Den Haag (Paul Rodenko)

Dolce far niente

 

 
Den Haag – Het Mauritshuis in 1825, geschilderd door Bartholomeus Johannes van Hove

 

Den Haag

Den Haag: stad van aluinen winden en pleinen.
Winden als pleinen zo wijd.
Pleinen rustig als de grote handpalm
van de grote openheid.
Reigerlijk zijn er de vrouwen, lang en toch lieflijk;

kuis staan zij aan parken , karyatiden van zonlicht
en lieflijk gaan zij desmiddags; antiektakkend uurwerk.
Zuidelijker later en lynxer; heupruisender; bemerk nu haar ogen:
een klein ballet, speelkaarten vuurwerk.

Trager de mannen,
Meer ingetogen. Hun handen zijn blauw als water,
hun handen zijn als strakke blauwe winden.
Zo vinden zij daaglijks de verte uit, als een
voorwerp waarmee men wijs worden kan, sterven, regeren.
Toch kennen zij deernis, houden van dieren, van honing
en vallende sterren.
Zij staan als uitkijktorens open.
Zij sluiten zich lang en onvermoeid, als bloemen.

Ruim zijn de dagen en toch menselijk, gedempt rumoerig.
Maar de nachten zijn stil en oplettend;
hoe zuiver schaakt de maan in het plantsoen!

 

 
Paul Rodenko (26 november 1920 – 9 juni 1976)
Lente in Den Haag, de geboorteplaats van Paul Rodenko

 

Zie voor enkele schrijvers van de 7e april ook mijn vorige blog van vandaag.