De Nederlandse dichter Arie Gelderblom werd geboren in Nieuw-Lekkerland op 16 juni 1945. Gelderblom werkte aanvankelijk in de boekhandel en had daarna enkele kantoorbaantjes. Hij werd door drugsverslaving werkeloos. Zijn eerste bundel heette “Hoofdstuk 2” en werd in 1971 uitgegeven door de Rotterdamse Kunststichting. Vanuit zijn ervaringen met psychiatrische behandeling en een ontwenningskuur schreef hij de dichtbundel “Gekkenwerk” (1973). Het is een verslag van wat hij zijn ‘mishandeling’ in een psychiatrische instelling heeft genoemd. De bundel werd na verschijnen een aantal malen herdrukt. Daarna volgden nog enkele poëziebundels, zoals “Een naam voor de huiver” (1973), “Gekleurde gedichten” (1974) en “Zwijgen om woorden” (1975). In 1977 bundelde hij drieëndertig gedichten in “Familie en andere kennissen”.
Fantasie
we zouden rein zijn en sterren geen woorden
en noemden bloed; moeder of vlaggen voor de nacht
het einde zou nog ontroerender zijn:
een groot vertrouwen dat de zomer van altijd kwam
en dan de verkeerde bus nemen precies in de juiste richting
Brief
precies op het moment dat hij besloot de brief te gaan posten
viel er een brief door de bus, geheel gelijk aan de brief die
hij wilde posten, hij was zelf echter de afzender niet en toch
was het zijn handschrift of was hij toch zelf de afzender?
precies op het moment dat hij besloot de beide brieven
te gaan posten, werd er gebeld en overhandigde een
postbode twee brieven die geheel gelijk waren aan de
brieven die hij wilde posten, hij vroeg zich af wie de afzender
was en hij zag in de spiegel acht brieven liggen allen
door hemzelf verzonden terwijl hij er toch maar vier
dacht te bezitten
precies op het moment dat hij ze alle twaalf wilde gaan
posten, werd er gebeld en overhandigde een gebaarde man
hem 24 spiegeltjes, even groot en even wit als de brieven, echter niet
vierkant maar rond, echter toch van dezelfde vorm, waarna
de 288 brieven zeshoekig werden en de kamer draaide, draaide
Arie Gelderblom (16 juni 1945 – 12 december 1991)