De verheerlijking op den berg (Nicolaas Beets)

 

Bij de tweede zondag van de vasten

 

 
De gedaanteverandering van Christus door Titiaan, ca. 1560

 

De verheerlijking op den berg
Matth. XVII. v. 1-9.

II.
Treed naderbij, aanschouw den Heer,
Daar Hij op Thabor staat!
Een lichtgloed blinkt om zijn gelaat;
Het is de mensch niet meer,
Die, in ’t gewaad eens Joodschen mans,
Op aarde ronddoolt zonder glans;

Het is des Allerhoogsten Zoon,
Die ’s Vaders zetel deelt,
Om wien het licht des Hemels speelt,
Gods eigen stralenkroon;
Voor wien, van heilge vrees bezield,
De rei der zaalgen nederknielt.

Twee daalden er, op reine vlerk,
Uit bovenaardsche sfeer,
En juichen in zijn heilig werk,
En brengen hulde en eer
Aan Hem, die kwam tot heil en troost
Van arm, gevallen menschenkroost.

Door hen was óók een zware strijd
Op deze onze aard volbracht.
Zoo donker was de gruwelnacht,
De poort des kwaads zoo wijd,
Alsof heel ’t menschdom God vergat,
En dood noch straf te vreezen had.

Toen riep Hij Mozes tot zijn tolk.
Door hem heeft Hij zijn Wet;
Op Horebs bergtop ingezet.
Voor ’t uitverkoren volk;
Opdat het, door zijn God geleid,
Zou wandlen in gehoorzaamheid.

Maar ach! dat volk, verblind en stout,
Doolt af van ’s Heeren pad,
Verzaakt wie hen gezegend had,
En knielt voor steen en hout,
En tergt, tot ieder kwaad gereed,
Den Heil’gen, dien hun hart vergeet.

Daar zendt de Heer Elias af,
Zijn strengen boetprofeet,
Met goddelijk gezag bekleed,
Wie Baäl dient ten straf;
Dat hij nog eens van Hem getuig’,
En waan en hoogmoed nederbuig’!

Wel was de strijd dier mannen zwaar,
Gestreden voor Gods eer!
Doch ’t eind is goed; Hij vergt niet meer;
De tijd der rust is daar!
Maar, schoon hen Abrams schoot ontving,
Nog moeide hun de sterveling.

Ach! wanneer zou aan ’t arme volk
Verlossing zijn bereid
Van zondeschuld en dienstbaarheid,
Als ’t Licht brak door de wolk,
Dat met zijn zegenrijken gloed
Een troost zou zijn voor ’t vroom gemoed?

Het komt. Gods Zoon, ziedaar dat Licht!
Zij dalen juichend neer,
En groeten Jezus, aller Heer,
En brengen hulde en plicht
Aan Hem, den Koning van ’t Heelal,
Die arme zondaars redden zal.

 

 
Nicolaas Beets (13 september 1814 – 13 maart 1903)
Sint Bavo kathedraal (koor) in Haarlem, de geboortestad van Nicolaas Beets

 

Zie voor de schrijvers van de 25e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.