Christina Guirlande werd als Godelieve De Beule geboren te Moerzeke bij Dendermonde op 11 november 1938. Na de lagere school in haar geboortedorp studeerde zij voor onderwijzeres aan de Normaalschool O.L.V. Presentatie te Sint-Niklaas. Zij gaf daarna enkele jaren les aan de Oefenschool van hetzelfde Instituut. Op haar dertiende begon ze met het schrijven van verhaaltjes maar vooral van gedichten. De Schelde speelde er een grote rol in. Zij was een van de eersten in Vlaanderen om voor de jeugd over de Derde Wereld te schrijven. Haar verhalen voor jonge kinderen spelen zich overwegend af in de wereld van de fantasie. Zij schrijft ook gedichten voor volwassenen, gebundeld in tien dichtbundels.
DE WALS
Bij het gelijknamige bronzen beeld van Camille Claudel (1864-1943)
Er klinkt muziek die niemand op de wereld
horen kan. Er is ook niemand op de wereld
buiten hen. Ze zien alleen elkaar zelfs
met de ogen dicht. In deze dans op de
kadans van hartslag en betovering
laat zij zich leiden door zijn forse arm
die om haar middel zit. Niets is
méér ernstig in dit ogenblik dan dit:
de draaikolk waarin beiden in een
werveling vergaan. Geen hemel en
geen aarde, geen waanzin en geen wet
brengt hen nog ooit tot staan.
Christina Guirlande (Moerzeke, 11 november 1938)
Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Hij studeerde letterkunde en filosofie en promoveerde op een dissertatie over de poëtica van Clemens Brentano. In 1957 vestigde hij zich in Noorwegen. Enzensberger maakte veel reizen en bezocht onder meer Cuba. Hij sympathiseerde sterk met het Cubaanse revolutionaire model. Na terugkeer in Duitsland vestigde hij zich in München. Enzensberger is dichter, prozaïst, essayist en toneelschrijver. Hij debuteerde in 1957 als dichter met de bundel Verteidigung der Wölfe. Zijn debuut als essayist maakte hij in 1962 met Einzelheiten I en II. Medio jaren zestig richtte Enzensberger het toonaangevende tijdschrift Kursbuch op. In de jaren zestig legde hij zich hoofdzakelijk toe op proza en poëzie. Uit deze tijd dateert onder meer de documentaire roman Der kurze Sommer der Anarchie (1972) over het leven van de Spaanse anarchist Buenaventura Durutti, die een belangrijke rol speelde in de Spaanse revolutie van 1936. De jaren tachtig stonden weer in het teken van de essayistiek (Politische Brosamen, Mittelmass und Wahn). Ook ontwikkelde Enzensberger in deze jaren een toenemende belangstelling voor de vraag naar de toekomst van Europa. In Ach Europa! presenteerde hij een verzameling reisverhalen annex essays, die hij van een ironisch nawoord voorzag.
abendnachrichten
massaker um eine handvoll reis,
höre ich, für jeden an jedem tag
eine handvoll reis: trommelfeuer
auf dünnen hütten, undeutlich
höre ich es, beim abendessen.
auf den glasierten ziegeln
höre ich reiskörner tanzen,
eine handvoll, beim abendessen,
reiskörner auf meinem dach:
den ersten märzregen, deutlich.
Für Karajan und andere
Drei Männer in steifen Hüten
vor dem Kiewer Hauptbahn
hof –
Posaune, Ziehharmonika, Saxophon –
im Dunst der Oktobernacht,
die zwischen zwei Zügen zaudert,
zwischen Katastrophe und Katastrophe:
vor Ermüdeten spielen sie, die voll Andacht
in ihre warmen Piroggen beißen
und warten, warten
ergreifende Melodien, abgetragen
wie ihre Jacken und speckig
wie ihre Hüte, und wenn Sie da
fröstelnd gestanden wären unter Trinkern,
Veteranen, Taschendieben,
Sie hätten mir recht gegeben:
Salzburg, Bayreuth und die Scala
haben dem Bahnhof von Kiew
wenig, sehr wenig voraus.
Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren,11 november 1929)
De Roemeense dichter en schrijver Mircea Dinescu werd geboren op 11 november 1950 in Slobozia. Na zijn eindexamen en studie journalistiek werkte hij als redacteur bij literaire tijdschriften. Zijn poëzie, waarin hij kritisch verwees naar de misstanden onder het regime van Ceauþescu, werd meerdere keren bekroond. In interviews stelde hij de schendingen van de mensenrechten onder Ceauþescu aan de kaak en prees hij de “perestroika” in de Sovjet Unie. Het machtsapparaat reageerde repressief. Hij werd bespioneerd, kreeg huisarrest en in 1989 volgde een verbod om zijn beroep uit te voeren. Op 12 december 1989 kondigde Dinescu op de Roemeense televisie het einde van het tijdperk Ceauþescu aan.
