Emily Dickinson, Victor Vroomkoning, Jean Cocteau, Felix Timmermans

Dolce far niente

 

 
Een zomerlandschap met twee reizigers door B. C. Koekkoek, 1826

 

Summer Shower

A drop fell on the apple tree,
Another on the roof;
A half a dozen kissed the eaves,
And made the gables laugh.

A few went out to help the brook,
That went to help the sea.
Myself conjectured, Were they pearls,
What necklaces could be!

The dust replaced in hoisted roads,
The birds jocoser sung;
The sunshine threw his hat away,
The orchards spangles hung.

The breezes brought dejected lutes,
And bathed them in the glee;
The East put out a single flag,
And signed the fete away.

 

 
Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)
Amherst, universiteit. Emily Dickinson werd geboren in Amherst

 

Bij de Tour de France

 
Tom Dumoulin in 2014

 

Tijdrit
(Ode aan de Zevenheuvelenweg)

De laatste wal loopt in de hemel dood
voorziet de renner die – de grens nabij –
met allerkleinst verzet de zwaarte polst.
Wie tijd bestrijdt, schakelt naar

eeuwigheid, schiet de ritmen van dit land
voorbij: ademtocht van wilde orchideeën
in de laagte, wiekslag van de molen bovenin
het dorp, echo’s van oorlog rond de heuvels.

De schaduw die aan hem gekoppeld is
stijgt voor hem uit, ontvlucht zijn loden
lijf voordat de top bereikt is, valt.

Zijn schim heeft hem verlaten als hij op-
staat bij de pleisterplaats. Het geurt
naar nacht, zijn mond zoekt de bidon.

 

 
Victor Vroomkoning, (Boxtel, 6 oktober 1938)
Nijmegen, Zevenheuvelenweg

 

De Franse dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker Jean Cocteau werd op 5 juli 1889 in Maisons Lafitte geboren. Zie ook alle tags voor Jean Cocteau op dit blog.

Les façades

Il est des cris plaintifs qui se tordent les bras,
Mordus entre les dents, avortés sur les lèvres,
Des fards astucieux masquant l’ardeur des fièvres,
Et des corps moribonds sous la fraîcheur des draps.

La douleur nous fait honte en nous prenant pour cible.
Cherchons le mot qui trompe et le regard qui ment !
Le sanglot doit se perdre en un ricanement,
Et le cerveau bondir sous un flot impassible…

Combien rencontrons-nous de chaos inconnus,
Pantins qui crisperaient, enfin réels et nus,
Leurs traits démaquillés à la clarté des lampes !

Ignorons-nous assez les larmes et le sang !…
Et près des volets clos qu’on regarde en passant,
L’anneau froid des canons appuyés sur les tempes !

 

Mon amour et mes songes

Un voile clair, un voile épais
Recouvre notre destinée
Mais l’étoile qui nous est née
Demeure une étoile de paix.

Peuvent-ils nous mentir, les astres
Ou se trompent-ils de cent ans ?
Et confondent-ils les désastres
Dans la perspective du temps ?

Étoiles, faites des mensonges !
Je crois mon amour et mes songes.

 

Je t’aime

Je dis : tu n’auras qu’un poème
Et voilà que j’en glisse deux
L’un pour te répéter : « Je t’aime »,
L’autre : « Je suis ton amoureux ».

 
Jean Cocteau (5 juli 1889 – 11 oktober 1963)
Als 20-jarige in 1909 

 

De Vlaamse schrijver Felix Timmermans werd op 5 juli 1886 geboren te Lier. Zie ook alle tags voor Felix Timmermans op dit blog.

Uit: De Bende van de onzichtbare hand

“Het was op een donderdag, als ’t na de noen geen school is.
Gommaarken en drie van zijn vrienden trokken de stad uit, om op den buiten te gaan spelen.
Ze waren aan een beek aan ’t viskens vangen, als er daar een koopman met een grote valies kwam aangestapt.
‘Halte la!’ riep de koopman, ‘wie van u wil mijn valiesje eens dragen. Ik zal er hem goed voor betalen!’
Gommaarken dacht ineens op de kermis van toekomende zondag. Een cirk met wilde beesten, een galoppeerdenmolen, smoutebollenkramen. En vóór de anderen boe of ba konden zeggen, liep hij naar de koopman, nam de valies over en volgde hem.
De koopman ging wel twintig stappen voor, zei geen woord en zag niet om.
Als Gommaarken hem probeerde in te halen, zette de koopman zijnen passer wat meer open, zodat het toch altijd twintig stappen bleven.
De valies was wel niet al te zwaar, maar veel te groot voor zo een klein jongeske, als Gommaar, zodat hij ze alle vijf minuten van d’ene hand in d’andere moest overnemen.
Als ze lang gegaan waren, zag Gommaar in de verte de kerktoren van een dorp. ‘Daar zal het zijn!’ zuchtte hij blij, hij kreeg van her moed, en begon een liedje te fluiten.
Maar de koopman ging het dorp door, zonder om te zien en zonder één woord te zeggen.
En nu was het een lange, lange steenweg, waar geen eind was aan te zien.
Gommaar wierd moe, bleef al eens staan om op asem te komen, maar moest dan weer harder lopen om de koopman in te halen en bij te houden.
‘Meneer, is ’t nog ver?’ riep Gommaar.
De koopman antwoordde niet, ging zonder omzien voort, altijd twintig stappen vooruit.
Gommaar zei in zijn eigen: ‘Als ik op ’t einde van de steenweg nog verder moet, dan vraag ik mijn geld, en ik keer terug.’

 
Felix Timmermans (5 juli 1886 – 24 januari 1947)
Portret door Isidoor Opsomer, 1936

 

Zie voor de schrijvers van de 4e juli ook mijn blog van 4 juli 2013 ook mijn blog van 5 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.