De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog.
Uit: Publiek geheim
“Clara schoof de papieren en boeken naar een hoek van de tafel, zodat er ruimte vrijkwam voor twee ontbijtborden en twee koppen koffie. ‘Hier.’ Ze gaf het stapeltje correspondentiekaarten aan Judith. ‘Daar staat alles op.’
‘Verhaal kuil. Dode Duitse soldaat. Vrouw met kar. Stilte in gevangenis. Koffiehuizen.’ Judith haalde haar schouders op. ‘Ik moet het materiaal eerst zien,’ zef ze.
Op het bed maakten ze twee stapeltjes. Links de perfotapes, rechts de losse filmstukken. Aan de hand van de nummering op de kaartjes zochten ze de corresponderende rolletjes bij elkaar. Judith legde de stroken op de montagetafel synchroon.
Twee uur lang keken ze naar de bevende beelden op het scherm. Clara had uit de keuken een tafeltje gehaald en het naast de montagetafel gezet. Daar lagen nu in drie keurige rijtjes de zwarte plastic rolletjes met de stukken film en perfotape. Drie rechte rijtjes. Plakkertjes met nummers erop. Zo zag het er heel ordelijk uit.
‘Wat vind je ervan?’
‘Hoe moet dat in godsnaam ooit een film worden,’ zei Judith.
‘Ik had gedacht…’ Clara’s stem stokte. Ze had wel wat gedacht, maar nu ze haar gedachten moest formuleren kon ze er opeens geen woorden voor vinden. ‘Misschier moet het ook helemaal geen film worden.’
Judith las verstrooid in het stapeltje correspondentiekaartjes. ‘Een volgorde,’ mompelde ze. ‘Er moet toch een volgorde voor te bedenken zijn, een vorm.’
‘Ik bedoel dat we uit laten komen dat het maar fragmenten zijn, een soort gefilmde notities,’ zei Clara.
‘Maar dan nog,’ zei Judith. ‘Er ontbreekt gewoon te veel.’
‘Dit is wat we hebben. Tomas heeft wel gezegd dat hij nog wel dingen wil toelichten. Misschien dat we, als we een bandrecorder hebben, dat we hem dan nog dingen kunnen laten vertellen en die er dan gewoon met zwartbeeld tussen zetten.’
J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)
De Vlaamse schrijver en journalist Chris De Stoop werd geboren op 14 januari 1958 in Sint-Gillis-Waas. Zie ook alle tags voor Chris de Stoop op dit blog.
Uit: Dit is mijn hof
“Alle vee is nu van de wei en alleen de bulldozer blijft buiten achter in de regen, die gaandeweg overgaat in natte sneeuw. Binnen is het behaaglijk tussen de dampende koeienlijven. Maar we praten niet zoals vroeger met voldoening na over de hele operatie, we rakelen niet eindeloos op hoe hachelijk het wel was en hoe wild ze waren en hoeveel geluk we hadden dat we de beesten weer in de stal kregen, nee.
‘Het boeren is bijna afgelopen,’ zegt mijn broer voor de zoveelste keer, met op zijn gezicht een mengsel van schrik en wrok. ‘Ze willen ons weg.’
‘Nog lang niet,’ zeg ik.
We zwijgen en kijken de stal rond, waarin het verval stilaan merkbaar wordt in de kromme buizen en roestige drinkbakken. De koeien zijn al gaan liggen, dicht bij elkaar, met hun zware koppen op elkaars buik. Ze kijken met glanzende ogen naar ons terug. Hun adem is zichtbaar als wolken stoom. De jonge vaarzen zitten nog vol onrust. Soms kunnen ze het niet houden van de schurft en schuren ze zich tegen de muren. Soms krommen ze hun rug en steken ze hun staart omhoog om pletsend te pissen en te schijten. Het spat tot op ons gezicht.
‘Brave beesten,’ zeg ik verkrampt, om hem te paaien. ‘Een mooi, gesloten en gezond zoogkoeienbedrijf, wat wil een boer nog meer?’
‘Ze hebben de schijterij,’ zegt hij. ‘En de boerderij draait niet meer.”
