De Amerikaanse schrijver George Ames Plimpton werd geboren op 18 maart 1927 in New York. Hij studeerde Engels in Harvard en werkte daarnaast voor de Harvard Lampoon. Na drie jaar in het leger ging hij in 1949 naar King’s College in Cambridge om verder te studeren. In 1952 haalde hij zijn B.A. en twee jaar later zijn M.A. In 1953 begon hij te werken voor de Paris Review. Plimpton was een enthousiaste amateur sporter. In de documentaire film When we were kings uit 1994 leverde hij commentaar, samen met Norman Mailer, op de historische bokswedstrijd tussen George Foreman en Mohammed Ali. Als een soort „running gag“ verscheen hij ook in andere films, bijvoorbeeld in de rol van bestseller psycholoog in Good Will Hunting,
Uit: Truman Capote
“1966: In Which TC Decides to Give His Black-and-White Ball
JOHN KNOWLES
Don’t you think Truman sat there in Monroeville Alabama, when he was about ten, deeply rejected and out of it, strange little outcast, even in his own house, and said that someday he would hire the most beautiful ballroom in New York City and he would have the most elegant and famous people in the world there?
LEO LERMAN
The ball was one of his major works. As much a major work as some of his short stories. He sat there planning it all summer long. I came back from somewhere to find him surrounded by these notebooks. I wondered what work is he writing? It turned out to be this ball. One of the things he adored saying was “Well, maybe you’ll be invited and maybe you won’t.” He’d say things like “Well, are we going to have so-and-so?” Then he’d make little notes. He had the most marvelous time doing it. It was his reward for all those years he kept for himself. It was ostensibly for Kay Graham. It was for Truman.”
George Plimpton (18 maart 1927 – 25 september 2003)
Als Nathaniel Parker in de televisiefilm Murder is Corny, 2002
De Duitse dichter en schrijver Walter Rheiner (eig. Walter Heinrich Schnorrenberg) werd geboren op 18 maart 1895 in Keulen. Hij volgde een opleiding tot koopman die hij in Luik, Parijs en Londen voortzette, Toen hij in 1914 opgeroepen werd voor militaire dienst nam hij voor de eerste keer drugs om verslaving te simuleren. Hij werd echter toch goedgekeurd en naar het Russische front gestuurd. In 1917 werd hij alsnog uit de dienst ontslagen en ging hij naar Berlijn. Daar werd hij voortdurend door geldzorgen geplaagd en bedelde hij bij vrienden en schrijvers (Däubler, Friedlaender, Claire en Iwan Goll, Hasenclever, Lasker-Schüler, Loerke, Meidner en Schickele) in het beroemde Romanische Café vaak om geld. Tussen 1918 en 1921 verbleef hij hoofdzakelijk in Dresden, waar hij een van de kopstukken van de expressionistische Gruppe 1917 werd. In Felix Stiemer vond hij daar een uitgever die hem stimuleerde. In die jaren verschenen maar liefst zeven bundels. Zijn drugsverslaving werd echter realiteit en steeds ernstiger. Vrouw en kind verlieten hem, zijn scheppende kracht verdween en totaal verarmd maakte hij zelf in 1925 een einde aan zijn leven.
Uit: Kokain
„Nacht hing groß in den Bäumen der Allee und tropfte auf seine Schultern nieder, da Tobias unter den flüsternden Ästen dahinschritt. Er ging und ging, die Allee hinauf und hinab, fast schon zwei Stunden lang.
Die Normaluhr (ehernes Gespenst an der Straßenkreuzung) zeigte schon halb elf. Im Sterben dieses Sommerabends, der in unzähligen allerzartesten Tinten hinter dem Riesenrumpf der ewigen grauen Gedächtniskirche zerfloß, war Tobias aufgebrochen – ergriffen von jener düsteren Unruhe, die immer wi
ederkam und ihn desto mehr quälte, je mehr er ihr zu entfliehen oder sie zu betäuben suchte im Trubel des klirrenden Cafés, jener armseligen Stube mit den roten Plüschsesseln und den grinsenden Fratzen kaltblütiger Gäste, die dort ein unwirkliches Leben führten – ein Dasein von bunten Abziehbildchen, wie sie uns als Kindern geschenkt werden. Wie oft, so auch diesmal war er dort hingeflohen vor dem Zergehen der sommerlichen Sonne, das weich über den nahen Himmel rann und seine Unruhe zum Irrsinn zu steigern drohte.
Und doch siegte immer diese Unruhe, die, wenn sie kam, ihm alle Räume verhaßt machte – sein chambre garnie so gut wie das Café oder den großen Raum der Straßen und Plätze.”
