Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Thomas Mallon

De Nederlandse schrijfster, essayiste en kunstschilderes Charlotte Jacoba Maria Mutsaers werd geboren in Utrecht op 2 november 1942. Zie ook alle tags van Charlotte Mutsaers op dit blog.

Uit: Zeepijn

“Ik wist alles van vogels. In de boekjes stond dat ze alleen maar zongen uit angst of uit baltsaandrift. Dat was niet waar. De meeste vogels, zo had ik ontdekt, zongen puur voor de lol. Ik heb nog meer ontdekt: kippen komen graag bij je op schoot. In Oostende ken ik een man, hij werkt bij de kaartverkoop van het museum, wiens kippen ook altijd op schoot komen. Je moet je er natuurlijk wel voor openstellen maar dat geldt voor alles. In de zomer kwamen de duiven bij ons naar binnen en dan speelden ze boven op de speelgoedkast. En dan de pelikanen. Eén keer per jaar gingen we naar Artis en dan namen we een kilo of vijf wijting voor de pelikanen mee. «Poezenvis» heette dat in de viswinkel maar wij noemden het «pelikanenvis». Reken maar dat al die pelikanen ons na een jaar nog herkenden en meteen hun bek opensperden. Mijn fietsenmaker heeft een papegaai van zestig jaar. Die heeft de oorlog nog meegemaakt en een heel andere visie op het geheel. Hij zegt altijd… Nee, ik zeg niet wat hij zegt. Straks worden zijn woorden nog verkeerd uitgelegd en dan heb ik het gedaan.
Ik vónd ook altijd vogels. Toen ik eenmaal groot was, was dat afgelopen. Je bevindt je dan niet meer zo dicht met je neus bij de grond. Maar daarvoor vond ik er wel vijftig per jaar. Of ze vonden mij. Vooral in de lente kon ik geen voet op straat en in het park zetten of er kroop bij wijze van spreken meteen een vogel onder. Meestal een jonge duif of mus die uit het nest was gevallen — merels en spreeuwen moest je laten zitten — of ternauwernood ontkomen was aan de klauwen van een kat. Ik nam ze dan mee naar huis waar ik ze in een kooi zette en een paar dagen lang goed voedsel gaf. En ziedaar: na vijf dagen vloog het dier van dezelfde hand die hem had vertroeteld en gevoed frank en vrij het luchtruim in. Het frappante was dat ze daarbij altijd even omkeken. Alsof ze zeggen wilden: denk niet dat we voor je op de vlucht zijn gegaan.”

 
Charlotte Mutsaers (Utrecht, 2 november 1942)

 

De Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode werd op 2 november 1970 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Désanne van Brederode op dit blog.

Uit: Ave Verum Corpus Gegroet waarlijk lichaam

“kennen tegenwoordig twee soorten vlees. Archaïsch vlees, zoals hierboven beschreven, en vlees-dat-geen-vlees-meer-is. Het plakje salami op je brood durft nauwelijks vlees te lijken. Een blanke kipfilet op een schaaltje laat zich door een venster van strak plastic kil beschouwen.
In een uithoek van de stad staat nog een abattoir. Weet je wat daar gebeurt? Natuurlijk niet. Je wilt dat ook niet weten. Vlees is een produkt en Sterven een groot woord.
Zijn we bang voor vlees? Me dunkt van wel. Maak eens een bal gehakt klaar en denk: ik kneed lijken. Vraag je bij het bakken van een biefstuk af: waar zat dit aan de koe? Tip: vraag je slager eens om schapehersens. Verwijder zelf de vliezen.
Hoe dacht je als kind over liefde? Was liefde een mythe, een oud verhaal, waar je, jong als je was, al met weemoed aan terugdacht? Wat wist je van seks? Kon je je er iets bij voorstellen? Wat kwam eerder, je eigen erotiek of de ontluisterende voorlichting waarbij je jezelf leek te moeten generen voor iets waarvan je voordien geen vermoeden had?
Werd seks een mystificatie van liefde – vond je het maar een vies idee, dat jouw ouders het ooit hadden gedaan om jou te krijgen? Heb je er nooit over nagedacht? Dat geloof ik niet. Vind je het onsmakelijk als ik seks en liefde in één adem noem? Zeg je dan in jezelf: ‘Wat is ze oppervlakkig?’
In den beginne was het woord. Als meisje van dertien vlocht ik lieve gedichten. Woorden waren er nog weinig: Aarde, Water, Lucht en Vogels. Herfstblad, Wolken, God en Dood. Jongen met je stille ogen, Liefde, Lichaam, Wijn. En Brood. Petrarca wilde ik zijn, terug naar het vergeten roepen. Geen modieuze taal mocht mijn gedichten bevuilen.”

