Hanz Mirck en Rousseau

Hanz Mirck is boekverkoper, vertaler, muzikant, maar vooral schrijver. Hij won diverse prijzen voor zijn proza, poëzie en columns (waaronder de Dunya Poëzieprijs 2004) en debuteerde in 2002 bij uitgeverij Vassallucci met de dichtbundel Het geluk weet niets van mij, die werd genomineerd voor de C’ Buddinghprijs en door Gerrit Komrij en Neeltje Maria Min tot aanrader voor de Nationale Poëzieclub bestempeld. In 2005 verscheen zijn romandebuut Het Godsgeschenk. Een tweede dichtbundel, Wegsleepregeling van kracht verscheen in februari 2006.

 

Het geluk weet niets van mij:
het woont, denk ik, teruggetrokken op het land
Niemand vertelt het geluk ooit over
het nut van telefoonboeken. Of over regenjassen,
het lover van geboomte, de liefde
Niets weet het, helemaal niets. Het meisje
tegenover me in de trein slaapt
zonder te hebben gezegd waar ze eruit moet

Kent het geluk de reeën met gespitst oor
die ik gezien heb langs het spoor?

 

Hanz Mirck, Het geluk weet niets van mij
(Amsterdam, Vassallucci, 2001) 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

Jean-Jacques Rousseau wordt in 1712 in Genève geboren als zoon van een vermaarde horlogemaker. Zijn moeder overleeft de bevalling niet. De eerste tien jaar van zijn leven woont hij eerst bij een tante en daarna bij zijn vader. Als denker wordt Rousseau pas bekend in 1750 wanneer hij een prijsvraag wint die is uitgeschreven door de Academie van Dijon voor een sceptisch geschrift over de zedelijke waarde van de Kunsten en de Wetenschappen. In dit essay, Discours sur les sciences et les arts, stelde hij dat de vooruitgang van kunst en wetenschap niet gunstig was geweest voor de mensheid (in West-Europa). De vooruitgang van kennis had regeringen sterker gemaakt en de individuele vrijheid geknecht. Rousseau concludeerde dat materiële vooruitgang de mogelijkheid van oprechte vriendschap had ondermijnd en vervangen door jaloezie, angst en wantrouwen. Hierin toonde hij zich voor het eerst een tegenstander van de vooruitgang die zo door zijn vrienden van de Encyclopédie en de Verlichting werd nagestreefd. Later zal dit grote verschil van inzicht maken dat hij met die vrienden breekt. Du Contrat Social ou Principes du droit Politique (1762) Dit ‘maatschappelijk verdrag’ berust op het idee van de volkssoevereiniteit, de wil van het gezamenlijke volk (de algemene wil of volonté générale tegenover de volonté particulière van de vorst) als enige en onbeperkte bron van het staatsgezag en daarmee ook van het recht. Tegen het absolutisme. Niet meer een contract tussen individuen en de persoon die als soeverein over hen zal heersen (gangbaar tot in de 17e eeuw), maar een verdrag van vrije individuen onderling die besluiten een gemeenschap te vormen.

Citaten :

« Le plus fort n’est jamais assez fort pour être toujours le maître, s’il ne transforme sa force en droit, et l’obéissance en devoir. » (Du contrat social)

« Renoncer à sa liberté, c’est renoncer à sa qualité d’homme. » (Du contrat social)

« Comme les premiers motifs qui firent parler l’homme furent des passions, ses premières expressions furent des tropes. Le langage figuré fut le premier à naître, le sens propre fut trouvé le dernier […] D’abord on ne parla qu’en poésie; on ne s’avisa de raisonner que longtemps après.» (Essai sur l’origine des langues, III)

Jean-Jacques Rousseau (28 juni 1712 – 2 juli 1778)