Walter Rheiner (18 maart 1895 – 12 juni 1925)
De Sloveense dichter en schrijver Srečko Kosove werd geboren in Sežana op 18 maart 1904. De financiële situatie in de familie was altijd zorgelijk, omdat vader Kosovel wegens zijn Sloveense gezindheid steeds opnieuw in conflicten met de overheid verzeild raakte. Als leerling schreef Kosovel zijn eerste verhaal over het kortbijgelegen Triëst. Vanaf 1916 volgde hij de middelbare school in Ljubljana.Hier leerde hij 1919 de dichter Branko Jeglič kennen die weldra stierf. Hij publiceerde in het orgaan van Edinost in Triëst een necrologie vol lof over Jeglič. In 1920 raakte Kosovel bevriend met de dichter Ludvik Mrzel, met wie hij tot zijn dood hecht bevriend zou zijn. Mrzel gaf het tijdschrift “Jadran” uit, waaraan Srečko meewerkte. In 1922 beëindigde hij zijn opleiding en besloot in Ljubljana te blijven, ook vanwege de Italiaanse bezetting van Primorska. Hij schreef zich in aan de universiteit van Ljubljana om er slavistiek, Romaanse talen en filosofie te studeren. Vanaf 1921 was Kosovel al actief als medewerker van het avantgardistische tijdschrift “Trije Labodi” (“De drie zwanen”), dat in Novo mesto werd uitgegeven. Vanaf 1925 tot aan zijn dood werkte Kosovel met Ludvik Mrzel ook als redacteur van het blad “Mladina”. Terugkerende motieven in de poëzie van Srečko Kosovel zijn het landschap van de Karst, waar hij opgroeide, de dood en de moederfiguur.
A Suicide in front of a Mirror
A suicide in front of a mirror.
A frightened soul.
The wind moans in the black woods.
The night’s tempest tears my heart from my chest.
My spirit, you are the Flying Dutchman,
always returning to the primal darkness,
getting drunk on the blowing of the wind!
A policeman blowing his whistle.
It is frightening to be a brother to the storm!
Frightening to be a brother to the silver sun.
Stay broken and slain, my spirit,
do not look to the dead slopes for salvation.
I walk through the woods. The tree trunks are black.
Two go leaning towards each other.
The black chasm of the universe above me.
I am leaning into it
and listening.
I walk through the woods. The tree trunks are black.
Two go leaning towards each other.
The black chasm of the universe above me.
I am leaning into it
and listening.
Vertaald door Katarina Jerin
Above the Madhouse
Above a madhouse is strolling
a moonstruck moon.
A Shadow-man is walking around a white garden
absorbed in his sad chin.
As if in a kaleidoscope,
currencies, stocks were dancing before him
in a rainbow fire burning away.
An ex-banker, prisoner of papers
now strolling
with the moonstruck moon
behind the white walls of a madhouse.
This is freedom,
the horrible freedom
you have stepping behind the invisible walls
of expanded human consciousness,
which unfolds in a terrible
immensity.
Vertaald door Nike Kocijancic Pokorn
Portret door Alfons Graber
De Amerikaanse romancier Richard Thomas Condon werd geboren op 18 maart 1915 in New York. Zie ook mijn blog van 18 maart 2007.
Uit: The Manchurian Candidate
„He listened to the operator get through to the switchboard at the Post-Dispatch. He heard the switchboard tell her that Mavole’s father worked in the composing room. A man talked to a woman; there was silence. Raymond stared at his own large toe.
“Hello?” A very high voice.
“Mr. Arthur Mavole, please. Long distance calling.” The steady rumble of working presses filled the background.
“This is him.”
“Mr. Arthur Mavole?”
“Yeah, yeah.”
“Go ahead, please.”
“Uh – hello? Mr. Mavole? This is Sergeant Shaw. I’m calling from San Francisco. I – uh – I was in Eddie’s outfit, Mr. Mavole.”
“My Ed’s outfit?”
“Yes, sir.”
“Ray Shaw?”
“Yes, sir.”
“The Ray Shaw? Who won the Medal of -“
“Yes, sir.” Raymond cut him off in a louder voice. He felt like dropping the phone, the call, and the whole soggy, masochistic, suicidal thing in the wastebasket. Better yet, he should whack himself over the head with the goddam phone. “You see, uh, Mr. Mavole, I have to, uh, go to Washington, and I -“
Richard Condon (18 maart 1915 – 9 april 1996)
De Engelse dichter en kunstcriticus William Cosmo Monkhouse werd geboren op 18 maart 1840 in Londen. In 1865 publiceerde hij A Dream of Idleness and Other Poems waarin zijn bewondering voor Wordsworth enTennyson terug te vinden was. Het duurde tot 1890 voor de bundel gevolgd werd door Corn and Poppies, in 1895 door de opvallende ballade The Christ upon the Hill. In 1868 had Monkhoude nog een roman geschreven, A Question of Honour. Daaran wijdde hij zich bijna geheel aan het schrijven van kunstkritieken.