 
Désanne van Brederode (Utrecht, 2 november 1970)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Charles Edgar (Eddy) du Perron werd geboren op 2 november 1899 in Jatinegara (West Java). Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor E. du Perron op dit blog.

Epitaaf

Zijn eigenwaan, zijn zwakheden en feilen
bleven hem trouw tot aan dit simpel graf;
hij leefde in vele, en ook geleende, stijlen,
maar zijn galop werd meest een korte draf.

Zij die hem lieven, moeten niet verwijlen
bij de beloften die zijn jeugd hem gaf;
hij was, al waren giftig vaak zijn pijlen,
niet altijd ijdel, en niet altijd laf.

Hij hield veel van zichzelf, maar menig ander
vereerde hij met veel te grote haat.
En haat is liefde: min of haat elkander!

Een vroegoud kind, geslepen of naïef,
zeer ongelijk, maar ook zonder tarief,
hij was geen màn, maar ach! ook geen castraat.

 

En u is criticus?

– En is u criticus? Ik ook! En kunstenaar
daarbij? Ik ook! Wat denkt u van de kunsten
in het vaderland? of elders… Veel misbaar
en anders niet, zegt u? Ik ook! De gunsten

der Muzen zijn voorzeker voor een andre tijd.
Doch… daar we moeten uitzien naar genezing;
vanwaar, vermoedt u? hoe luidt úwe lezing?
wanneer, zovele modderaars ten spijt…?

U wéét het niet!… Ha! aan mijn borst, mijnheer!
Vergeef me ’t sentiment van dit wat oud gebaar,
doch zó’n woord, over kunst! strekt ons te zeer tot eer.
Wij weten er niets van. Wij kunstenaren maar.

 

Leven is goed

‘Leven is goed’, en zijn wij tachtig jaar,
wij doen geen afstand van ons duur verleden,
koel is de schaduw van het leed geleden,
en zacht de wijsheid over ’t oud misbaar.

Dan juist zij onze hemel glad en klaar,
een schoongewreven spiegel van dit heden,
lachend bij onze ruggelingse schreden,
naar welke zuidpool of welke evenaar?

Wij gaan, wij gaan – maar met de minste spoed;
profetendromen, stelsels en gebeden
waaiend om ons als wind om zuilen doet.

Strijdend voor ’t leven, listig en verwoed,
als onze vaadren met de draken streden,
zullen wij gaan. Maar langzaam. Voet voor voet.

 

 
E. du Perron (2 november 1899 – 14 mei 1940)
Voor 1921 in Nederlands-Indië

 

De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.

Service

Hij heeft zojuist zijn T-shirt uitgetrokken
Zijn spieren zijn zo spannend masculien
Zijn borst, zijn buik, zo heerlijk om te zien
En dan zijn kruis – ik voel mijn adem stokken.

Mijn kachel is alweer op hol geslagen
Het toestel hijgt en puft aan één stuk door
Daar kwam hij gistermorgen ook al voor
Hij mag vandaag een tweede poging wagen

Het euvel laat zich niet zo snel ontdekken
Hij heeft het na een uur pas uitgevist
‘Een losse schroef’ (alsof ik dat niet wist)
Met lede ogen zie ik hem vertrekken

Ik troost mezelf nu met mijn oven
Die moet er morgen maar eens aan geloven

 

Patent
1 – Gij zult geen andere goden vereren

Ja kijk, het kan natuurlijk niet zo zijn
Dat Ik me dagenlang loop uit te sloven
Voor ’t scheppen van de aarde en de mens

En u daar dan een ander boor gaat loven
Ik heb daarom op grond van common sense
De hele zaak hier laten registreren

Ik gun collega’s best hun schare fans
Maar laat ze dan mooi zelf maar iets creëren
Want deze wereld geldt als Mijn domein

Er is voor concurrenten hier geen plek
Omdat Ik dus wel goed ben maar niet gek.

