De Nederlandse schrijver, redacteur en radio- en televisiepresentator Hugo Borst werd geboren in Rotterdam op 15 juni 1962. Borst rondde de mavo af en trad per 1 januari 1985 in dienst bij Voetbal International. Na ruim zes jaar vertrok hij samen met Leo Verheul naar Panorama, maar bleef actief in de voetbalwereld. Borst is (voetbal)columnist en stadschroniqueur van het Algemeen Dagblad. Hij heeft ook een wekelijkse rubriek op de website Unibet.com, waar hij tips geeft aan gokkers over wedstrijden in de eredivisie. Voor Esquire schrijft hij columns over seks, liefde en de misverstanden tussen mannen en vrouwen. Ook was hij vaste gast in het NOS-voetbalpraatprogramma Studio Voetbal en hij was in 2004 jurylid van het BNN-programma Komt dat schot. In 2006, 2007 en 2008 was hij ook tafelheer bij het televisieprogramma “De Wereld Draait Door” en presenteerde hij zijn eigen televisieprogramma “Over vaders en zonen”. Vanaf 1994 is Borst verbonden aan het voetbaltijdschrift Hard gras. Sinds 2005 is Borst tevens een van de hoofdredacteuren van het tijdschrift. In 2007 maakte hij, vergezeld door Matthijs van Nieuwkerk en Henk Spaan, voor dit tijdschrift een theatertour door Nederland. Samen met Sander de Kramer richtte Hugo Borst de Sunday Foundation op, die onder andere opkomt voor de rechten van kinderen in Sierra Leone. Per augustus 2013 is Borst de nieuwe stem van de zondagse uitzending van NOS Langs de Lijn, samen met Henry Schut. Schut en Borst zijn de opvolgers van Toine van Peperstraten en Tom van ’t Hek, die de NOS verlieten voor respectievelijk FOX Sports en BNR Nieuwsradio. In 2015 verscheen Borsts boek “Ma” over zijn dementerende moeder. Een jaar later, in 2016, schreef hij samen met Carin Gaemers een brief naar staatssecretaris Martin van Rijn over de ondermaatse ouderenzorg in Nederland. Deze brief werd in oktober 2016 gevolgd door een manifest ‘Scherp op ouderenzorg’ met tien punten om de ouderenzorg te verbeteren. Voor hun inzet kregen ze de Machiavelliprijs 2016 en de Issue Award 2017.
Uit: Ma
“Al een paar maanden gaat de telefoon ’s avonds rond een uur of zeven: ma krijgt de tv niet aan.
‘Zit de stekker erin?’
‘Eh, ik geloof het niet.’
‘Die hoef je er niet uit te trekken, ma.’
‘Jawel. Dat moet toch altijd?’
‘Doe de stekker er maar in.’
‘Maar als het gaat onweren?’
‘Dan haal je ‘m eruit. Maar het gaat vannacht niet onweren.
Echt. Ik heb net de weersverwachting gehoord.’
Ze legt de telefoon neer. Gestommel. Ze zegt wat, waarschijnlijk tegen zichzelf, ik kan het niet verstaan.
‘Ma?’
‘…’
‘Ma-ha! Joehoe!’
‘Zo, hier ben ik weer.’
‘Heb je de afstandsbediening?’
Ik hoor dat ze de telefoon weer neerlegt, maar ze is sneller terug dan verwacht. Dat valt mee.
‘Druk eens op de groene knop, ma.’
‘…’
‘Ma?’
‘Er gebeurt niks.’
Ik hoor een piepje. Onhoorbaar voor haar slaak ik een zucht. Ongelofelijk. Ze krijgt het weer voor elkaar.
‘Ma, je drukt op het groene knopje van de telefoon. Je moet…’
‘Ach ja.’
‘Druk maar op dat groene knopje van de afstandsbediening.’
‘Er gebeurt niks,’ zegt ma en ik hoor het begin van wanhoop.
Het zou niet de eerste keer zijn dat een poging om de televisie aan te zetten haar aan het huilen maakt.”