There Once Was an Old Man of Lyme
There once was an old man of Lyme
Who married three wives at a time,
When asked, “Why a third?”
He replied, “One’s absurd!
And bigamy, sir, is a crime.
There Once Was a Girl of Lahore
There once was a girl of Lahore,
The same shape behind as before;
As no one knew where
To offer a chair,
She had to sit down on the floor.
Cosmo Monkhouse (18 maart 1840 – 20 juli 1901)
Getekend door William Strang
De Franse schrijver Jean Anglade werd geboren op 18 maart 1915 in Bonnets bij Thiers. Hij debuteerde met de dichtbundel Chants de guerre et de paix in 1945. Hij heeft meer dan tachtig werken op zijn naam staan: romans, theaterstukken, gedichten, vertalingen, levensbeschrijvingen, essays, maar ook humoristische boeken. (Hij ontving de Prix de l’Humour noir)
Uit: Le Temps et la paille
« Henriette et moi vivions notre neutralité amoureuse. Lorsque nous apprîmes qu’un résistant, Paul Guillebaud, avait été capturé et abattu par les Allemands dans la gare de Gannat, nous nous bouchâmes les oreilles. Nous finîmes par dénicher un modeste appartement ouvrant ses fenêtres sur la Grande-Rue. Nous devions payer le loyer non pas en espèces, mais par un cochon annuel qu’acceptaient de fournir les beaux-parents Rouchon. La radio suisse nous apportait des nouvelles encourageantes ; les Allemands subissaient en Russie d’immenses défaites. Nous avions conscience de vivre des événements historiques ; ils seraient plus tard racontés par des auteurs qui ne les auraient point vécus. Cela me donna le goût de reprendre mes études, de réparer mon echec eu CAPES. Henriette m’y encouragea vivement. Si je parvenais à gravir ce degré dans l’echelle enseignante, mon traitement gagnerait aussi de la hauteur ; Henriette pourrait renoncer à son emploi mal payé de secrétaire, consacrer son temps aux soins de sa personne, de la mienne, des mioches que nous ne manquerions pas de produire. »
Jean Anglade (Bonnets, 18 maart 1915)
De Duitse schrijver Friedrich Nicolai werd geboren op 18 maart 1733 in Berlijn. Na de dood van zijn vader en zijn oudste broer nam hij in 1758 diens boekwinkel over. In 1754 was hij bevriend geraakt met Lessing en Mendelssohn, met wie hij in 1755 de Briefe über den itzigen Zustand der schönen Wissenschaften in Deutschland uitgaf. In 1765 richtte hij de Allgemeine Deutsche Bibliothek op, een recensieblad, waarin gedurende de veertig jaar van zijn bestaan meer dan 80.000 boeken besproken werden.
Uit: Das Leben und die Meinungen des Herrn Magister Sebaldus Nothanker
“Der Pastor Sebaldus und die schöne Wilhelmine, brachten die ersten Monate nach ihrer Verheirathung, welche sonst andern neuverehlichten Paaren die Zeit einer girrenden Zärtlichkeit zu seyn pflegen, vielmehr in einer Art von Kälte und Verlegenheit zu. Sebaldus bemerkte einen Abstand zwischen seiner landmännischen Treuherzigkeit, und den feinen Hofmanieren seiner vornehmen jungen Frau. Er konnte sich noch nicht recht darum schicken, mit ihr als mit seines gleichen umzugehen. Wilhelmine, auf ihrer Seite, konnte den wohlgeputzten Hof, den sie verlassen hatte, nicht so geschwind vergessen. Das Andenken der Pracht der von der Fürstinn abgelegten Kleider, in der sie sich oft der gaffenden Menge der Zofen und Kammerdiener gezeigt hatte, verleidete ihr ihren ländlichen aber neugemachten Anzug. Es war ihr sogar verdrüßlich, daß sie ferner nicht Aufwartung machen, und sich v
or höheren Personen tief verneigen sollte. Das Glück unabhängig zu seyn, schien ihr Erniedrigung. Die ungekünstelte Schönheit der Natur, die sie auf dem Lande vor sich hatte, konnte sie noch nicht wegen des Flitterstaats der Kunst, den sie nun nicht mehr erblickte, schadlos halten.”
Friedrich Nicolai (18 maart 1733 – 8 januari 1811)