 
Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)

 

De Griekse dichter Odysseas Elytis (pseudoniem voor Odysseas Alepoudhelis) werd op 2 november 1911 te Iraklion op Kreta geboren. Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor Odysseas Elytis op dit blog.

I know the night no longer

I know the night no longer, the terrible anonymity of death
A fleet of stars moors in the haven of my heart
O Hesperos, sentinel, that you may shine by the side
Of a skyblue breeze on an island which dreams
Of me anouncing the dawn from its rocky heights
My twin eyes set you sailing embraced
With my true heart’s star: I know the night no longer
I know the names no longer of a world which disavows me
I read seashells, leaves, and the stars clearly
My hatred is superfluous on the roads of the sky
Unless it is the dream which watches me again
As I walked by the sea of immortality in tears
O Hesperos, under the arc of your golden fire
I know the night no longer that is a night only.

 

Vertaald door Kimon Friar

 

Uit:The March Toward The Front – Part C – The Axion Esti

Alone I governed my sorrow,
Alone I colonized the abandoned month of May
Alone I swelled the fragrances
On fields in halcyon days,
Fed yellow to the flowers, herded the hills,
Shot red into the wilderness!
I said: the stab wound will not be deeper than the wounded cry,
And I said: Injustice will not be more venerable than blood!
The hand of earthquakes, the hand of famines,
The hand of foes and kin
Raged, destroyed, devastated, annihilated
Once and twice and three times over
Betrayed, I remained on the plain, alone,
The message I raised I endured alone!
Alone I discouraged death, Alone I bit into Time with teeth of stone,
Alone I set off on the long journey
Like the trumpet’s call through the skies.
Nemesis, stell and fraud were in my power,
I could have marched on with a cloud of dust and armaments.
I said: I’ll compete with with only the sword of cold waters,
And I said: I’ll strike out with only the Stainless of my mind!
In spite of earthquakes, in spite of famines,
in spite of foes and kin,
I stood my ground, I held my own, I grew in spirit, grew in strength
Once and twice and three times over
I built the halo and crowned myself, alone,
The wheat I heralded I reaped alone.

 
Odysseas Elytis (2 november 1911 – 18 maart 1996)

 

De Amerikaanse schrijver en criticus Thomas Mallon werd geboren op 2 november 1951 in Glen Cove, New York. Zie ook alle tags voor Thomas Mallon op dit blog en eveneens mijn blog van 2 november 2010

Uit: Watergate

“The Soviets had certainly never given up any of the swag in this room. Pat decided she might as well get up, put on the lights, and give it another look instead of just lying here staring at the curtains and gold-leaf ceiling. But on her way to the mosaic table, the one supporting the beautiful French clock, she stumbled over an extension cord left by Rita, her hairdresser, who’d fought a losing battle with the different voltage until two young men from Kissinger’s staff got the dryer going just before they were all due downstairs for the first toasts. Was Rita — across the courtyard in the block of rooms supposed to be full of ramshackle Communist-era furnishings — getting any more sleep than she was? Poor Bill Rogers wasn’t even inside the Kremlin; he’d been put in some hotel a few minutes away, no doubt from Kissinger’s continuing need to keep the secretary of state in his place and away from the real action.
It bothered her that Dick encouraged all that, especially if he did it not for some strategic reason but out of resentment left over from their six years in New York, when Bill and Adele would invite the Nixons out to “21” and give the impression — at least to Dick — that the Rogerses were doing them a favor. Pat herself had never seen it that way. She remembered those evenings, as well as the law firm’s partner dinners from that same all-too-brief time in her life, as being more agreeable than all the political entertainments in the years before and after.
Even Martha, for a while, had been fun.”

 
Thomas Mallon (Glen Cove, 2 november 1951)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e november ook mijn eerste blog van vandaag.