Dolce far niente
Beach Figures Looking Up door Grant Drumheller, 2013
Schwimmen bei Pizunda
Grün ist das Meer bei Pizunda, manchmal
Blau, von Schiffen schwarz, in dieses schwimm
Weit wies dich trägt und dreh dich auf den Rücken: So
Siehst du den Kaukasus mit weißen Gipfeln
Und ruhst in Meer; und dies ist Ruhe. Wiegend
Kaum, und durchs Durchsichtige
Das um dich ist, grenzt dich deutlich die Haut;
Vorne am Steinstrand rutschen die Gesichter
Ab von den Chefs, die blinzeln, um sich bezahlte
Natur, zum Bauch plätschernd im Wasser:
Sie könnens nicht Groß ist der Kaukasus. Mit kleiner Kraft
Liege im Gleichgewicht löse die Arme und
Spür dich oder Meer, wie sonst Mädchen vorm Aufgehn
(Dann kommt, die ineinanderstürzt, die Lust);
Hier aber ist die Mitte. Zwischen Meer, Fels, Schnee, Himmel
Schwarzgrüne Wälder. Dies
War der Augenblick, nun gleit, treib, leicht
In überm Meer—hier
Ist der Triumph des Körpers: Ich, ungemordet
In diesem Jahrhundert! schwimm
Nicht schnell, nicht langsam durch was um mich fließt
An ein besteintes Ufer bei Pizunda.
Ich hab noch vierzig Jahre, oder mehr.
Rainer Kirsch (17 juli 1934 – 14 september 2015)
Döbeln, de geboorteplaats van Rainer Kirsch
De Belgische dichter, schrijver en vertaler Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.
Een sigarenwinkel in de Donkersteeg/Rue du Paradis
Drie jaar geleden stierf zijn vrouw, het huwelijk was
kinderloos en hij wil niet met pensioen. Ik geneer me
om de fierheid waarmee hij wankel sloffend van rek tot
rek zijn schatten zamelt en ze op de toonbank opent,
kist na kist, als dozen vol geheim genot. ‘Voilà, Mon-
sieur, à vous de choisir,’ handgewring, serviele kop.
De Slag bij Waterloo. Vier getroffen paarden in de modder,
goudomrand rond een havanna zachtjes kreunend; verminkte
veteranen houden dapper stand, banier aan flarden en
verbrand, de avond valt in weergaloze kleuren. De ouwe
sjacheraar! Ik buig me snel over zijn andere kisten,
maar zie: de koloniën, slavenhandel, Wounded Knee…
Tot ik op de steppe stuit en op d’ onmetelijke steden
waarvan ik droom. Opeens ben ik zelf niets meer dan een
sigaar, tabak gevangen in zijn eigen bladen, hopend op
verzengend vuur: avontuur! Een uitslaand brandje, grootse
daden! Dan spreekt plots elk aroom en ieder bandje van
niets anders dan ik hou het hier niet vol, ik ga
naar Volendam.
Ultimatum
Ik heb van jou een pop gemaakt, zodat
ik het hout kan horen kraken wanneer ik
je, Italiaanse magistraat, in de benen
schieten laat. Ik wacht op de mulm
die uit kleine gaten in je hals
en lenden naar beneden valt, jij
bent mijn allerliefste antwoord-
apparaat. Met je kwetsbare liezen
de schoonheid tegen het asfalt gedrukt,
kijk ik neer op een en al afzichtelijk
letsel, een stinkende open rug. Sla
gerust naar de vliegen, ook ik
kom je belagen: spuug en pekel,
een flesje hartstocht, een flesje
wraak. Mijnheer Debronst is
een frisdrankautomaat.
In Vlaamse velden
In Vlaamse velden klappen rozen open
Tussen witte kruisjes, rij op rij,
Die onze plaats hier merken, wijl in ’t zwerk
De leeuweriken fluitend werken, onverhoord
Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de Doden. Zo–even leefden wij.
Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken.
Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij
In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij u ons krakeel aan met de vijand.
Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel.
Houdt hem hoog. Weest gíj de helden. Laten de Doden
Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch
Vrede – ook al klappen zoveel rozen open
In zovele Vlaamse velden.
John McCrae, ‘In Vlaamse velden’. Vertaald door Tom Lanoye.
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Kristien Hemmerechts op dit blog.
Uit:Alles verandert
“In haar tas brandt het boek dat ze hem wil geven, het boek waaraan ze alles te danken heeft.
‘Voor dokter Wouters,’ heeft ze erin geschreven, ‘in de hoop op een plaatsje in zijn schitterende bibliotheek.’ Naast de eerste editie van Die Traumdeutung bijvoorbeeld, door grootvader Wouters in Wenen gekocht nadat hij de grote Freud himself persoonlijk had ontmoet. Ze heeft de dokter meer boeken cadeau gedaan, maar dit is háár boek, het boek waarvoor ze een huisaltaar heeft opgericht met een aandenken, groot of klein, aan elke gelegenheid waarop ze er een lezing of een workshop over heeft gegeven.
Langer dan gebruikelijk laat hij haar in zijn wachtkamer antichambreren. Gelukkig is het er behaaglijk warm. En er ligt een stapel oude Royalty’s.