Chris De Stoop (Sint-Gillis-Waas, 14 januari 1958)
De Britse schrijver en journalist Edward St Aubyn werd geboren op 14 januari 1960 in Cornwall. Zie ook alle tags voor Edward St Aubyn op dit blog.
Uit: Never Mind
“The chateau, as Yvette called what the Melroses called an old farmhouse, was built on a slope so that the drive was level with the upper floor of the house. A wide flight of steps led down one side of the house to a terrace in front of the drawing room.
Another flight skirted the other side of the house down to a small chapel which was used to hide the dustbins. In winter, water gurgled down the slope through a series of pools, but the gutter which ran beside the fig tree was silent by this time of year, and clogged with squashed and broken figs that stained the ground where they had fallen.
Yvette walked into the high dark room and put down the laundry. She switched on the light and began to divide the towels from the sheets and the sheets from the tablecloths. There were ten tall cupboards piled high with neatly folded linen, none of it now used. Yvette sometimes opened these cupboards to admire this protected collection. Some of the tablecloths had laurel branches and bunches of grapes woven into them in a way that only showed when they were held at certain angles. She would run her finger over the monograms embroidered on the smooth white sheets, and over the coronets encircling the letter ‘V’ in the corner of the napkins. Her favourite was the unicorn that stood over a ribbon of foreign words on some of the oldest sheets but these too were never used, and Mrs Melrose insisted that Yvette recycle the same poor pile of plain linen from the smaller cupboard by the door.
* * *
Eleanor Melrose stormed her way up the shallow steps from the kitchen to the drive. Had she walked more slowly, she might have tottered, stopped, and sat down in despair on the low wall that ran along the side of the steps. She felt defiantly sick in a way she dared not challenge with food and had already aggravated with a cigarette. She had brushed her teeth after vomiting but the bilious taste was still in her mouth. She had brushed her teeth before vomiting as well, never able to utterly crush the optimistic streak in her nature. The mornings had grown cooler since the beginning of September and the air already smelt of autumn, but this hardly mattered to Eleanor who was sweating through the thick layers of powder on her forehead. With each step she pushed her hands against her knees to help her forward, staring down through huge dark glasses at the white canvas shoes on her pale feet, her dark pink raw-silk trousers like hot peppers clinging to her legs.”
Edward St Aubyn (Cornwall, 14 januari 1960)
De Japanse schrijver Yukio Mishima werd geboren op 14 januari 1925 in Tokyo. Zie ook ook alle tags voor Yukio Mishima op dit blog.
Uit: Thirst for Love
“When a captive lion steps out of his cage, he comes into a wider world than the lion who has known only the wilds. While he was in captivity, there were only two worlds for him – the world of the cage, and the world outside the cage. Now he is free. He roars. He attacks people. He eats them. Yet he is not satisfied, for there is no third world that is neither the world of the cage nor the world outside the cage.”
(…)
“No one’s words can compete with this mercilessly powerful rain. The only thing that can compete with the sound of this rain, that can smash this deathlike wall of sound, is the shout of a man who refuses to stoop to this chatter, the shout of a simple spirit that knows no words.”
(…)
“She drank like a drowning man helplessly swallowing sea water, in accordance with some law of nature. To ask for nothing means that one has lost one’s freedom to choose or reject. Once having decided that, one has no choice but to drink anything — even sea water….
Afterwards, however, Etsuko felt none of the nausea of a drowning person. Until the moment of her death, it seemed, no one would know she was drowning. She did not call out — she was a woman bound and gagged by her own hand.”
Yukio Mishima (14 januari 1925 – 25 november 1970)
De Chinese schrijfster Anchee Min werd geboren in Shanghai op 14 januari 1957. Zie ook alle tags voor Anchee Min op dit blog.
Uit: Becoming Madame Mao
« You are a historian, Nah. You should document my role in the revolution. I want you to demonstrate my sacrifices and contributions. Yes, you can do it. Forget about what your father will think about you. He is dead. I wonder what’s happened to his ghost. I wonder if it rests in its grave. Watch out for his shadow.
