De Engelse dichter Geoffrey Chaucer werd vermoedelijk rond het jaar 1343 geboren in Londen, waar zijn ouders onder andere een eigendom in Thames Street bezaten. Chaucer wordt beschouwd als de belangrijkste schrijver uit de Middelengelse literatuur. Hij was de schepper van enkele van de meest geprezen dichtwerken uit de wereldliteratuur. Chaucer was niet alleen een uitzonderlijk begaafd auteur en dichter, maar leidde ook een druk openbaar leven als soldaat, hoveling, diplomaat en ambtenaar en vervulde een verscheidenheid aan openbare functies. Tijdens die carrière was hij de vertrouweling en protegé van drie opeenvolgende koningen, namelijk Eduard III (1312-1377), Richard II (1367-1400) en Hendrik IV (1367-1413). Toch vond Chaucer de tijd om duizenden versregels te schrijven die nu nog steeds door literatuurliefhebbers hooglijk gewaardeerd en bewonderd worden. Daarmee toonde hij aan dat het Engels uit zijn tijd (thans Middelengels genoemd) net zo goed gebruikt kon worden in de poëzie als het Frans of het Latijn, wat hem die titel van ‘vader van de Engelse literatuur’ bezorgde. Hoewel hij vele werken schreef, wordt hij het meest geroemd voor zijn onafgewerkte raamvertelling “The Canterbury Tales”.
Uit:The Canterbury Tales
The Miller’s Tale (Fragment)
Once on a time was dwelling in Oxford
A wealthy man who took in guests to board,
And of his craft he was a carpenter.
A poor scholar was lodging with him there,
Who’d learned the arts, but all his phantasy
Was turned to study of astrology;
And knew a certain set of theorems
And could find out by various stratagems,
If men but asked of him in certain hours
When they should have a drought or else have showers,
Or if men asked of him what should befall
To anything; I cannot reckon them all.
This clerk was cleped hende Nicholas.
Of deerne love he koude and of solas;
And therto he was sleigh and ful privee,
And lyk a mayden meke for to see.
A chambre hadde he in that hostelrye
Allone, withouten any compaignye,
Ful fetisly ydight with herbes swoote;
And he hymself as sweete as is the roote
Of lycorys, or any cetewale.
His Almageste, and bookes grete and smale,
His astrelabie, longynge for his art,
His augrym stones layen faire apart,
On shelves couched at his beddes heed;
His presse ycovered with a faldyng reed
And al above ther lay a gay sautrie,
On which he made a-nyghtes melodie
So swetely that all the chambre rong;
And Angelus ad virginem he song;
And after that he song the Kynges Noote.
Ful often blessed was his myrie throte.
And thus this sweete clerk his tyme spente
After his freendes fyndyng and his rente.
Geoffrey Chaucer (Ca. 1343 – 25 oktober 1400)