Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, Kees Torn, Eriek Verpale, Santa Montefiore

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit De verborgen bron

“Ik heb mijn onrust, mijn onbehagen, trachten te sussen; blijkbaar ben ik al die jaren lang de waarheid stelselmatig uit de weggegaan. Ik ken je níét, Rina. Je bent mijn vrouw, wij hebben acht jaar onder hetzelfde dak gewoond, tafel en bed gedeeld; maar ik ken je niet, ik weet minder van jouw wezen dan van de schim van haar die je moeder is geweest.Jij bent een vreemde voor mij. Ik geef mij rekenschap van iets, dat ik, onbewust, al gevoeld moet hebben, telkens wanneer ik in jouw tegenwoordigheid overrompeld werd door het besef onverklaarbaar, ondraaglijk eenzaam te zijn. Je liep heen en weer, bezig met huishoudelijk werk, je zat voor je spiegel, je stond gebogen over de gasvlam in het laboratorium; ik was bij je, ik kon je aanraken, je zou antwoorden wanneer ik tegen je sprak, maar toch was ik alleen.”
(…)

“Dit is, voor zover ik het mij herinneren kan, de geschiedenis van Arethusa, de nimf die in een bron veranderde. Zij behoorde tot het gevolg van Artemis, de godin van de jacht en van de maan. Eens daalde Arethusa af in de golven van de rivier de Alpheus om daar te baden. De stroomgod zag haar en begeerde haar. Zij vluchtte, maar de rivier trad uit zijn bedding om haat te achtervolgen. Arethusa, bevreesd voor de hartstochtelijk schuimende stortvloed, riep haar meesteres aan, de kuise eenzame Artemis, De godin veranderde haar in een bron, maar ook in die gedaante herkende haar Alpheus. Door een spleet in de rotsachtige bodem verdween de bron in ondergrondse spelonken. zo meende zij te kunnen ontkomen aan eenwording met de wilde stroom. zij baande zich een weg door de duisternis van de onderwereld; maar toen zij, na een eindeloze zwerftocht, weer te voorschijn sprong uit de grond, vond zijn daar Alpheus, de rivier, die haar gevolgd was door de grotten van de hades.”

 
Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

 

De Maltese dichter Norbert Bugeja werd geboren in Siġġiewi op 2 februari 1980. Zie ook alle tags voor Norbert Bugeja op dit blog.

Via fori imperiali, after the concert
(bookends theme)

Some 30 metres away,
a pit of couples kissing in the darkness of acacias
which divides us, in the mischievous city
dusting scooters from its face
to clear her vision,
we gazed at each other’s silence
and decided to break it
with the same bundle of smoke-filled breaths …

Time it was,
and what a time it was, it was:

And even the moon, damn it, which loves to take the piss
pretending its a new foetus huddling in the night,
has stripped naked tonight
and chased the darkness with its moonie,

a time of innocence,
a time of confidences —

We raised our palms and were stunned
because they chanced to be of the same hue
and like the bodies of the ruins all lit up,
like Garfunkel’s hair weaving through the crowd
searching for the muse who has escaped.

long ago it must be, I have a photograph

We gazed upon the silence of each other,
and since silence had fallen on the ruins
we realized
that we had better do with our memories
what adults do — discard them
before we got to the first corner

and then tomorrow, we’ll see
if in the darkness of the photo-cemetries
we will be able to discover the yellow flower
we bought to please a pakistani
and also to fool each other that one day
we’ll cherish one another with the same song …

meanwhile this street lies down, a spent guitar,
and the moon’s found a shrine to hide behind,
and yet this pauper boy who loves you
still rummages
in the bongs and the green bottles for an evening
which welcomes him like home,
which strokes his hair,
which dances and sings to the same story
he found there.

(Preserve your memories, they’re all that’s left you)

 
Norbert Bugeja (Siġġiewi, 2 februari 1980)

 

De Nederlandse schrijfster Esther Gerritsen werd op 2 februari 1972 geboren in Nijmegen. Zie ook ook alle tags voor Esther Gerritsen op dit blog.

