Dolce far niente, Frank O’Hara, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Kristien Hemmerechts

Dolce far niente

 

 
Badende Jünglinge door Ludwig von Hofman, 1905

 

The Bathers

After the immersion and the stance
how the blood bubbles like a firefly!
and the many flies come clipping through
the cumulus. Paradise melts its wings,

the shingle shows a red flag, lit,
incandescent, and chattering forth.
Crushing as always the pale leaves
of children’s feet, the shells crush,

the petals thrash, a lifeguard weeps
for his dead mother who has just sailed on.
Rumpling and rolling over, the rain
dumps its burden of restraint stonily,

without pressure from above. Be it killing
or caressing, the unhappy bathers moan
and remonstrate, hurtling through indifferences
and colors. On the sandbar lovers

hound each other to the salt, afraid of
neither running paralyzed nor trembling
hung, longing only to drift totally
in the garrulous frequency of their immanence.

Striding like statues the tremendous
arches, partially concealed by sunlight,
bounce. From barges grey with carrion
seem to rise the frenzied-whimpers of those

who are not thrusting their cheeks
against the wicker chests of heroes and
Desdemonas. Shall they drown that passion
they remember best? glinting and passing,

that discord scratching them a future
white-embossed and streaked? The delicacy
of birds eating fleas, so the sand may have
an eye at last, that crater and that sun.

 

 
Frank O’Hara (27 juni 1926 – 25 juli 1966)
Baltimore Beach. Frank O’Hara werd geboren in Baltimore.

Bewaren

 

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

 

Waf waf waf

Leg de ketting klaar en hark mij tegen draad van
kokkelgeur, het ganzenei moet stuk voor stuk
gezwellen. Toe maar, bakkelei wat bokbederft, jij
stropop volle maan. Je lazerij nu pruimsteen en
dan vellen speelt geen rol, maar hou van mij.

Knip mijn oren, snij die staart. Dat kindschap
zweet in appeltaart vol hoedendoos en razernij?
En dat octaven biceps buitenspel erfdienstbaar
gaan, mits bloed gescheten foute formulieren
bij? Dat scheelt geen hol. Maar hou van mij.

Zing één voor één de nagels uit mijn poten,
hák. Geen jarretellen luxe geitebrij vol sap
ontstoken lippen meer, geen molleblinden eetgerei
of ellepijpen dood getij. Geen rollen
meer. Dan hou van hou van hou van mij.

 

Wara Avatara (vlammenzwijn)

Ik ga het hier niet
hebben over seks. dit is
tenslotte poëzie. rnaar ook:
als ik loop of zwem of
mijn gespannen lichaam in
een spiegel zie. krijg ik het
zo warm. Het lijkt wel transpiratie

maar dan vooral vanbinnen‚
in het diepste van mijn zinnen.
Het vervelende is wel, dat je je

daar moeilijk wassen kunt. Het
wordt er dan ook dierlijker en
natuurlijker met de dag. Maar dat kan
me eigenlijk niet schelen. llt vind het

heerlijk zo. ik weet dat alles mag.

 

Het afval spreekt

‘Heel eerlijk? Ik zou liever zwerven.
In elke bocht van elke straat mijzelf
verzamelen en weer verwaaien, stof
en schimmels inviterend, en insecten.
In alle openheid de Schepping erend
door op uw Grote Markt tot supermest
te composteren. Zo ben ik op m’n best.

Maar iemand moet het vuile werk doen.
In dit geval: ik moet mijzelf maar leren
om mij, tot nut van d’algemene hygiëne,
te limiteren in mijn vrijheidsdrang. Door
dichtgesnoerd, voorgoed en zonder klachten
Van zak tot zak en wijk tot wijk te wachten
– en als het éffen kan: ook zonder lekken –
om van wie mij verwekte te vertrekken.

Adieu! Het ga u goed. Blijf monter en gezond.
Ik laat u schoner achter dan hoe ik u vond.

 

 
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

De Britse schrijfster Jeanette Winterson werd geboren in Manchester op 27 augustus 1959. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Jeanette Winterson op dit blog.

