Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Zie ook mijn blog van 1 september 2010  en alle tags voor Edgar Rice Burroughs op dit blog.

 

Uit: Tarzan of the Apes

 

“A month later they arrived at Freetown where they chartered a small sailing vessel, the Fuwalda, which was to bear them to their final destination.
And here John, Lord Greystoke, and Lady Alice, his wife, vanished from the eyes and from the knowledge of men.
Two months after they weighed anchor and cleared from the port of Freetown a half dozen British war vessels were scouring the south Atlantic for trace of them or their little vessel, and it was almost immediately that the wreckage was found upon the shores of St. Helena which convinced the world that the Fuwalda had gone down with all on board, and hence the search was stopped ere it had scarce begun; though hope lingered in longing hearts for many years.
The Fuwalda, a barkentine of about one hundred tons, was a vessel of the type often seen in coastwise trade in the far southern Atlantic, their crews composed of the offscourings of the sea—unhanged murderers and cutthroats of every race and every nation.
The Fuwalda was no exception to the rule. Her officers were swarthy bullies, hating and hated by their crew. The captain, while a competent seaman, was a brute in his treatment of his men. He knew, or at least he used, but two arguments in his dealings with them— a belaying pin and a revolver—nor is it likely that the motley aggregation he signed would have understood aught else.
So it was that from the second day out from Freetown John Clayton and his young wife witnessed scenes upon the deck of the Fuwalda such as they had believed were never enacted outside the covers of printed stories of the sea.”

 

 


Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)

Miles O’Keeffe als Tarzan, in de film Tarzan,The Ape Man uit 1981

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook mijn blog van 1 september 2010  en alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

Uit: Sound und Soulfood

 

“Bei Pepys erfährt man, dass ein Fässchen Austern und auch mal ein Kuheuter nichts Symbolisches sind und üblicherweise auf dem Speiseplan standen. Auch wie sich ein bürgerliches Leben formte, wie man Ämter verschacherte, wie man sich, ganz Opportunist eines guten Lebens  und wem wollte man das verdenken  vom Königskritiker zum königstreuen Leistungsträger wandelte, der sich dies und jenes noch draufgeschafft hat, um sich in seinem Amt unentbehrlich zu machen. | Janz schicke Eames- Stühle, die leider selbst im Schlussverkauf immer noch unerschwinglich sind. | Ich steh am Rand, bin Assistenzfi gur, allerdings betrifft das alle derzeitigen Dichter. Wir sind weder eine Generation, noch eint uns etwas, außer ein Hang zu Texten, die keiner wirklich haben will, aber von denen wir nicht lassen können. | Murmelmeisterin. Gould und Jarrett haben ja auch gedichtet, nur brauchten die halt Klaviere dazu. | Man kann ein Gedicht total zerzelebrieren. Das Ergebnis ist selbst ein Faszinosum, auch wenn­s misslungen ist. | Everyone­s right and no one is sorry, that­s the start and the end of the story. | Wie es wohl so weiter geht. Was man mir bestellen darf. Die große Sushiplatte und ­nen grünen Tee, danke!”

 

 


Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

Ochtrup, Westwall met Stüwwenkopp

 

 

De Gambiaanse schrijver en chirurg Lenrie Leopold Wilfred Peters werd geboren in Bathurst op 1 september 1932. Zie ook mijn blog van 1 september 2010  en alle tags voor Lenrie Peters op dit blog.

 

 

THE FENCE

There where the dim past and future mingle
their nebulous hopes and aspirations
there I lie.

 

There where truth and untruth struggle
in endless and bloody combat,
there I lie.

 

There where time moves forwards and backwards
with not one moment’s pause for sighing,
there I lie.

 

There where the body ages relentlessly
and only the feeble mind can wander back

 

there I lie in open-souled amazement

 

There where all the opposites arrive
to plague the inner senses, but do not fuse,
I hold my head; and then contrive
to stop the constant motion.
my head goes round and round,
but I have not been drinking;
I feel the buoyant waves; I stagger

 

It seems the world has changed her garment.
but it is I who have not crossed the fence,
So there I lie.

 

There where the need for good
and “the doing good” conflict,
there I lie.

 

 

 

Lenrie Peters (1 september 1932 – 28 mei 2009)

 

 

De Nederlandse schrijver Jacob(us) Jan Cremer werd geboren op in Arnhem op 1 september 1827. Zie ook mijn blog van 1 september 2010  en alle tags voor J. J. Cremer op dit blog.

 

Uit: De regte Jozef

 

‘Het steet mien niks oan; as ‘k dat had kunnen veurzien was ’t best meugelik gewêst da ‘k de jong in ’s gheel niet in huus had genomen.’

‘Moar hoe ku’j nou zoo sprêken,’ beantwoordde een vrouwenstem de mansstem die ’t eerst had gesproken. ‘Ge weet ‘r nog niks af, ’t is ligt nog verbeilding; en al was ’t zoo…’

‘Al was ’t zoo!… Al was ’t zoo!’ viel de eerste in, ‘nooit van zien lêven! denk ie da’k mien dern oan zoo’n koale jong zou versmieten? Nee vrouw, wa’k gedoan heb, he’k gedoan, en God zal me doarveur zêgenen, dat zal Ie; moar, gek zin, dat za’k niet, doar ku’j over rêkenen.’

Na deze woorden van den eersten spreker volgde er een pauze, van welke gelegenheid wij gebruik maken om den lezer met de sprekend ingevoerde personen, en met de plaats waar ze spraken, bekend te maken.

Voorzigtig! ’t is donker in de keukenkamer van Janboer. Voorzigtig, er brandt geen nachtlicht, en het flaauwe schijnsel der starren, dat door de hartjes in de luiken naar binnen dringt, is niet voldoende om u voor een onaangename kennismaking met de stevige meubelen van Janboer te vrijwaren. Voorzigtig, wij zullen u, als zijnde met het terrein bekend, den weg wijzen. Pas op, links van den ingang hebt gij het groote kabinet; wat daarin zit weten wij niet. Janboer weet het best, en misschien, Mijnheer A. of B. ruilt hij den inhoud niet voor dien uwer kunstig bewerkte, zékere brandkast. Wacht, hier zoudt gij u leelijk kunnen stooten aan die ijzeren vuurplaat, en buk u wat, want de vooruitstekende schoorsteen is niet bijzonder hoog; jammer dat gij die mooije porseleinen pullen en schotels niet kunt zien, wel wat groot voor uw étagère, Mevrouw! maar voor uw pronkkamer à la renaissance lang niet te versmaden.Hoor! tik, tik, tik, de groote staande klok vlak in den hoek bij het raam. Het is ons, al zagen wij die, altijd met den slinger heen en weer duikende scheepjes boven de wijzerplaat; de scheepjes, die reeds zoo menigen boer een: ‘Hoe is ’t meugelik!’ deden ontboezemen.”

 

 

J. J. Cremer (1 september 1827 – 5 juni 1880)