Uit: Normale dagen

“Toen ze van de dijk afkwam en hun straat inreed zag ze in de verte iets vreemds op de weg liggen. Enkele meters verderop herhaalde ze in gedachten: Hij ligt op straat. Hij ligt op straat. Mijn grootvader ligt op straat.
Terwijl ze aan kwam fietsen had ze wel iets zien liggen wat op een man leek, maar ze had verwacht dat dat beeld zich op het laatste moment wel zou ontpoppen tot een oude jas, een olievlek, een cementzak. Ze was het gewend dat de catastrofale beelden in haar hoofd door de realiteit werden ontzenuwd. Vertrouwd met het zich verhouden tot de obstakels in haar hoofd. Minder met die uit de praktijk. Maar dichterbij gekomen werd de oude jas die op een man leek haar eigen grootvader. Had ze voor ingebeelde gevaren veel zinnen paraat – formules, bezweringen, geruststellende woorden – voor grootvader op het wegdek kwam er maar één zin: Hij ligt op straat.
Ze liet haar fiets in de berm vallen en knielde naast hem. Hij lag min of meer op zijn zij. Ergens tussen terug op zijn rug vallen en proberen op te staan in. Met zijn handen op het wegdek hield hij zich in evenwicht. Zijn hoed lag naast hem. Zijn kale, bleke schedel stak nogal opvallend af tegen het ruwe grijze asfalt. Als iets wat je alleen binnenshuis hoort te zien en zeker niet zo dicht bij een wegdek. Hij keek niet naar haar op.
‘Opa,’ zei ze, om aan te geven dat zij het was. Haar aanwezigheid leek hem niet te verbazen.
‘Ik moet even opstaan,’ zei hij, alsof ze hem midden in een activiteit aantrof.
‘Ja,’ antwoordde ze.
Hij herhaalde: ‘Ik moet even opstaan,’ liet zo weten heel goed te begrijpen dat hij hier niet op straat hoorde te liggen, en omdat hij dit begreep was er hier dus niets opmerkelijks aan de hand. Lucie deed gehoorzaam mee en vroeg dan ook met enige verbazing in haar stem of hij soms gevallen was. Alsof grootvader nog een andere heel goede reden zou kunnen hebben om hier op straat te liggen, of liever: om hier bezig te zijn met opstaan.
‘Kan je even helpen?’ vroeg hij geërgerd. Ze pakte hem onhandig bij zijn bovenarmen vast en trok hem overeind. Toen hij stond liet ze hem weer los, maar ze bleef voor de zekerheid vlak naast hem staan. Hij bleef overeind. Leek stabiel. Ze pakte zijn hoed van de straat. Hij nam hem trillend aan.“

 
Esther Gerritsen (Nijmegen, 2 februari 1972)

 

De Ierse schrijver James Joyce werd geboren in Dublin op 2 februari 1882. Zie ook ook alle tags voor James Joyce op dit blog.

Uit: Finnegans Wake

“Oftwhile balbulous, mithre ahead, with goodly trowel in grasp and ivoroiled overalls which he habitacularly fondseed, like Haroun Childeric Eggeberth he would caligulate by multiplicables the alltitude and malltitude until he seesaw by the neatlight of the liquor wheretwin ’twas born, his roundhead staple of other days to rise in undress maisonry upstanded (joygrantit!), a waalworth of a skyerscape of most eyeful hoyth entowerly, erigenating from next to nothing and celescalating the himals and all, hierarchitectitiptitoploftical, with a burning bush abab off its baubletop and with larrons o’to Bigmaster Finnegan, tippler, freeman builder / freemason [Ger. mauer = wall] lived broadly and without constraint in his torch-lit cottage in prehistory, before the Bible was written or enacted [Adam]. (One yesterday / day of yeasty beer drinking he stuck his head [Fr. tete = head] in a tub in order to wash the features of his face / watch his future fate [bobbing for apples], but before he took it out again, by the might of Moses, the very water had evaporated / turned to a viper [the sea parted], and all the Guiness had run out / Genesis people had made their exodus [from Eden/Egypt]; so that ought to show you what a man of the pentateuch / punch-and-judy showman [God] he was!). And during many very odd years he [HCE] in the drinkers’ village piled building [Ger: bildung = education] above building on the banks for those who lived by the river / on the banks of the Liffey for the public. He had a little wife [ALP], Annie; he loved/feared the little creature. With her hair in his hands / hare and hounds he took up his partner / stuck his part in her.“

 
James Joyce (2 februari 1882 – 13 januari 1941)
Portret door Jacques-Emile Blanche, 1935

 

De Nederlandse dichter, tekstschrijver en cabaretier Kees Torn werd geboren in Oostburg op 2 februari 1967. Zie ook alle tags voor Kees Torn op dit blog.

