Köpfe auf dem zerknüllten Plastik, die Flaschen mit dem Mineralwasser in Reichweite. Das Atmen klingt nicht nur erschöpft. Es klingt friedlich.”

 

 
Heinz Helle (München, 15 oktober 1978)

 

De Franstalige Algerijnse schrijver Boualem Sansal werd geboren op 15 oktober 1949 in El Teniente-Had. Zie ook alle tags voor Boualem Sansal op dit blog.

Uit: 2084 : La fin du monde

« On ne sache pas qu’il y ait eu un jour une évasion ou une chasse à l’homme, les gens allaient leur chemin comme on leur disait, ne traînant les pieds que lorsque la fatigue les gagnait et commençait à éclaircir les rangs. Tout était bien réglé et finement filtré, il ne pouvait rien advenir hors la volonté expresse de l’Appareil.
On ne sait pas les raisons de ces restrictions. Elles sont anciennes. La vérité est que la question n’avait jamais effleuré un quelconque esprit, l’harmonie régnait depuis si longtemps qu’on ne se connaissait aucun motif d’inquiétude. La maladie et la mort elles-mêmes, qui passaient plus qu’à leur tour, étaient sans effet sur le moral des gens. Yölah est grand et Abi est son fidèle Délégué.
Le pèlerinage était le seul motif admis pour circuler dans le pays, excepté les nécessités administratives et commerciales pour lesquelles les agents disposaient d’un sauf-conduit devant être composté à chaque étape de la mission. Ces contrôles qui se répétaient à l’infini et mobilisaient des nuées de guichetiers et de poinçonneurs n’avaient pas davantage de raison d’être, ils étaient une survivance de quelque époque oubliée. Le pays vivait des guerres récurrentes, spontanées et mystérieuses, cela était sûr, l’ennemi était partout, il pouvait surgir de l’est ou de l’ouest, tout autant que du nord ou du sud, on se méfiait, on ne savait à quoi il ressemblait ni ce qu’il voulait. On l’appelait l’Ennemi, avec un accent majuscule dans l’intonation, cela suffisait. On croit se souvenir qu’un jour il a été annoncé qu’il était mal de le nommer autrement et cela avait paru légitime et si évident, il n’y a sensément aucune raison de mettre un nom sur une chose que personne n’a jamais vue. L’Ennemi prit une dimension fabuleuse et épouvantable. Et un jour, sans qu’aucun signal ne fût donné, le mot Ennemi disparut du lexique. Avoir des ennemis est un constat de faiblesse, la victoire est totale ou n’est pas. On parlait de la Grande Mécréance, on parlait de makoufs, mot nouveau signifiant renégats invisibles et omniprésents.”

 

 
Boualem Sansal (El Teniente-Had, 15 oktober 1949)

 

De Nederlandse dichter Hendericus Mattheus (Riekus) Waskowsky werd geboren in Rotterdam op 15 oktober 1932. Zie ook alle tags voor Riekus Waskowsky op dit blog.

 

De anatomische les

Vanmorgen hebben wij in het Wilhelminagasthuis
ter gelegenheid van het jubileum van de Vara
een echte ouwe socialist ontleed.

Het was gek wat er allemaal tevoorschijn kwam:
halfvergane rode vlaggen, strijdliederen,
Internationale broederschappen en solidariteit,
AJC een potje poepen en zes geschiedenisboeken
door P. Quack (antiquarisch).

In plaats van hersenen vonden wij: ‘Een ver-
ontrustend rapport over de afnemende belangstel-
ling van de jongere generatie voor het dem. soc.’

 

Uitvaart

De Here had deze keer weer eens genomen en
met grote droefenis hadden wij kennis gegeven
en vertrokken wij om 2 uur van het sterfhuis.

In de eerste volgauto’s zwijgend de mannen:
iets van aartsvaders hadden ze – hoewel de meesten
toch maar gewoon kantoorbediende waren.

