De Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode werd op 2 november 1970 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Désanne van Brederode op dit blog.
Uit: Stille zaterdag
“De straat die Sara had willen oversteken, leidde niet naar de overdekte winkelstraat, waar de bakker zat, de supermarkt, de groentezaak. Bovendien had ze haar grote canvas boodschappentas thuisgelaten. Het kon goed zijn dat ze wat verstrooid was geweest. Ze had in geen jaren meer een viergangendiner bereid.
‘Nerveus?’
‘Dat niet. Ik geloof wel dat ze er zin in had. Maar een perfectioniste als zij… Ze was die ochtend al om half zeven opgestaan, om het zilver te poetsen, dat soort dingen. Noem het een inhaalslag.’ Iedereen wist waar de weduwnaar op doelde. Bijna zeven jaar lang was hij huisman geweest, misschien tegen wil en dank, maar toch in elk geval zonder morren. Zijn Sara moest haar roeping kunnen volgen.
In de schoudertas van het slachtoffer waren sleutels gevonden. Van haar fiets, de auto, van het woonhuis aan de rand van het centrum en het tweede huis in Gelderland. Haar portemonnee en paspoort zaten erin, haar rijbewijs, een blikje anijssnoepjes, een opgevouwen zakdoek, een etui met daarin een lippenstift, een poederdoos, een oogpotlood. Verder de boodschappenlijst voor twee paasdagen, een gidsje over wijnen, en een boek met de titel Navolging van de Duitse theoloog en verzetsman Dietrich Bonhoeffer, in een Nederlandse vertaling.
Let wel: geen afscheidsbrief. Om geruchten dat het hier mogelijk een geslaagde zelfmoordpoging betrof de kop in te drukken, werd een paar dagen later in alle artikelen uitvoerig beschreven wat Sara Mijland ten tijde van het ongeluk op haar lichaam droeg. Niets wees erop dat ze met plannen rondliep. In haar jaszak zat alleen een kassabon van de chocolaterie die ze twee dagen eerder had bezocht. Vierhonderd gram paaseitjes, gemengd, en een ‘Luxe Geschenkhaas, wit, pralinevulling’. Bij elkaar opgeteld nog geen twintig euro. Waarom iemand zulke vertrouwelijke informatie had gelekt, werd in weer andere stukken aan de orde gesteld.”
Désanne van Brederode (Utrecht, 2 november 1970)
De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Charles Edgar (Eddy) du Perron werd geboren op 2 november 1899 in Jatinegara (West Java). Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor E. du Perron op dit blog.
Uit: Het Land van Herkomst
»Je stelt het bijna als contrast voor zijn Uebermensch en als zodanig ben ik het althans met je eens. Maar het is begrijpelijk dat hij de eersterangsmens niet prediken kon; voor de verloren God moest hij blijkbaar zelf iets ongewoons geven – alsof een eersterangsmens trouwens al niet ongewoon was, ongewoner dan de Ueberfeldwebel die zijn recept altijd in Duitsland heeft opgeleverd. God meteen vervangen door de mens was hèm blijkbaar ook te kras, vandaar dit compromis, dit broertje van de halfgod, – en het geknoei van de anderen daarbovenop.’
Maar wat Wijdenes vooral hindert, is de politieke betekenis in dit alles. Als het tot knoeien komt, is het politieke geknoei altijd het ergste. Hij wordt opeens een verwoed verdediger van de geest. De afschuwelijkheid van deze tijd, volgens hem, is dat ieder behoorlijk mens, of hij het wil of niet, politiek schijnt te denken en te spreken, dat ieder menselijk getuigenis een politieke betekenis krijgt. Men zou haast eindigen met zichzelf te verraden en in duivelsnaam dan maar mee te huilen om een dictatuur, onder voorwaarde dat men daarna met rust gelaten werd, voldoende althans om lak te hebben aan al de specialisten van het staatsbestel. ‘Ik zeg het natuurlijk, zegt hij met een plotselinge humor die zich op zijn puntig gezicht openbaart in een studentikoze brede grijns, omdat ik wel weet dat ik, wat mijzelf betreft, toch nooit behoefte krijg aan sterkere fratsen dan die een dictatuur ook nog wel toelaat…’
‘Maar je protesteert tòch?’
‘Natuurlijk; in laatste instantie verdragen wij intellectuelen het minst van alles wat onze gedachtenvrijheid bedreigt. Ik weet dat ik geen exhibitionist ben en moet zelfs hopen dat de dictatuur mij belet zoiets te worden. Ik weet, of vermoed, dat ik anarchistische vrijheid nooit verlangen zal om burengerucht te maken na 11 uur. Ik ben geen anarchist en jij evenmin, omdat we ons al geen ogenblik kunnen voorstellen dat wij in de anarchie zouden kunnen leven; wij hebben ook daarvoor niet genoeg de middelen meer van de volmaakte bosjesman. Maar we verdragen niet dat een paar vlerken die we alleen kunnen verachten om hun ideologische prestaties ons met de knuppel in de hand gaan voorschrijven wat we denken moeten. En dus, opeens, in deze tijd van politieke hoogspanning – jaja – merken we dat we verwoed anti-nazi zijn, dat we liever alles willen dan een fascistische Nietzsche-vervalsing.’
E. du Perron (2 november 1899 – 14 mei 1940)
Portret in brons door Sylvia Willink-Quiël
De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.