‘Iris’, zegt hij verheugd. Stevig drukken ze elkaar de hand, glimlach op zijn gezicht, glimlach op haar gezicht, pretoogjes, kraaienpootjes. Jong en rimpelloos zijn ze al lang niet meer.
‘Dokter Wouters!’ Telkens weer klinkt het als een grap dat hij haar met de voornaam aanspreekt en zij hem met ‘dokter’, terwijl ze een doctorstitel draagt. Het is een spel dat ze spel en tot wederzijds vermaak.
‘Ga zitten. Ik moet je iets vertellen.’
‘Ik u ook.’ Dat niemand haar ooit zo lekker geil heeft gemaakt. Dat het belachelijk is elkaar op deze manier te ontmoeten. Dat het spel lang genoeg heeft geduurd.
‘Ik ga met pensioen, Iris.’
‘Met pensioen?’ Het is het allerlaatste woord dat ze uit zijn mond verwacht. Dokters gaan niet met pensioen. Dokters blijven dokters tot aan hun dood.
‘Jij bent mijn allerlaatste patiënt. Als de deur achter jou dichtvalt, ben ik een vrij man.’
‘Vrij om wat te doen?’ Om met haar de wijde wereld in te trekken? Om samen van mojito’s te nippen op een ver, tropisch eiland? Om eindelijk de liefde te bedrijven?
‘Om romans te lezen. Naar de bioscoop te gaan. Me aan een academie in te schrijven.
De achterstand van jaren in te halen.’
Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)
De Vlaamse schrijver Paul Verhuyck werd op 27 augustus 1940 in Antwerpen geboren. Zie ook alle tags voor Paul Verhuyck op dit blog.
Uit: Inmiddels op aarde
“Er zijn nog altijd mensen die zich afvragen wat er na de dood gebeurt, waar we na onze dood naartoe gaan. Toch is dat simpel. Dan gaan we naar de maan. Na de dood verstijft het lichaam: de rigor mortis treedt in na één tot vier uur en duurt ongeveer twee etmalen. Na drie dagen begint het lichaam te ontbinden. Maar de ziel zweeft als de adem van een vlinder naar de maan. De maan is het vagevuur waarvan sprake is in oude religies, zo genoemd omdat de maan een zwak schijnsel in de hemel is, een vaag vuurtje. In dat vage vuur worden onze zielen gelouterd: ontdaan van de laatste illusies van individualiteit. Dat kan wel even duren. Op de maan zit Johan op ons te wachten, zijn klasgenoten uit april 1958, die zich de elf zonen van Kafka noemden. Hij is de eerste dode van onze eindexamenklas. Als verkenner zit hij daar even alleen. ‘Even alleen,’ zeg ik zomaar, expres vaag, want de tijdrekening loopt op de maan niet zoals hier, zodat een eeuwigheid maar een uur kan duren — of omgekeerd. Er zit zoveel rek in de tijd. Tijd is niet altijd meetbaar met horloges. Soms is er vertraging, soms versnelling. Soms vloeit de tijd als vluchtige ether, soms als dikke stroop. De tijdsverschillen zijn enorm, astrofysisch gezien. Zo is er het geval van een zekere Guingamor die drie dagen dood was, echt dood, niet schijndood, en daarna terug op aarde kwam: die drie dagen bleken driehonderd jaar te zijn geweest. Maar de maan als dodenakker: is dat wel de echte astronomische maan is die we ’s avonds zien? Ik weet het niet. Johan ook niet. In zijn leven op aarde had hij over de maan alleen twee stripboeken van Kuifje gelezen — terwijl Rutger er alles over had gelezen. De maan, heeft Rutger me gezegd, is door de wetenschap of de maanlanding niet onttoverd. De maan, net zoals de regenboog, is door de natuurkunde wetenschappelijk beschreven, en toch is de magie niet ontluisterd. We weten nu dat de regenboog een breking is van het lichtspectrum — en de maan van de aarde is losgebroken.”
Paul Verhuyck (Antwerpen, 27 augustus 1940)
De Britse schrijfster Jeanette Winterson werd geboren in Manchester op 27 augustus 1959. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Jeanette Winterson op dit blog.
Uit: Written on the Body
“You’ll get over it…’ It’s the cliches that cause the trouble. To lose someone you love is to alter your life for ever. You don’t get over it because ‘it’ is the person you loved. The pain stops, there are new people, but the gap never closes. How could it? The particularness of someone who mattered enough to greive over is not made anodyne by death. This hole in my heart is in the shape of you and no-one else can fit it. Why would I want them to?
I’ve thought a lot about death recently, the finality of it, the argument ending in mid-air. One of us hadn’t finished, why did the other one go? And why without warning? Even death after long illness is without warning. The moment you had prepared for so carefully took you by storm. The troops broke through the window and snatched the body and the body is gone. The day before the Wednesday last, this time a year ago, you were here and now you’re not. Why not? Death reduces us to the baffled logic of a small child. If yesterday why not today? And where are you?
Fragile creatures of a small blue planet, surrounded by light years of silent space. Do the dead find peace beyond the rattle of the world? What peace is there for us whose best love cannot return them even for a day? I raise my head to the door and think I will see you in the frame. I know it is your voice in the corridor but when I run outside the corridor is empty. There is nothing I can do that will make any difference. The last word was yours.”
Jeanette Winterson (Manchester, 27 augustus 1959)
Zie voor nog meer schrijvers van de 27e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.