Romenu had opnieuw even vrij vandaag. Morgen weer de gebruikelijke berichten en ook de schrijvers van de 23e augustus.
Raamgedicht
Ik heb de Zaan nog nooit bezongen
Die nauwelijks stromende rivier
Waar ik voor in zwom als jongen
Tussen de IJsberen en ’t wier
Ik stak haar over met het pontje
Ik heb haar dikwijls overbrugd
Jarenlang hetzelfde rondje
Oostzij heen en Westzij terug
Ik heb boven op de brug staan pissen
Op een onderdoor varende boot
Ik heb er vaak in staan te vissen
En wat ik ving was vooral dood
Ik dagdroomde van verre landen
Als ik aan haar oevers zat
Ik zag haar water even branden
Toen het Zaansch Veem had vlamgevat
De Zaan mist de allure van de Loire
Ze smaakt meer naar azijn dan wijn
De Zaan mist van de Waal het ware
Het internationale van de Rijn
De Zaan mist de lengte van de Amazone
Ze droogt al op bij Krommenie
Hier op de plek van dit theater
Keek ik ooit uit over de Zaan
Zonder besef dat ik daar later
Nog eens op het toneel zou staan
Waar ik altijd terug zou komen
Ik zie de planken als een vlot
Waarop ik spelen kan en dromen
Als onechte zoon van Don Quichot
De Zaan mist het Vlaamse van de Schelde
Alsook het pittoreske van de Vecht
Zo saai als de Zaan is een rivier slechts zelden
Ze kabbelt en daar is alles mee gezegd
De Zaan mist het blauwe van de Donau
En toch bezing ik haar hier fier
Want ach wie neemt het als hij jong is zo nauw
O Zaan mijn jeugd is mijn lievelingsrivier
Freek de Jonge (Westernieland, 30 augustus 1944)
Molenpanorama aan de Zaan, Frans Mars (1903 – 1973)
Kinkerstraatjes lopen samen
Kinkerstraatjes lopen samen
meestal door de Kinkerstraat
en hun geblondeerde haren
zijn als de manen van een paard
Kinkerstraatjes hebben witte
tanden en ze blijven altijd jong
want ze hebben niets om handen
Kinkerstraatjes zijn niet dom
en hun dochter is hun alles
met hun moeder zijn ze rijk
meestal in de straat van Kinker
en soms op de Haarlemmerdijk
Guus Luijters (Amsterdam, 3 november 1943)
Gezicht op de Westerkerk, Amsterdam, Jan van der Heyden (1637 – 1712)
Onbekommerd toont Amsterdam…
Onbekommerd toont Amsterdam
haar rotte gebit, haar aan aardgas
stervende bomen, haar onrein water
waarin de zon zich weerkaatst.
Uit ontelbare vervuilde neusgaten
blaast ze kwaadsappige dampen
over haar daken vol televisie-antennes
en duiven, waarboven de hemel
licht wordt en weer donker, sterren
balanceren een paar minuten op de spits
van een kerktoren, carillons
mengen hun valse stemmen in
de oorverdovende musique concrète
van auto’s, ambulances, pneumatische
boren, sloophamers, hei-installaties
en overal kruipen mensen in en uit
de schulp van hun huis, hun krot,
hun dierbare, gehate puinhoop.
Hanny Michaelis (19 december 1922 – 11 juni 2007)
Amsterdam, gezicht op de St. Nicolaaskerk, D.J. van Haaren (1878 – 1953)