Sporen
Daar stapt hij in, de jongen van mijn dromen,
Ik zeg: ‘De reis wordt leuker dan ik dacht’
Hij haalt verbaasd zijn schouders op en lacht
Inmiddels is de trein op gang gekomen
Zijn schoonheid is een bron van inspiratie
De dichter in me gaat op avontuur
Ik noem hem ‘prins’ en ‘drager van het vuur’
Ik roem zijn charme, prijs op rijm zijn gratie
Hij krijgt niet eens de kans te protesteren
Ik dicht: ‘Je ogen glanzen glinsterzwart’
Hij schudt bedeesd het hoofd maar ik volhard:
‘Zelfs Eros wekte nimmer zo’n begeren’
De trein remt af; hij komt nu overeind
Hij stamelt :’Ne te entiendo’ en verdwijnt.
Billet-doux
O lief, het leven zonder jou is hard
Ik ben al zeven weken lang van slag
Ik mis je ieder uur van elke dag
En dan de nacht: zo bitterkoud en zwart.
Verloren is de tijd van drinkgelag
Musea, films, roulette, golf, biljart,
Romantisch uit gaan eten à la carte
Of weekends weg (Oostende, Echternach)
Ach, kom terug, ik wil weer blijde dagen
Ik wil opnieuw op Ameland verdwalen
En samen duiven van de Dam verjagen
Ik zal je warm en liefdevol onthalen
Dan kun je mij naar hartenlust weer plagen
En ook die duizend piek terugbetalen.
Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)
De Griekse dichter Odysseas Elytis (pseudoniem voor Odysseas Alepoudhelis) werd op 2 november 1911 te Iraklion op Kreta geboren. Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor Odysseas Elytis op dit blog.
For Efessos
Freely beside me the vineyards are running and unbridled
Remains the sky. Wildfires trade pinecones and one
Donkey bolts uphill
for a little cloud
St. Heracleitos’s day and something’s up
That even noses can’t diagnose:
Tricks of a shoeless wind snagging the hem
Of Fate’s nightgown and leaving
Us in the open air of capricorns
exposed
Secretly I go with all the loot in my mind
For a life unbowed from the beginning. No candles no
chandeliers
Only a gold anemone’s engagement for a diamond
Feeling its way to where? Asking what? Our moon’s half-
shadow needs
You to console even the graves
Homoethnic or not. The crux is that the scent of earth
Lost even to bloodhounds
With its weeds onions and creeks
Must be restored to its idiom
So what! A word contains you peasant of night’s green
Efessos! Forefather sulphur phosphorus your fourteenth
generation
Inside the orange groves gold words
Sharing the scalpel’s chisel
Tents as yet unpitched
others midair
Lost poles suddenly grinding. Sermons
Rise from the seafloor of the facing coves
Twin scythes for theater or temple
Fresh valley springs and other curly streams
Of thus and so. If ever wisdom
Planned circles of clover and dog grass
Another world might live just as before
your fingerprint
Letters will exist. People will read and grab
History’s tail once more. Just let the vineyards gallop and the sky
remain
Unbridled as children want it
With roosters and pinecones and blue kites
flags
On Saint Heracleitos’s day
child’s is the kingdom.
Vertaald door Olga Broumas
Odysseas Elytis (2 november 1911 – 18 maart 1996)
De Amerikaanse schrijver en criticus Thomas Mallon werd geboren op 2 november 1951 in Glen Cove, New York. Zie ook alle tags voor Thomas Mallon op dit blog en eveneens mijn blog van 2 november 2010
Uit: Watergate
“In her room inside the czar’s apartments, Pat Nixon, jet-lagged at 4:30 a.m., lay awake and looked toward a crack in the velvet curtains. The White Nights wouldn’t really come for another month, and Moscow wasn’t Leningrad, but the glow outside had nothing to do with dawn. It was the same strange silvery light that had persisted all night and been shining even when the state dinner ended at ten-thirty. The sky reminded her, oddly enough, of the ones she used to walk beneath in the Bronx on rainy autumn twilights back in the early thirties, looking south toward Manhattan. She’d leave the X-ray machine she’d tended all day and, with her coat pulled tight and never more than a dollar in her pocket, head down Johnson Avenue in search of dinner, often just a slice of apple pie and coffee. She could no longer remember the names of the nuns she’d lived with atop the TB hospital, but could still recall what she would think while walking on nights that looked like this one: Maybe I won’t try to get back to California; maybe I’ll seek my life right here.
She wondered whether Mrs. Khrushchev, now a widow, still lived in the dacha she and Dick had lunched at back in ’59. There was probably no more chance of her having been allowed to keep it than there had been of her being at the dinner tonight. When Pat had raised that second possibility with Kissinger, he’d pompously informed her that it was out of the question, and that she should be grateful for the political progress signified by Nikita Khrushchev’s having been merely retired instead of shot.
What a show Mrs. K had made, a dozen years ago, of not trying on the hat that Pat and the other ladies had presented her with at a luncheon in Washington, when the Khrushchevs returned the Nixons’ visit to Russia. She’d said she would accept the hat only so that back home it could be copied for the masses of Soviet women! Oh, put it on, dear, they’d all cajoled, and they eventually did succeed in raising a smile from her plump face. But, no, they never saw her try it on.”
Thomas Mallon (Glen Cove, 2 november 1951)
Zie voor nog meer schrijvers van de 2e november ook mijn eerste blog van vandaag.