Uit: The Gap of Time

“They had met at boarding school at thirteen. Both boys had been sent away by fathers who had gained custody over unfit mothers. Leo’s mother had left his father for another woman. Xeno’s mother was alcoholic and mentally unstable. The boarding school was neither fashionable nor academic but it allowed their fathers to believe that they were bringing  up their sons when in fact their sons were barely at home.
Weekends at the school were quiet because most of the boys went home. Leo and Xeno invented worlds where they could live.
“I’m in a forest,” said Xeno. “My own cabin. Rabbits come and I shoot them. Bang bang bang.”
“I’m on the moon,” said Leo. “And it’s made of mozzarella.”
“How are you gonna walk on a ball of mozzarella? ” asked Xeno.
“Don’t have to walk,” said Leo. “No gravity.”
They listened to David  Bowie’s “Space Oddity” and Xeno got into country and western. Sometimes he thought he was Emmylou Harris.
They didn’t want to be like the other boys and that was just as well because they weren’t like the other boys.
By fifteen they were inseparable. They joined the school shooting club and competed at the target range. Xeno was more accurate because he was calmer. Leo was faster and sometimes won because he fired more shots. They invented a game: GUN BULLET TARGET. Win two rounds and you were the gun. Lose one and you were the bullet. Lose two, and you were the target. Then Xeno added MOVING TARGET and said it made him feel free. Leo didn’t understand that. He just wanted to be the gun.
One night after target  practice they had sex. It was a cliché. Shower. Hard-on. Three-minute handjob. No kissing. But the next day Leo kissed Xeno in the bike shed. He kissed him and he touched his face. He tried to say something but he didn’t know what it was. Xeno didn’t say anything. That was like him. Xeno was a bit of a girl anyway, Leo thought. He had grey eyes like a cat and soft, dark hair that fell over his eyes.
Leo was bulkier, tougher, taller, stronger. Built like a rugby player, he moved with confidence but without grace. He liked the watery quality Xeno had.
They went swimming, the sky low, the water warm, gulls patrolling the shoals. Leo was showy and noisy and fast and got tired before Xeno and his long, methodical distance swimming.”

 
Jeanette Winterson (Manchester, 27 augustus 1959)

 

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Kristien Hemmerechts op dit blog.

Uit: Slaap

‘Hoe laat is het?’
De vraag waarmee hij iedere ochtend wakker schrok. Vandaag echter, voor de drieëntwintigste achtereenvolgende keer kwam er geen antwoord. Hij lag alleen in het brede bed, had slechts de helft beslapen, niet gewoon als hij was aan de zee van ruimte. Als kind deelde hij ooit het bed van zijn oom, een vrijgezel die zijn enige logeerbed aan zijn broer en diens vrouw – Rudolfs vader en moeder – had aangeboden en voor die ene nacht zijn neefje bij zich in bed nam. In de nacht strekte het lichaam van zijn oom zich uit over de hele oppervlakte van het bed zodat de kleine Rudolf ineenkromp op de uiterste rand ervan om het behaarde lijf naast zich te ontwijken. Die nacht zag hij de wijzers van de klok alle posities innemen, groene fluorescerende staafjes die nauwelijks merkbaar voortbewogen. Hij was op den duur toch in slaap gevallen want hij herinnerde zich het gekrijs van de wekker dat hem ruw uit zijn slaap haalde, en de schok die hij kreeg toen zijn oom de dekens wegsloeg en hij – Rudolf – een erectie bleek te hebben, een lachwekkend klein ding dat door de gulp van zijn pyjamabroek naar boven was geschoten.
Wakker worden met een erectie. Doe je er iets mee of niet? De hamvraag waarmee zoveel dagen begonnen. Mirjam hield niet van ochtendlijk vrijen. Een ochtendlijk lichaam, zei ze, of juister een lichaam dat in slaaptoestand verkeerd heeft, is per definitie een vies lichaam. Tijdens de nacht, wanneer een mens slaapt, worden afvalprodukten uit het lichaam verwijderd en aan het oppervlak ervan afgezet. Zweet vult de poriën, de geur die via de slokdarm uit de maag opstijgt verzamelt zich in de mondholte, vocht smeert de geslachtsdelen, de oksels en de spleet tussen de billen. Vroeger, zei ze, dacht men er wellicht anders over, maar daar hebben wij nu geen boodschap aan. ‘De twintigste eeuw heeft een menstype voortgebracht dat zich regelmatig wast. De natuurlijke afscheidingen worden verwijderd en vervangen door cosmetische produkten. Verliest de huid haar elasticiteit als gevolg van schrob- en wasbeurten dan wordt die hersteld door het aanbrengen van hydraterende crèmes. Het heeft geen zin die evolutie te betreuren. Wij zijn geen holbewoners. Wij hebben geen laag vuil nodig om ons warm te houden.’

 
Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.

Bewaren