Bij Christus Koning
Het apsis mozaïek in het Bonner Münster toont Christus als koning op de troon
O Du mein Heiland hoch und hehr
O Du mein Heiland hoch und hehr,
dem sich der Himmel beuget,
von dessen Liebe, dessen Macht
die ganze Schöpfung zeuget:
Christus, mein König, Dir allein
schwör ich die Liebe lilienrein,
bis in den Tod die Treue!
Nicht alle Welt und ihre Pracht,
Engel und Menschen nimmer;
o Herr, mich scheidet nichts von Dir,
Dein eigen bleib ich immer:
Christus, mein König, Dir allein
schwör’ ich die Liebe lilienrein,
bis in den Tod die Treue!
Du nur allein lebst nun in mir,
brennst mir in Herz und Händen:
lass mich entflammen alle Welt
mit Deinen Feuerbränden:
Christus, mein König, Dir allein
schenk’ ich die Liebe stark und rein,
bis in den Tod die Treue!
Erich Przywara (12 oktober 1889 – 28 september 1972)
De Mariakerk in Katowice waar Erich Przywara werd geboren
De Franse schrijver André Gide werd geboren op 22 november 1869 in Parijs. Zie ook alle tags voor André Gide op dit blog.
Uit: Les Faux-monnayeurs
“Boris, maman préfère que nous ne touchions pas à la lorgnette. Tu ne veux pas venir te promener ?
— Oui, je veux bien. Non, je ne veux pas.
Les deux phrases contradictoires étaient dites d’une seule haleine. Bronja ne retint que la seconde et reprit :
— Pourquoi ?
— Il fait trop chaud, il fait trop froid. (Il avait baissé la lorgnette.)
— Voyons. Boris, sois gentil. Tu sais que cela ferait plaisir à maman que nous sortions ensemble. Où as-tu mis ton chapeau ?
— Vibroskomenopatof. Blaf blaf.
— Qu’est-ce que ça veut dire ?
— Rien.
— Alors pourquoi le dis-tu ?
— Pour que tu ne comprennes pas.
— Si ça ne veut rien dire, ça m’est égal de ne pas comprendre.
— Mais si cela voulait dire quelque chose, tu ne comprendrais tout de même pas.
— Quand on parle, c’est pour se faire comprendre. »
André Gide (22 november 1869 – 19 februari 1951)
Portret door Theo van Rysselberghe, 1907
De Engelse dichteres en schrijfster George Eliot werd geboren op 22 november 1819 in Nuneaton in Warwickshire. Zie ook alle tags voor George Eliot op dit blog.
Uit: Middlemarch
“Dorothea knew many passages of Pascal’s Pensees and of Jeremy Taylor by heart; and to her the destinies of mankind, seen by the light of Christianity, made the solicitudes of feminine fashion appear an occupation for Bedlam. She could not reconcile the anxieties of a spiritual life involving eternal consequences, with a keen interest in gimp and artificial protrusions of drapery. Her mind was theoretic, and yearned by its nature after some lofty conception of the world which might frankly include the parish of Tipton and her own rule of conduct there; she was enamoured of intensity and greatness, and rash in embracing whatever seemed to her to have those aspects; likely to seek martyrdom, to make retractations, and then to incur martyrdom after all in a quarter where she had not sought it. Certainly such elements in the character of a marriageable girl tended to interfere with her lot, and hinder it from being decided according to custom, by good looks, vanity, and merely canine affection. With all this, she, the elder of the sisters, was not yet twenty, and they had both been educated, since they were about twelve years old and had lost their parents, on plans at once narrow and promiscuous, first in an English family and afterwards in a Swiss family at Lausanne, their bachelor uncle and guardian trying in this way to remedy the disadvantages of their orphaned condition.
It was hardly a year since they had come to live at Tipton Grange with their uncle, a man nearly sixty, of acquiescent temper, miscellaneous opinions, and uncertain vote. He had travelled in his younger years, and was held in this part of the county to have contracted a too rambling habit of mind. Mr. Brooke’s conclusions were as difficult to predict as the weather: it was only safe to say that he would act with benevolent intentions, and that he would spend as little money as possible in carrying them out. For the most glutinously indefinite minds enclose some hard grains of habit; and a man has been seen lax about all his own interests except the retention of his snuff-box, concerning which he was watchful, suspicious, and greedy of clutch.”
George Eliot (22 november 1819 – 22 december 1880)
Cover
De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.
Uit: Het laatste jaar
“Brents kamer was smal en eigenlijk de samenvoeging van een stuk overloop en een achterkamer. Er was een raam dat zicht gaf op een dak met grind, blinde muren en schoorstenen. Bij Brent brandde altijd licht, zomer en winter. In die schemerige, slecht verwarmde kamer, tussen de gammele meubels uit een uitdragerij kwamen ze bij elkaar. Twee jonge gasten aan een tafel met een pot thee; ze aten er roggecrackers met margarine en hagelslag bij.