Daarna onder troosteloze hoeden de vrouwen,
in het volle ornaat van de trieste frigiditeit
die recht op een stoel in de hemel geeft.

Maar waarom reed daarachter nu dat rode autootje
met die luidzingende chinees?

 

 
Riekus Waskowsky (15 oktober 1932 – 14 april 1977)

 

De Duitse dichter, filosoof, filoloog en schrijver Friedrich Nietzsche werd geboren op 15 oktober 1844 in Röcken ten zuidwesten van Leipzig. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Friedrich Nietzsche op dit blog.

 

Alt Mütterlein

In Sonnenglut, in Mittagsruh
Liegt stumm das Hospital;
Es sitzt ein altes Mütterlein,
Am Fenster bleich und fahl.

Ihr Aug’ ist trüb, ihr Haar schneeweiß,
Ihr Mieder rein und schlicht,
Sie freut sich wohl und lächelt still,
Im warmen Sonnenlicht.

Am Fenster blüht ein Rosenstock
Viel Bienlein rings herum,
Stört denn die stille Alte nicht
Das emsige Gesumm?

Sie schaut in all’ die Sonnenlust
So selig stumm hinein:
Noch schöner wird’s im Himmel sein,
Du liebes Mütterlein!

 

Mein Herz ist wie ein See so weit…

Mein Herz ist wie ein See so weit,
Drin lacht dein Sonnenlicht
In tiefer süßer Einsamkeit,
Wo leise Well an Well sich bricht.

Ist´s Nacht, ist´s Tag?
Ich weiß es nicht,
Lacht doch auf mich so lieb und lind
Dein sonnenlichtes Augenlicht
Und selig bin ich wie ein Kind.

 

Unter Feinden

Dort der Galgen, hier die Stricke
und des Henkers roter Bart,
Volk herum und giftge Blicke –
Nichts ist neu dran meiner Art!
Kenne dies aus hundert Gängen,
schreis euch lachend ins Gesicht:
“Unnütz, unnütz, mich zu hängen!
Sterben? Sterben kann ich nicht!”

Bettler ihr! Denn euch zum Neide
ward mir, was ihr – nie erwerbt:
zwar ich leide, zwar ich leide –
aber ihr – ihr sterbt, ihr sterbt!
Auch nach hundert Todesgängen
bin ich Atem, Dunst und Licht –
“Unnütz, unnütz, mich zu hängen!
Sterben? Sterben kann ich nicht!”

 

 
Friedrich Nietzsche (15 oktober 1844 – 25 augustus 1900)

 

De Duitse schrijver Alfred Neumann werd geboren op 15 oktober 1895 in Lautenburg. Zie ook alle tags voor Alfred Neumann op dit blog.

Uit: Six of Them (Vertaald door Anatol Murad)

“The barber at Stadelheim prison is called Adam, and most people don’t know if it his given name or his surname. He is not an independent businessman, but a state employee with the title of Surgical Assistant and a certificate attesting to his competence. He lives in the prison. Until 1935 he lived in the same capacity in the surgical clinic, and shaved the hairy parts of bodies before they were submitted to the surgeon’s knife. He is a master of his trade, but his trade has nothing in common with the gay, loquacious beautification work of a Figaro. For he does not shave faces. Adam is grave and taciturn and emaciated like a fakir. His office, his appearance and the late hour of the night at which he usually goes into action, spread terror, deadly terror. He is used to it and pays no attention to it. Sometimes it happens that his clients must be tied to their cots face down and cut hair in any position and has never yet nicked anyone. That is his pride.
“Adam, work!” the prison’s executive secretary speaks over the house wire.
“Cell number,” Adam requests.
“There are six.”
“Six,” says Adam. It is not an exclamation of astonishment, but only a repetition of the number. He hangs up, and dons his work coat. Every barber in the world wears a white jacket, Adam wears a black one. He is no worldly barber.”

 

 
Alfred Neumann (15 oktober 1895 – 3 oktober 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.