De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.
Uit: Dieven van vuur
“O ja’, zei hij. ‘Die koningin gaat keikapot.’
We keken omhoog, naar die sleuven in de buitenbetimmering, alsof het jazzplaten waren. Een vervelende kleine worm vrat zich een weg door de achterkant van mijn hoofd (waarvan ik me voorstel dat het de locatie van ons geweten is, ik weet ook niet waarom ik dat denk.) Het was niet meer dan een lichte, irritante kriebel – die zijn het ergst.
Nadat ik de verdelger had uitgelaten, liep ik de woonkamer in en ging voor de platenkast staan. Ik herkende een rijtje identieke platenruggen, de bovenste helft oranje, de onderste zwart. Blind trok ik een elpee uit het vak en ik liep naar de platenspeler. Een album van Archie Shepp: On This Night.
Ik lichtte het deksel van de pick-up. Het vinyl gleed soepel uit de hoes. En hoewel het schoon leek en glansde, liet ik de arm er even boven zweven terwijl ik een antistatisch borsteltje tegen de ronddraaiende plaat aan hield. Daarna draaide ik het volume van de stereo open en duwde de hendel naar beneden. Een droge klik. De naald zakte, raakte het vinyl, wipte weer op en koos een groef. Voor even genoot ik van de krakende ruis uit de speakers en de holle tik die weerklonk toen ik het deksel weer sloot. Daarna: een springerige, atonale pianoriedel, dwarrelend door de kamer. Een ijle vrouwenstem begon te zingen. Op de achtergrond rommelde een drummer. Even later viel de bassist in. Ze speelden alsof ze niks met elkaar te maken wilden hebben. Slechts heel af en toe kwamen ze samen in een simpele melodielijn, die ze enkele keren herhaalden, om meteen daarna te her- vallen in de chaos van het begin. Een plagerig spel dat minutenlang aanhield tot de muziek eindelijk in een herkenbaar blues- ritme viel en Archie Shepp zijn saxofoon aan de lippen zette. Ik sloot de ogen en dacht terug aan de eerste van die nachten, zoveel jaren geleden. Het was een snelle opeenvolging van messcherpe beelden. Een trailer van het verleden.
Hoe wij door de duisternis snijden. Bennie achter het stuur. Rokend. Korte giftige trekken, gulzig inhalerend terwijl hij met de toppen van zijn vingers op de versnellingspook trommelt. Onregelmatig. Nijdig. Hij heeft gedronken, maar hij zegt dat het gaat. Jelle zegt niks. Hij staart voor zich uit en ik, op de achterbank, kan dwars door zijn schedel heen de triomf zien die in zijn glimlach speelt, de voorpret om de verhalen die we straks in het café zullen vertellen.
Hoe wij het gebouw binnendringen, gedreven door onnadenkendheid, vrij van welk besef dan ook. Jelle, de gids. Zijn witte gympen dansen geruisloos een ladder op en ik volg, de idioot die niet weet waar we heen gaan, stram en stijf, bevangen door het soort koude dat alleen in lege, kale gebouwen hangt. Hoe we juichen om dingen waar wij niks van af weten. Jazzelpees. Een opgezette vis. Brieven. Vanaf het begin, de ontdekking, de drieste strooptochten die volgen, tot en met de angst en onrust die ons zullen overvallen.
Ik kon het allemaal zien. Die ochtend, de ochtend van de verdelger. Buiten droegen de wespen nietsvermoedend het gif hun nest in. Binnen nam de muziek van On This Night bezit van de kamer, gleed door de gang de keuken in, stak door naar de trappenhal, en verspreidde zich zo trede voor trede verder omhoog en omlaag totdat het hele huis leek te zingen.”
De Engelse dichter John Heath-Stubbs werd geboren op 9 juli 1918 in Londen. Zie ook alle tags voor John Heath-Stubbs op dit blog.
De gekko
‘k Weet niet hoeveel duizenden jaren van evolutie
Hebben de gekko nog niet geleerd
Dat je niet onderste boven omhoog kunt springen.
Blauw gespikkeld, roze gespikkeld, half-doorzichtig,
Kruipt hij, op zuignap-pootjes
Over de zoldering, Met
Zijn bizar uitpuilende ogen
Ziet hij een vlieg vlak onder hem schuifelen. Hij
springt
en
Klets!
Smakt op de grond.
Arm half verdoofd hagedisje!
Hoe werd dit dwaas-komische, dit onschuldige wezentje
Ooit tot symbool van het kwaad?
De Kopten zeggen:
‘Sint Sjenoeda heeft ons bevolen je te vernietigen!’
Waarna de stakker zich
Ineen hoort te rollen en dood te gaan,
Of, op z’n minst, diep-bedremmeld de aftocht te blazen.
En elk, Moslim of Christen, is het erover eens
Dat hij stiekem huizen insluipt, dat hij spuwt
In de zoutpot, tabernakel des levens,
Zo melaatsheid overbrengt,
In hetzelfde wit waartoe ook hij in het duister vervaagt.
Sjenoeda, onvermurwbaar heilige vader,
Die de woestijn uit komt stappen met zand in je baard,
Houd jij je dan met zulke
Beuzelarijen bezig?
Het is heel goed mogelijk. In jouw tijd,
In die van Pachomius, Marais Antonius,
Krioelde het in de dorre vlakten van draken.
Dit is een parodie, een draak in het heel klein.
Er is zoveel kwaad op de wereld
Dat alles er wel het symbool van kan zijn.
Vertaald door C. Buddingh’
Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2021 en ook mijn blog van 7 juli 2020 en eveneens mijn blog van 7 juli 2019 deel 1 en eveneens deel 2.