The hands to strangle me are creeping up fast. I can feel them at my throat. That’s why I am telling you this. I am not afraid of death if I know my spirit will live through the tip of your fountain pen to the lips of the people, generations to come. Tell the world the story of a heroine. If you can’t print your manuscript in China, take it outside. Don’t let me down. Please.
You are not a heroine, Mother! I hear my daughter fire back. You are a miserable, mad and sick woman. You can’t stop spreading your disease. Like Father said, you have dug so many graves that you don’t have enough bodies to lay in them!
Their dinner has turned cold. Nah stands up and kicks away her chair. Her elbow accidentally hits the table. A dish falls. Breaks. Pieces of ceramics scatter on the floor. Grease splatters on the mother’s shoe. You have killed me, Nah. Madame Mao suddenly feels short of breath. Her hand grips the edge of the table to prevent herself from falling.
Pretend that you never had me, Mother.
You can’t disown your mother!”
Anchee Min (Shanghai, 14 januari 1957)
De Oostenrijkse dichter en schrijver, musicus en cabaretier Martin Auer werd geboren op 14 januari 1951 in Wenen. Zie ook alle tags voor Martin Auer op dit blog.
Uit:Manchmal hört es nie zu regnen auf
“Herr Balaban und seine kleine Tochter Selda kamen auf dem Bahnhof einer fremden Stadt an.
„Entschuldigen Sie bitte“, sprach Herr Balaban einen Mann an, „was halten Sie von der Ausländerfrage?“
„Oh“, sagte der Mann, „ich bin unseren ausländischen Mitbürgern sehr dankbar, dass sie uns die schweren Arbeiten abnehmen, die niemand sonst machen will.“
„Vielen Dank!“ sagte Herr Balaban, und wandte sich an einen anderen: „Verzeihen Sie, was halten denn Sie von der Ausländerfrage?“
Der Mann sagte: „Wissen Sie, ich finde, dass unsere ausländischen Mitbürger frische Farben in das Bild unserer Stadt bringen und unsere Kultur mit neuen Impulsen bereichern!“
„Danke schön“, sagte Herr Balaban und wandte sich an einen dritten Mann: „Was bitte, halten Sie von der Ausländerfrage?“
„Also wenn Sie mich fragen, mir wär’s lieber, wenn die alle zu Hause bleiben und uns in Ruhe lassen würden!“
„Oh“, strahlte Herr Balaban, „endlich ein ehrlicher Mensch. Würden Sie bitte einen Moment auf unsere Koffer aufpassen? Ich muss die Kleine da aufs Klo bringen!“
Martin Auer (Wenen, 14 januari 1951)
De Nederlandse dichter en schrijver Isaäc da Costa werd geboren in Amsterdam op 14 januari 1798. Zie ook alle tags voor Isaäc da Costa op dit blog.
Heimwee
Kennst du das Land?
Kent gij het land, waar hoog de ceder wies?
een adem Gods door ’t moerbeiboomdal blies?
van ’t eêlste bloed de bruine druifrots zwol?
de olijftak glom, van malse koornen vol?
Kent gij dat land? daarheen, daarheen,
o leidsman mijner vaadren! voer mijn schreên!
Kent gij de stad? Haar hoog en heerlijk huis
maalde, eeuwen door, bij palm- en lofgeruis,
met offerbloed, in ’t heiligdom gebracht,
de Redder af, door eigen volk geslacht.
Verstrooide schaar, daarheen, daarheen!
de Rijkstad ligt niet voor altoos vertreên.
Kent gij het volk? Zijn doden leven weer,
Zijn stammen gaan weer opwaart, God ter eer.
Zijn oog aanschouwt wiens hart zijn misdrijf brak.
Vergeving stroomt uit d’ ader, die ’t doorstak.
Daarheen, o aard, de blik! daarheen
Uw heil vangt aan bij ’t einde zijner weên!
Isaäc da Costa (14 januari 1798 – 28 april 1860)
Zie voor nog meer schrijvers van de 14e januari ook mijn blog van 14 januari 2011 deel 2 en eveneens deel 3.