Tegenover anderen noemden ze hun bijeenkomsten vergaderingen. De gesprekken die ze hadden hoorden niet thuis in collegezalen of bibliotheken, maar ze hadden ook geen kans van slagen in kroegen en dancings. En dus zagen ze elkaar hier. Ze praatten met elkaar, zoals muzikanten samenspelen in een oefenruimte. Het waren verbale jamsessies.
Brent was langer en rijzig, met dun donkerblond haar, aan de lange kant, een brede mond en donkere wenkbrauwen. Grijsblauwe ogen, die meestal een afwachtende of licht verschrikte uitdrukking hadden. Hij was een introverte charmeur. Een opzichtig roker, zijn handen (ringen, een kettinkje met steentjes en kralen in felle kleuren om zijn pols) waren voortdurend in de weer met een pakje Gitanes zonder filter, een papieren pakje driekwart-zware Javaanse Jongens, Dr Duval-vloeipapier, een oude benzineaansteker en de as die dat alles opleverde.
David was een kop kleiner, en misschien nog iets magerder. Hij had een smal, gaaf gezicht (hij leek jonger dan de twintig jaar die hij was) en kort, donker haar. Hij had een gouden ringetje door zijn ene oorlel en een hardblauw plastic kinderhorloge om zijn pols. Geen roker, nooit geweest, niet vanwege het een of andere principe, maar uit instinct, uit angst. Een harde stem, een razendsnelle prater”.
Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)
De Brits-Indische schrijverstweeling Suresh en Jyoti Guptara werd geboren op 22 november 1988 in Frimley, Hants in het zuidoosten van Engeland. Zie ook alle tags voor Suresh en Jyoti Guptara op dit blog.
Uit: Calaspia. Der Schwertkodex
„Die smaragdgrüne Plattform flachertne einen Moment lang heimisch auf und drohte, ihre beiden Schürzlinge in einen Abgrund zu stürzen, der Vergessenheit verhieß. Mit einem Aufschinmem wurde sie wieder wirklich. Galar Scurlison seufzte erleichtert. Mit einem langsamen, grimmigen Zischen drang die Luft durdh seine Zähne in seine massige Brust‚ als er auf de rätherischen und wenig soliden Plattform das Gleichgewicht zurück gewann.
«Obacht!», entfuhr’ es dem Zwerg. Er erlaubte seinen Armen die er währmd das Fehlens ihres geisterhaften Sturzes ausgestreckt hatte, zurück an seine Seiten zu fallen. Muskeln nutzten ihm hier nichts.
Der Ausruf ging imTosen des Abgrunds unter. Sein Gefährte Eridanus hörte ihn kaum. Eridanus war noch immer zu keinem Entschluss gekommen, wie sie sich aus dieser Falle befreien sollten. Als er die Sorge des Zwerges sah, schenkte er seinem Freund ein Lächeln. Er entschuldigte sich nicht – sie wussten beide‚ dass sie ohne sein Können auf einem Gebiet, von dem Galant reinweg nichts verstand, längst tot wären.
Sein Zauber war es‚ der sie am leben hielt.
Aber der Zwerg, der ihn so gut kannte, sah hinter seinem selbstbewussten, spöttischen Lächeln Furcht aufblitzen.“
Suresh en Jyoti Guptara (Frimley, 22 november 1988)
De Russische schrijver Viktor Pelevin werd geboren op 22 november 1962 in Moskou. Zie ook alle tags voor Viktor Pelevin op dit blog.
Uit: Buddha’s Little Finger (Vertaald door Andrew Bromfield)
`From Petersburg,’ I replied. `As for where I’m going, I’d be glad if I knew that myself.’
`Then come to my place,’ said Vorblei, `I’m living just near by, with an entire flat all to myself.’
As we walked on down the boulevard we exchanged glances, smiles and meaningless snatches of conversation. Since the time of our last meeting, Vorblei had grown a beard which made his face look like a sprouting onion, and his cheeks had grown weathered and ruddy, as though his health had benefited greatly from several consecutive winters of ice-skating.
We had studied in the same grammar school, but since then we had seen each other only rarely. I had encountered him a couple of times in the literary salons of St Petersburg — he had taken to writing verse in a contrary style which was only heightened by its obvious self-satisfaction. I was rather irritated by his manner of sniffing cocaine in public and his constant hints at his connections in social-democratic circles; however, to judge from his present appearance, the hints must have been true. It was instructive to see someone who at one time was quite adept at expounding the mystical significance of the Holy Trinity now sporting the unmistakable signs of belonging to the hosts of evil. But then, of course, there was really nothing surprising in this transformation: many decadents, such as Mayakovsky, sensing the clearly infernal character of the new authority, had hastened to offer their services to it. As a matter of fact, it is my belief that they were not motivated by conscious satanism — they were too infantile for that — but by aesthetic instinct: after all, a red pentagram does complement a yellow blouse so marvellously well.”
Viktor Pelevin (Moskou, 22 november 1962)
Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn vorige blog van vandaag.