L’Histoire
L’histoire,
on dirait qu’elle nous porte dans son ventre
et qu’elle a oublié de nous mettre au monde,
les bienheureux à la courte vue
avalent la soupe du dogme qui leur pleut dessus,
chaque jour devant les choses ils s’inclinent
pour si des fois un prélat se serait endormi
dans l’écuelle, dans les haillons, à la cuisine
dans les canons de ces tristes fusils
là où le Fou prépare ses attentats
pour nous tuer ensuite par affection,
quand on a faim il dessine des poissons
quand vient l’hiver il se ferme le froid,
arrêtez l’histoire; je descends à cette heure,
arrêtez à la station Préserve-nous-Seigneur !
Le grand nigaud
Il tape avec sa louche sur les villages,
le grand nigaud, il engloutit des cloches,
laboure des églises, sême la panique
et fauche avec sa langue mécanique.
Il savait ce qu’il disait, le pauvre Grec :
ne te marie pas en Turquie
et surtout ne bâtis pas en Valachie,
tu perdras en moins de trois saisons
tes fênetres avec tes chevrons,
Dieu te préserve des Pétchénègues,
des Coumans et des vice-rois bègues,
surtout méfie-toi du nigaud avec sa louche,
marchant en tête avec ses babouches
Vertaald door Sanda Stolojan.
Mircea Dinescu (Slobozia, 11 november 1950)
Carlos Fuentes Macías werd geboren op 11 november 1928 in Panama-Stad . Zijn vader was diplomaat en daardoor leerde Fuentes bijna alle landen in Midden- en Zuidamerika kennen. Hij studeerde rechten in Zwitserland en Mexico. Eerst werkte Fuentes ook als diplomaat. Vanaf 1959 is hij schrijver en draaiboekauteur. Van 1975 tot 1977 was hij consul in Parijs. In zijn verhalen, essays en romans houdt Fuentes zich bezig met de geschiedenis van Mexico en met het Mexicaanse leven van alledag. In later werk schenkt hij ook aandacht aan de verhouding tussen Europa en Amerika en kiest hij positie in het noord – zuid – conflict. Sinds 1990 woont Fuentes in Europa.
Uit: Inez (2002, vertaald door Margaret Sayers Peden)
“We shall have nothing to say in regard to our own death.”
For a long time this sentence had been going around and around in the aged maestro’s head. He did not dare write it down. He was afraid that consigning it to paper would make it real, with fateful consequences. He would have nothing more to say after that: the dead man does not know what death is, but neither do the living. For that reason the sentence that haunted him like a verbal ghost was both sufficient and insufficient. It said everything, but at the price of never saying anything again. It condemned him to silence. And what could he say about silence? He, who had dedicated his life to music — “the least annoying of noises,” in the crude phrase of the crude Corsican soldier Bonaparte.
He spent hours concentrating on one object. He liked to imagine that by touching some thing his morbid thoughts would dissipate, would cling to the material and physical. He discovered very soon that the price of such displacement was very high. He believed that if death and music identified him (or themselves) too closely as and with an old man with no resources but those of memory, holding on to an object would give him, at ninety-three, earthly gravity, specific weight. Him and his object. Him and his tactile, precise, visible, physical thing: an object of unalterable form.
It was a seal.”
Carlos Fuentes (Panama-Stad, 11 november 1928)
De Amerikaanse schrijver en schilder Kurt Vonnegut werd op 11 november 1922 geboren in Indianapolis, Indiana. Vonnegut studeerde aan Cornell university waar ook Thomas Pynchon studeerde.Hij schrijft fictie, proza, theater enz. Hij is vooral bekend door zijn boek “Slaughterhouse 5” over het bombardement van Dresden — een vernietigend bombardement dat Vonnegut zelf meemaakte als Amerikaans krijgsgevangene. Vonnegut illustreert zijn boeken zelf, met eenvoudige, vaak graffitti-achtige tekeningen, die soms doen denken aan het werk van Keith Haring, dan weer aan dat van Paul Klee. Een centraal thema in zijn werk is de futiliteit van alle menselijke inspanningen. Vonnegut combineert een bedrieglijk eenvoudige schrijfstijl met zwarte humor. Hij schrijft ook vaak onder zijn pseudoniem dat hij in zijn romans laat optreden en vertellen: Kilgore Trout. Dit zijn dan meestal absurde of sciencefictionverhalen.
Uit: Slaughterhouse-Five
“When the three fools found the communal kitchen, whose main job was to make lunch for workers in the slaughterhouse, everyb
ody had gone home but one woman
who had been waiting for them impatiently. She was a war widow. So it goes. She had her hat and coat on. She wanted to go home, too, even though there wasn anybody there. Her white gloves were laid out side by side on the zinc counter top.
She had two big cans of soup for the Americans.
It was simmering over low fires on the gas range. She had stacks of loaves of black bread, too.
She asked Gluck if he wasn’t awfully young to be in the army. He admitted that he was.
She asked Edgar Derby if he wasn’t awfully old to be in the army. He said he was.
She asked Billy Pilgrim what he was supposed to be. Billy said he didn’t know. He was just trying to keep warm.
‘All the real soldiers are dead,’ she said. It was true. So it goes, ( p.159).”
Kurt Vonnegut (Indianapolis, 11 november 1922)
Ik weet niet of dit de juiste titel is van een gedicht van Christina Guirlande of eventueel een fragment
of passage daaruit, maar ik vond dit gedicht zeer mooi en aangrijpend, ik zou van deze schrijfster meer willen lezen.