Realist

Toen ik zes werd, kreeg ik allerlei cadeaus
Een spaarpot van mijn oom voor al mijn centen
Die dingen vond ik toen al waardeloos
Maar tante gaf een sprookjesboek met prenten
Het mooist van alles en na veel geblader
Zag ik een draak met ridders in gevecht
En op een zondag vroeg ik aan mijn vader
– Papa? Draken? Bestaan die echt

En mijn vader liet niet eens zijn krantje zakken
Om te zeggen dat die zeker wel bestonden
En nog steeds de onvoorzichtigen verslonden
Die probeerden om de schatten af te pakken
Die die draken altijd in hun grot bewaken
Gouden munten, diamanten en juwelen
Die verbeten drakenvechters wilden stelen
Maar de scherpe klauwen en de sterke kaken
En de vuurstraal overleefde er niet een
Maar dat zei mijn vader niet. Hij zei slechts: Neen

Er kwamen geen verzinsels aan te pas
Hij maakte het niet mooier dan het was

“En trollen papa? Wat zijn trollen?”
Hij bleef rustig in zijn krantje zitten lezen
En vertelde niet hoe zo’n kwaadaardig wezen
Het zo lollig vindt, met kinderen te sollen
Die hij zomaar wegrooft bij gewone lieden
En dan in zijn hol gaat treiteren en plagen
En bespugen, martelen en angst aanjagen
Met zijn lodderoogjes, die geniepig spieden
Daarna vreet hij ze pas op en boert voldaan
Maar mijn vader zei: Die hebben nooit bestaan

Er kwamen geen verzinsels aan te pas
Hij maakte het niet mooier dan het was

En toen ik in mijn sprookjesboek het plaatje van een engel vond
Toen hoorde ik mijn vader zeggen: Dacht je dat dat niet bestond
Nou, kijk dan heel goed om je heen
Want hier in huis, daar is er een
Die als geen ander van je houdt
En van je broertjes allebei
En van je zusje en van mij
Dus, wees maar blij
Dat papa met de liefste engel van de wereld is getrouwd

Maar zoiets heeft mijn vader nooit gezegd
Hij heeft niet eens zijn krantje weggelegd

 
Kees Torn (Oostburg, 2 februari 1967)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Eriek Verpale werd geboren op 2 februari 1952 te Zelzate. Zie ookook alle tags voor Eriek Verpale op dit blog.

Desertie

Vlucht niet. Nog niet.
Ik moet je nog slaan
mijn veel te grote handen kapot
aan jouw smalste verdriet.
Vlucht niet, dit is een bevel,
blijf staan of ik schiet
vol plattegronden.
Want ik zal je zoeken.
Ik kom met honden,
ik onderzoek alle hoeken,
keer dozen vol oude klasfoto’s om,
dring binnen in archieven,
lees je brieven. Voddenrapers
bezorgen mij morgen al je kleren.
Je moet mij nog alles leren:
de taal der dieren, want kijk,
kijk naar de vogels in de lucht,
hoe zelfs zÌj altijd terugkeren,
‘s nachts. Elders te koud.
Dus vlucht niet, maar bewaar mij.
Wat is een gevangene zonder cipier?
Ik wil nog niet vrij. Laat daarom
de deur op een kier.

 
Eriek Verpale (2 februari 1952 – 10 augustus 2015)

 

De Britse schrijfster Santa Montefiore (eig. Santa Palmer-Tomkinson) werd geboren op 2 februari 1970 in Hampshire. Zie ook alle tags voor Santa Montefiore op dit blog.

Uit:Secrets of the Lighthouse

“Aunt Peg drove on through the town and out the other side. A mile or so further down the coast she took a turning onto a farm track and motored up the hill between grey stone walls and lush green pastures dotted with sheep, until they reached a pair of modest white farmhouses at the top. ‘It’s not much but it’s home,’ she said cheerfully, drawing up in front of the cottage on the left. Ellen was disappointed. She had rather assumed her aunt would have a bigger house. But it was quaint and picturesque with a high thatched roof into which little dormer windows had been cut and painted red to match the door. There were no trees to protect it from the elements, only the low stone wall, and Ellen imagined it had been built stout and sturdy in order to withstand the ferocious winter winds.
The house might have been a disappointment, but when she stepped out and turned around, the view took her breath away. There, twinkling through the evening mist, was the ocean, and right in the middle, looming out of the twilight like a phantom, were the charred remains of a ruined lighthouse. She stood a moment and watched it. The sun had sunk below the horizon and the sparkling lights of Ballymaldoon could be seen way off to the right, blending with the first stars that peeped through the cloud. Slowly the lighthouse faded as the night and fog closed in around it, and then it was gone, as if it had never been there.”

 
Santa Montefiore (Hampshire, 2 februari 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e februari ook mijn blog van 2 februari 2014 deel 2 en ook deel 3.